Kabinet-Van Zuylen van Nijevelt/Van Heemstra (1861-1862)

Met dank overgenomen van Parlement.com.

Dit gemengd conservatief-liberale kabinet werd geleid door J.P.P. baron van Zuylen van Nijevelt, een schoonzoon van de vorige kabinetsleider J.J. Rochussen i. Van Zuylen was een voormalige medestander van Thorbecke i die allengs conservatiever was geworden. Na zijn aftreden in november 1861 werd de minister van Binnenlandse Zaken, Van Heemstra, kabinetsleider. Van Heemstra was samen met Rochussen formateur van het kabinet geweest. Ook de gematigd liberale minister van Koloniën Loudon behoorde tot de vooraanstaande figuren in het kabinet.

Het kabinet was weinig populair in de Tweede Kamer. In november 1861 werd eerst de begroting van Binnenlandse Zaken verworpen. Het kabinet werd vervolgens ten val gebracht, doordat op 21 december 1861 de Tweede Kamer via een amendement van de liberaal Ter Bruggen Hugenholtz i met 37 tegen 25 stemmen de begroting voor 'Onvoorziene Uitgaven' met de helft verminderde.

Het kabinet trad op 14 maart 1861 aan en werd op 31 januari 1862 afgelost door het tweede kabinet-Thorbecke i.

 

Het conservatieve Tweede Kamerlid Wintgens i zei op 25 november 1861 over de reeks kabinetten die sinds 1853 aan het bewind waren geweest:

"Wij vonden na 1853 achtereenvolgens: gemis van beginselen, verzaking van beginselen, vergissing omtrent beginselen, fusie van beginselen, goochelspel met beginselen, misverstand omtrent beginselen."

1.

Data en feiten formatie

datum wat wie tot en met dagen
16 februari 1861 benoeming (in)formateur S. baron van Heemstra en J.J. Rochussen 11 maart 1861 24
12 maart 1861 benoeming (in)formateur J.P.P. baron van Zuylen van Nijevelt 14 maart 1861 3
14 maart 1861 beëdiging nieuwe bewindslieden Koning Willem III 16 december 1861 278
17 december 1861 kabinet demissionair   31 januari 1862 46
1 februari 1862 ontslag verleend Koning Willem III    

2.

Samenstelling kabinet

Buitenlandse Zaken
minister: Mr. J.P.P. baron van Zuylen van Nijevelt ('pragmatisch' liberaal) (14 maart 1861 - 10 november 1861)
minister a.i.: Mr. M.P.H. Strens (liberaal) (10 november 1861 - 31 januari 1862)

Justitie
minister: Mr. M.H. Godefroi ('pragmatisch' liberaal)

Binnenlandse Zaken
minister: Mr. S. baron van Heemstra ('pragmatisch' liberaal)

Financiën
minister: Jhr.Mr. J.G.H. van Tets van Goudriaan (liberaal)

Oorlog
minister: Jhr. E.A.O. de Casembroot (conservatief)

Marine
minister: W.J.C. ridder Huyssen van Kattendijke (technocraat)

Koloniën
minister: Mr. J. Loudon (liberaal)

Zaken der Rooms-Katholieke Eredienst
minister: Mr. M.P.H. Strens (liberaal)

Zaken van de Hervormde en andere Erediensten, behalve die der Rooms-Katholieke
minister: Mr.Dr. J.A. Jolles (liberaal)

3.

Mutaties

Van Zuylen van Nijevelt trad in november 1861 af, omdat zijn conservatieve opvattingen op koloniaal gebied niet werden gedeeld door de andere ministers en door de koning.

4.

Bijzonderheden en wetgeving

  • Het kabinet erkende Victor Emanuel als koning van Italië, het land dat door Garibaldi in 1860 werd gesticht na strijd tegen het koninkrijk van de twee Sicilies. Omdat de kerkelijke staat daardoor werd bedreigd, lag erkenning gevoelig bij de katholieken.
  • De Eerste Kamer verwierp een wijziging van de Postwet, omdat zij vreesde dat de verlaging van de porto te nadelig was voor de schatkist.

De belangrijkste wet van het kabinet waren:

  • de Wet op de raad van state (1861)

    Door deze wet was de Raad van State niet langer adviesorgaan van de Koning. Over alle wetsvoorstellen en maatregelen van inwendig bestuur moet de Raad advies uitbrengen. Voorstellen tot vernietiging van besluiten van Provinciale of Gedeputeerde Staten of van gemeentebesturen worden aan de Raad voorgelegd. Een afzonderlijke afdeling onderzoekt geschillen van bestuur.

  • de Wet op de nationale militie (1861)

    Deze wet bepaalde dat de militie (het leger) zoveel mogelijk uit vrijwilligers moeste worden samengesteld, maar dat zij voltallig werd gemaakt door loting uit ingezetenen van 20 jaar. Het jaarlijkse contigent was 11.000. Een deel daarvan (600 man) werd bestemd voor de dienst op zee. Er waren vrijstellingen wegens ongeschiktheid, broederdienst en voor enige zoons. De militieraad deed uitspraak over een verzoek tot vrijstelling. Plaatsvervanging van uitgelotenen tegen betaling (remplacering) was mogelijk.