Brief minister en staatssecretaris met de geannoteerde agenda voor de Interne Markt-, Consumenten- en Toerismeraad van 30 november 2000 - Interne Marktraad

Deze brief is onder nr. 145 toegevoegd aan dossier 21501-01 - Interne Marktraad i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Interne Marktraad; Brief minister en staatssecretaris met de geannoteerde agenda voor de Interne Markt-, Consumenten- en Toerismeraad van 30 november 2000 
Document­datum 07-11-2000
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST49236
Kenmerk 21501-01, nr. 145
Van Economische Zaken (EZ)
Buitenlandse Zaken (BUZA)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2000–2001

21 501-01 21 501-15 21 501-25

Interne Marktraad Consumentenraad Toerismeraad

Nr. 145

BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 november 2000

Hierbij gaat u toe de geannoteerde agenda voor de Interne Markt-Consumenten- en Toerismeraad van 30 november a.s.

De Minister van Economische Zaken, A. Jorritsma-Lebbink

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, D. A. Benschop

Toerisme en duurzame ontwikkeling (presentatie van de resultaten van een seminar in Lille van 22 november 2000)

Het Franse voorzitterschap organiseert een seminar over Toerisme en Duurzame Ontwikkeling in Lille op 22 november as. De resultaten van dit seminar zullen gepresenteerd worden tijdens de Raad.

Het Franse initiatief volgt ontwikkelingen in de EU. De Commissie heeft een groep van deskundigen uit de Lidstaten benoemd, de zogenaamde High-level Group (HLG), om contouren voor mogelijke toeristische ontwikkelingen en speerpunten aan te geven. Het HLG-rapport is begin 1999 in Berlijn gepresenteerd en heeft geleid tot de instelling van 5 werkgroepen met deskundigen, die de aanbevelingen van het HLG-rapport in concrete voorstellen moeten omzetten. De te behandelen onderwerpen zijn:

  • • 
    informatievoorziening, m.n. via nieuwe technologie
  • • 
    verbetering van toerisme: onderwijs en opleidingen
  • • 
    verbetering van kwaliteit
  • • 
    duurzaam toerisme
  • • 
    ICT

De Commissie hoopt het interim-rapport van deze werkgroepen aan de Raad te kunnen voorleggen.

Nederland is geen voorstander van een communautair beleid op gebied van toerisme, maar kan Europese initiatieven die er op gericht zijn de eigen verantwoordelijkheid van de sector te stimuleren van harte ondersteunen.

Nederland zal de presentatie van de Commissie voor kennisgeving aannemen.

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake algemene productveiligheid, strekkende tot vervanging van de bestaande Richtlijn 92/59/EG i inzake algemene productveiligheid (doc. COM(2000)139 def i/2)

In opdracht van de Commissie voerde de universiteit van Leuven in oktober 1999 een studie uit naar de toepassing van de bestaande richtlijn Algemene Productveiligheid (richtlijn APV 92/59/EG). Hieruit bleek dat de toepassing per lidstaat nogal verschilde. Eén en ander was voornamelijk het gevolg van de vele onduidelijkheden in de definities, de reikwijdte en de procedures van de bestaande richtlijn. Uit voornoemde studie kwam tevens naar voren dat de bestaande richtlijn APV een aantal belangrijke elementen ontbeerde om tot een optimale bescherming van de consument tegen onveilige producten te komen.

Het thans voorliggende voorstel beoogt de bestaande richtlijn APV te vervangen en valt in twee delen uiteen.

Enerzijdsstrekt het voorstel tot verduidelijking en aanscherping van een aantal onderdelen van de huidige richtlijn. Zo wordt duidelijker verwoord wat de precieze verhouding is tussen de APV-richtlijn en productveiligheids-richtlijnen voor specifieke productcategorieën zoals machines, cosmetica en levensmiddelen. Tevens worden de procedures voor de «rapid alert»-meldingen en de spoedmaatregelen helderder omschreven en wordt de positie van de diverse comités daarin (adviserend en regelgevend) duidelijker gemaakt.

