Waar de rechter wel en niet voor dient - Hoofdinhoud
In zijn tv-programma ‘Hofstad en land’ gaf Rutger Castricum onlangs aandacht aan drie voorbeelden van organisaties die zich, in hun wanhoop over het overheidsbeleid, voornamen hun heil te gaan zoeken bij de rechter.
Allereerst was daar de bekende actievoerder Johan Vollebroek, die door een gang naar de rechter de provincie Noord-Brabant wil dwingen om de vergunning aan een kippenboer in te trekken. Deze houdt zijn stikstof producerende 30.000 kippen veel te dicht bij een Natura 2000-gebied. Acht jaar geleden, toen de boer de vergunning aanvroeg, had de provincie volgens Vollebroek al geen vergunning mogen afgeven.
Tweede casus: de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) dreigde recent met een procedure voor de rechter, omdat zij meent dat de gemeentelijke jeugdzorg door het Rijk volslagen ondermaats wordt vergoed.1) Tot twee keer toe was de vraag van de gemeentebesturen aan een soort van arbitrage voorgelegd, maar vergeefs. De laatste keer (in 2024) had een commissie onder leiding van oud-minister Tamara van Ark i (VVD) nog eens vastgesteld dat de gemeenten gelijk hadden. Let wel: ‘een soort van arbitrage’, want het ging om een ‘zwaarwegend advies’ maar niet om een ‘bindend advies’. Het zag er lang naar uit dat ook dit door het Rijk niet zou worden gevolgd en vervolgens dreigde de VNG met de gang naar de rechter.
In het kader van de Voorjaarsnota kwam het kabinet alsnog over de brug. Het volgde het advies-Van Ark weliswaar niet ‘van kaft tot kaft’, zoals de VNG had geëist maar wel zodanig dat de VNG van procederen afzag. Aan een andere eis van de VNG, verhoging van de middelen in het Gemeentefonds (ter voorkoming van een ernstige terugval daarvan vanaf 2026) was op de valreep ook ten dele tegemoet gekomen. De VNG vond dat het glas halfvol was en dat een beroep op de rechter onvoldoende reden meer had.
Derde casus: de gezamenlijke universiteiten stappen naar de rechter wegens de miljardenbezuinigingen op het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek. Geen enkel protest hielp; alleen de gang naar de rechter bleef over. De universiteiten achten hun procedure gerechtvaardigd, omdat nog in 2024 de vorige minister van OCW, Robert Dijkgraaf, een akkoord had gesloten met de instellingen over de bedragen die nodig zouden zijn om in de komende jaren onderwijs en onderzoek op peil te houden. De universiteiten vonden: de regering houdt zich niet aan de afspraken en derhalve beschouwen wij de bezuinigingen als onrechtmatig.
Allemaal heel begrijpelijk, maar is de rechter daarvoor gemaakt? Om beleid dat belanghebbenden als verwerpelijk beschouwen onrechtmatig te verklaren? De actie van Vollebroek komt onmiskenbaar het dichtste bij de relevante vraag naar onrechtmatig handelen van de overheid. Onduidelijk is wat er moet gebeuren als de rechter Vollebroek in het gelijk stelt.
In het geval van de VNG was er een ‘zwaarwegend advies’, maar als de regering meent dat zij beschikt over zwaarwegende motieven om dat advies niet te volgen en de Kamers aanvaarden dit betoog, heeft de rechter dan nog ruimte om tot onrechtmatigheid te concluderen? Al zou hij in dit geval kunnen wijzen op de uiterst kritische opmerkingen die over het regeringsbeleid zijn gemaakt door de Eerste Kamer, maar zij accepteerde het wel.
Iets dergelijks speelt zich af rond de wetenschapsbegroting. De universiteiten kunnen wijzen op het recente akkoord met minister Dijkgraaf i. Zijn opvolger Bruins i is echter geconfronteerd met een verslechtering van de financiële situatie en nieuwe afspraken in het coalitieakkoord. Dus zag hij zich gedwongen tot straffe bezuinigingen. Die werden vervolgens door de Tweede en de Eerste Kamer geaccepteerd. Een beroep op de rechter riskeert vergeefs te zijn, eenvoudig omdat de bevoegde (begrotings)wetgever heeft beslist. Het (niet bindende) akkoord met Dijkgraaf is daarmee van tafel.
Afgezien van het (magere?) akkoord met de gemeenten, gaat het om kwesties waarbij de regering zich wellicht moreel verwerpelijk gedraagt – ook nog eens zonder door de beide Kamers effectief te zijn gecorrigeerd. Maar moraal is iets anders dan recht en dus is een beroep op het recht verkeerd geadresseerd. Ernstiger is dat de rechter in een positie wordt gebracht waarin hij geen goed meer kan doen. Dat is iets wat wij de rechter, die toch al erg kwetsbaar is geworden, niet behoren aan te doen.
-
1)Financiering van de jeugdzorg vindt in beginsel plaats door de kosten ervan onder te brengen in de jaarlijkse rijksuitkering aan gemeenten in het ‘Gemeentefonds’. Gemeenten hebben immers te weinig middelen om zelf jeugdzorg te bekostigen. Aan het Gemeentefonds en de financiële verhouding tussen Rijk en gemeenten zal ik in mijn column binnenkort nader aandacht geven.