Het voorstel kent anderzijdseen aantal uitbreidingen t.o.v. de huidige APV-richtlijn, waardoor onder andere de reikwijdte van de richtlijn wordt vergroot. De huidige richtlijn beperkt zich vooralsnog tot producten (food en non-food) die specifiek voor de consument zijn ontworpen en bestemd. Voorgesteld wordt de reikwijdte van de bestaande richtlijn uit te breiden met:

  • • 
    producten die in het kader van dienstverlening aan consumenten ter beschikking worden gesteld om door die consumenten zelf te worden gebruikt (professionele zonnebanken, fitness-apparatuur) en;
  • • 
    producten die specifiek voor professioneel gebruik bestemd zijn maar die inmiddels ook door consumenten kunnen worden aangeschaft, zoals professioneel gereedschap (dit om te vermijden dat professionele producten naar de consumentenmarkt «migreren» zonder de nodige aanpassingen).

Andere beoogde uitbreidingen betreffen:

  • • 
    de bevoegdheid voor de overheid om het bedrijfsleven te verplichten een product tot bij de consument terug te nemen («product recall»);
  • • 
    een meldingsplicht voor het bedrijfsleven aan de overheid inzake geleverde onveilige producten;
  • • 
    een exportverbod van onveilige producten naar derde-landen en;
  • • 
    het geven van een wettelijk vermoeden van veiligheid aan alle producten die voldoen aan de (niet verplichte) Europese normen, die door de Commissie in het publicatieblad bekend zijn gemaakt. Dergelijke producten worden vermoed veilig te zijn en hebben daarmee toegang tot de Europese markt.

Het onderwerp is eerder tijdens de Consumentenraad van 17 april jl. besproken. Rechtsbasis van het voorstel is artikel 95 van het EG-verdrag. Tijdens de Raad zal gestreefd worden naar een politiek akkoord hetgeen naar verwachting haalbaar zal zijn. Een eerste lezing van het Europees Parlement, dat op basis van de co-decisieprocedure bij de besluitvorming is betrokken, heeft nog niet plaatsgevonden.

Een duidelijke meerderheid der lidstaten, waaronder Nederland, ondersteunt het voorliggende voorstel. In het – op basis van eerdere bespreking in de Raad en de betrokken Raadswerkgroepen – aangepaste voorstel wordt een goede balans getroffen tussen enerzijdshet verbeteren van een uniforme toepassing door de lidstaten van de bestaande regels door de vele verduidelijkingen in de tekst ten opzichte van Richtlijn 92/59/EG i en anderzijdsde toevoeging van een aantal helder verwoorde nieuwe instrumenten ter verdere verhoging van het beschermingsniveau van de consument tegen onveilige producten.

De Nederlandse inzet in de Raad zal erop gericht zijn voorliggend voorstel, dat een bevredigend onderhandelingsresultaat is, te bekrachtigen.

Europese Voedselautoriteit

Op 8 november jl. heeft de commissie een concept-verordening aangenomen inzake de basisbeginselen voor de Europese voedselwet en de oprichting van de Europese Voedselautoriteit (EVA). Verwacht wordt dat de Commissie tijdens de Raad alleen zal ingaan op oprichting en vesti-gingslokatie van de EVA.

De EVA heeft als voornaamste doel het beschermen van de volksgezondheid zonder het effectief functioneren van de interne markt in gevaar te brengen. EVA vervult een centrale rol in het voedselveiligheidsbeleid van de commissie en verzorgt onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek op dit terrein. Bovendien wordt EVA verantwoordelijk voor het functioneren van het op te zetten «rapid alert system» voor crisissituaties.

Uit het Commissie-voorstel blijkt dat de Autoriteit binnen drie jaar een verwacht budget zal hebben van 40 miljoen Euro (ca. NLG. 90 miljoen). Verwacht wordt tevens dat de EVA na drie jaar zal beschikken over een staf van ongeveer 250 mensen.

Op dit moment hebben drie lidstaten zich formeel kandidaat gesteld als vestigingsplaats voor EVA; Finland (Helsinki), Italië (Parma) en Spanje (Barcelona). Verwacht wordt dat genoemde Lidstaten tijdens de Raad de kandidatuur van hun steden nader zullen toelichten. Nederland zal kennis nemen van de gepresenteerde argumenten, maar acht het prematuur reeds nu een keuze te maken voor een mogelijke vestigingsplaats. Bij de uiteindelijke bepaling van het Nederlandse standpunt, waarover thans interdepartementaal overleg wordt gevoerd, zullen voor Nederland overwegingen als (geografische) bereikbaarheid alsook de onafhankelijkheid en kwaliteit van de wetenschappelijke infrastructuur en expertise een rol spelen. De Commissie stelt zich ten aanzien van de vestigingsplaats op het standpunt dat de EVA zo dicht mogelijk in de nabijheid van de Brusselse instellingen moet worden gehuisvest. Het is derhalve mogelijk dat zij naast de kandidaten die nu reeds officieel bekend zijn een alternatieve kandidaat zal voorstellen. Namen van mogelijke kandidaten die in dit verband circuleren zijn Luxemburg, Lille en Bonn.

Verwacht wordt dat het Voorzitterschap een nader indicatie zal geven omtrent de besluitvormingsprocedure en de termijn waarbinnen besloten zal worden. Een beslissing over de vestigingsplaats van de EVA zou kunnen worden genomen tijdens de aanstaande Europese Raad van Nice.

Voorzorgsbeginsel (COM 2000/1)

De Commissie heeft een Mededeling opgesteld over het Voorzorgsbeginsel (COM 2000/1). Het Voorzorgsbeginsel is één van de uitgangspunten van het communautair milieubeleid, maar is tot dusver niet nader gedefinieerd. Het Voorzorgsbeginsel is vastgelegd in artikel 174, tweede lid, van het EG-verdrag en heeft betrekking op milieu, de gezondheid van mensen en het gebruik van natuurlijke hulpbronnen.

In de Mededeling wordt dit beginsel van toepassing geacht op EU-instel-lingen, en niet direct op de lidstaten. Doordat de instellingen van de EG hun benadering en uitleg van het voorzorgsbeginsel vastleggen, kan een eenduidige toepassing van het beginsel in de besluitvorming van de Gemeenschap worden bereikt. Dit vergroot de betekenis van het beginsel en bevordert de rechtszekerheid. De besluitvorming van de Instellingen kan dan immers aan dit uitgangspunt worden gerelateerd.

De doelstelling van de Mededeling is vierledig:

  • • 
    het vastleggen van de benadering van het voorzorgsbeginsel door de Commissie;
  • • 
    het opstellen van richtsnoeren voor de wijze van toepassing van het beginsel;
  • • 
    het bereiken van een gemeenschappelijk uitgangspunt over het onderzoek naar, de beoordeling van en de informatieverschaffing over risico’s waarover onvoldoende wetenschappelijke gegevens beschikbaar zijn;
  • • 
    het voorkomen van een oneigenlijke gebruik van het beginsel (protectionisme).

Volgens de Mededeling is het voorzorgsbeginsel politiek gezien op verscheidene terreinen aanvaard als basis voor risicomanagement, indien er gegronde redenen zijn om te vrezen dat potentiële gevaren het milieu of de gezond- heid van mensen, dieren en planten zouden kunnen aantasten, maar de beschikbare gegevens geen uitvoerige risico-evaluatie mogelijk maken.

Ten behoeve van ambtelijke bespreking in Brussel is een zgn. Groep Vrienden van het Voorzitterschap in het leven geroepen. Deze zal op basis van Voorzitterschapsvoorstellen een ontwerpresolutie ten behoeve van de Europese Raad in Nice opstellen. Op geïnteresseerde sectorraden zal het Voorzitterschap de stand van zaken in de behandeling uiteenzetten, zo ook tijdens deze Interne Markt, Consumenten en Toerisme Raad.

Het Voorzitterschap zal informatie verstrekken over de voorbereidingen van de Europese Raad van Nice. Ter voorbereiding op de Top van Nice zullen ontwerpconclusies voor de Mededeling aan de Algemene Raad worden voorgelegd.

Middels een brief van de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 17 mei jl. (kenmerk: DIE-314/00) is uw Kamer geïnformeerd over de Nederlandse inzet met betrekking tot genoemde Commissiemededeling.

Overkreditering(informatie van de Commissie over de antwoorden van de lidstaten op de vragenlijst)

Tijdens het openbaar debat over overkreditering van de Consumenten-raad van april 2000 is de Commissie gevraagd een onderzoek te doen naar activiteiten met betrekking tot de bestrijding van overkreditering in de Lidstaten. Naar aanleiding hiervan heeft de Commissie de Lidstaten op 23 mei jl. gevraagd informatie te verstrekken over wettelijke regelingen met betrekking tot overkreditering.

Nederland heeft daartoe de brief van de Minister van SZW van 24 mei jl. aan de Tweede Kamer toegezonden aan de Commissie met als bijlage een notitie over de schuldhulpverlening (Kamerstuk 2000–2001, 24 515, nr. 56). Dit document is behandeld tijdens het AO van 27 september dat door de Tweede Kamer Commissie SZW is gevoerd met de Ministers Vermeend en Korthals. De notitie over schuldhulpverlening gaat verder dan overkredite-ring; het gehele Nederlandse systeem van schuldhulpverlening wordt erin behandeld.

Nederland is geen voorstander van communautair beleid op gebied van overkreditering, omdat nauwelijks sprake is van grensoverschrijdende problematiek. Daarnaast is Nederland van mening dat overkreditering onderdeel uitmaakt van een breder verband namelijk integrale schuldhulpverlening.

De Commissie zal tijdens de Raad een verslag doen van de resultaten van het onderzoek.

Nederland kan dit verslag ter kennisgeving aannemen.

Voorstel voor een richtlijn van het EP en de Raad betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten en tot wijziging van de richtlijnen (90/619/EEG van de Raad en 97/7/Eg (COM (1998) 468 i, COD/1998/0245)

De richtlijn beoogt volledige harmonisatie van de nationale wetgeving te bewerkstelligen inzake verkoop van financiële dienstverlening (verzekeringen, bancaire diensten, hypotheken, etc.) op afstand (via internet, per post, fax of telefoon).

Gezien de moeizame besluitvorming op werkgroepniveau wordt verwacht dat in de Raad alleen een toelichting komt van het voorzitterschap op de stand van zaken.

Het Franse voorzitterschap heeft recent een aantal wijzigingen voorgesteld waarvoor weinig steun in de Raad was. Deze wijzigingen betreffen de aan de consument te geven informatie voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst. Het belangrijkste knelpunt betreft het niveau van harmonisering. Aangezien tijdens het Franse voorzitterschap nauwelijks vooruitgang is geboekt, is de kans reëel dat in de Raad alleen een voortgangsrapportage besproken zal worden. Politieke besluitvorming zal in dat geval worden uitgesteld naar een volgende Raad.

Nederland is tezamen met Frankrijk, Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk, voorstander van maximum harmonisatie, zoals ook door de Commissie en het voorzitterschap wordt voorgesteld.

Bevordering van het vertrouwen van de consument in elektronische handel (stand der werkzaamheden)

De Commissie zal naar verwachting een presentatie geven van een aantal initiatieven ter versterking van het consumentenvertrouwen in elektronische handel. Tijdens de Consumentenraad van 13 april 2000 gaf Commissaris Byrne reeds een korte presentatie over dit onderwerp. Hierin wees hij o.a. op de noodzaak voor het vergroten van zekerheid voor consumenten en op de noodzaak van het betrekken van alle partijen bij het ontwikkelen van praktisch werkbare geschillenbeslechtingsprocedures.

Inmiddels werkt de Commissie, samen met de «e-confidence core group» – een organisatie van bedrijfsleven en consumentenorganisaties –, aan de ontwikkeling van algemene beginselen voor gedragscodes en keurmerken en aan de ontwikkeling van ADR (Alternative Dispute Resolution). De Commissie is voornemens de resultaten van de werkzaamheden van de «e-confidence group» te formaliseren in de vorm van twee aanbevelingen; één over gedragscodes en keurmerken en één over ADR. Naar verwachting zullen voorstellen hiervoor nog niet gereed zijn voor behandeling in de Raad.

  • • 
    De eerste aanbeveling van de Commissie heeft tot doel de vele verschillende gedragscodes en keurmerken te harmoniseren. Het aantal gedragscodes en keurmerken op Internet is de laatste tijd sterk gegroeid. Dit heeft een negatief effect op het vertrouwen van consument in dit instrument. De Commissie is van mening dat zij niet bevoegd is om Codes te vergelijken en te beoordelen. Daarom werkt zij aan het identificeren van «sleutel- bepalingen», aan de hand waarvan lidstaten gedragscodes kunnen accrediteren.
  • • 
    Bij het bevorderen van consumenten-vertrouwen in e-commerce, ziet de Commissie een cruciale rol weggelegd voor Alternatieve Geschillenbeslechting (ADR). ADR kan zorg dragen voor de handhaving van Codes en keurmerken. Tot nu toe ging de aandacht hierbij voornamelijk uit naar arbitrage, maar de Commissie is van mening dat e-com-merce beter gediend is met andere vormen van alternatieve geschillenbeslechting.

Nederland hecht veel belang aan de ontwikkeling van gedragscodes en ADR als instrumenten om het vertrouwen van consumenten te vergroten en juicht de inspanningen van de Commissie op dit gebied dan ook toe. Inhoudelijk zullen de voorstellen van de Commissie te zijner tijd op hun merites worden bezien.

Actieplan: e-Europe 2002: een informatiemaatschappij voor iedereen (Follow-up actieplan ter voorbereiding van de Top in Nice/COM (2000)330 i)

Het voorzitterschap heeft een oriënterend debat geagendeerd over de voortgang in de EU en de lidstaten ten aanzien van de actielijnen uit e-Europe. Meer specifiek zullen waarschijnlijk de indicatoren om deze voortgang te meten aan de orde komen. De Commissie werkt momenteel, op basis van discussies met lidstaten en internationale organisaties als de OESO en Eurostat, aan een voorstel voor e-Europe indicatoren.

Het actieplan e-Europa is op 19/20 juni op de Europese Raad van Feira aangenomen. In het actiepan wordt kort uiteengezet welke activiteiten op het terrein van de informatiemaatschappij vóór 2002moeten worden uitgevoerd, op zowel communautair als nationaal niveau, om de doelstelling zoals geformuleerd in Lissabon te realiseren: namelijk Europa de meest concurrerende en dynamische economie van de wereld te maken. De actielijnen zijn gegroepeerd rond 3 belangrijke doelstellingen:

  • • 
    Een goedkoper, sneller en veilig Internet;
  • • 
    Investeren in mensen en vaardigheden;
  • • 
    Stimuleren van internetgebruik.

Nu het actieplan is aangenomen, is het vooral zaak zo snel mogelijk te starten met het benchmarken van de nationale en communautaire implementatie van het actieplan. Hiertoe is het noodzakelijk dat er duidelijke indicatoren geformuleerd worden. Aan de Europese Raad van Nice zal een tussentijds verslag worden gepresenteerd waarin wordt gerapporteerd over de voortgang in de EU en de lidstaten m.b.t. het e-Europe actieplan.

Het kabinet is hard bezig om de positie van Nederland op het terrein van de informatiemaatschappij te versterken ten opzichte van andere landen in de mondiale ICT-top. Zo vormde de ICT-toets de basis voor de kabinetsnotitie «De Digitale Delta: e-Europe voorbij». Deze is op maandag 6 november aan de Tweede Kamer aangeboden. De Lissabon-agenda is uitgewerkt in de kabinetsnotitie «De Kenniseconomie in Zicht», die met de begrotingsstukken op Prinsjesdag aan de Tweede Kamer is aangeboden.

Nederland verwelkomt de inspanningen van de Commissie om zo snel mogelijk de indicatoren vast te stellen, om zo te kunnen beginnen met het benchmarken van de voortgang in de EU en de Lidstaten. Nederland steunt de actieve aanpak van de Commissie en speelt zelf een actieve rol in de discussie over de opzet van de benchmark. Zo zal de recent uitgebrachte internationale ICT-toets (november 2000), worden vertaald in het Engels en actief worden ingebracht in de discussie over de benchmark. De coherentie met de zogenaamde structurele indicatoren voor toetsing van de implementatie van de Lissabon-strategie dient goed te worden bewaakt.

Forum Interne Markt en de burger (presentatie resultaten van het Forum dat op 28–29 november in Brussel zal worden gehouden)

Bij de vaststelling van de Strategie voor de Interne Markt heeft het Europees Parlement de wens geuit dat een forum wordt georganiseerd met als centraal thema «Burgers en MKB in de Interne Markt». Het Franse voorzitterschap heeft dit idee opgepakt. Het Forum wordt gezamenlijk georganiseerd door het voorzitterschap, de Commissie en het EP. Hoofddoelstelling van het Forum is het in kaart brengen van de ervaringen van burger en MKB met de interne markt. Hieraan dient meer politieke aandacht geschonken te worden. Het ontwerpprogramma voor het Forum concentreert zich op de volgende thema’s: (1) wat zijn de problemen die burgers en MKB tegenkomen op de interne markt en hoe kunnen ze worden opgelost; (2) hoe kan het vertrouwen in en bewustzijn van (de voordelen van) de interne markt bij burger en MKB worden vergroot, en; (3) hoe kan een echte dialoog met burgers tot stand gebracht worden. Nederland beschouwt het Forum als een belangrijk initiatief en zal met belangstelling kennisnemen van de resultaten ervan.

Ontwerp-verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen en organen van de Gemeenschappen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (10 722/00 ECO 227 CODEC 592)

Het betreft een Commissievoorstel voor een verordening op basis van artikel 286 van het EG verdrag. Artikel 286 verklaart de bestaande regels inzake de bescherming van persoonsgegevens (regels die zich tot nu toe uitsluitend tot de lidstaten richtten) ook van toepassing op de communautaire instellingen en organen. Artikel 286 bepaalt tevens dat er een toezichthoudende autoriteit dient te worden opgericht, een soort Registratiekamer op Europees niveau. De voorgestelde verordening dient ter implementatie van artikel 286 EG verdrag.

Raad en Commissie hebben naar aanleiding van de Interne Markt en Consumentenraad van 28 september jl. overeenstemming kunnen bereiken over een compromistekst. De Voorzitter van het verantwoordelijke comité van het Europees Parlement heeft informeel aangeven zich grotendeels te kunnen vinden in het compromis, met uitzondering van een aantal punten. Eén van die punten betreft de door het Europees Parlement gewenste toepassing van de verordening op de tweede en derde pijler. Het Europees Parlement zal in de plenaire van november over de amendementen stemmen.

Nederland kan instemmen met de tekst waarover tussen Raad en Commissie overeenstemming is bereikt. Het wachten is thans op de amendementen van het Europees Parlement. Afhankelijk van de strekking daarvan zal tijdens de Raad van 30 november al dan geen besluitvorming in de Raad plaatsvinden.

Richtlijn houdende coördinatie van procedures voor het plaatsen van opdrachten voor werken, leveringen en diensten (Oriënterend debat, COM (2000) 275 def i./2) en Richtlijn houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsten van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening en vervoer (Gedachtewisseling, COM (2000) 276 def i)

Op dit moment bestaan er vier aparte richtlijnen die de procedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten reguleren (de richtlijnen diensten, leveringen, werken en nutssectoren). Naar aanleiding van de teleurstellende resultaten met betrekking tot zowel de uitvoering als de economische opbrengst van de bestaande richtlijnen, heeft de Commissie in 1998 een Mededeling ter zake gepubliceerd. Hierin werden maatregelen aangekondigd die de gewenste economische resultaten zouden moeten garanderen, en de bestaande instrumenten moesten aanpassen aan het veranderde economisch klimaat. Eén van deze maatregelen betreft de voorliggende voorstellen die in juli jl. door de Commissie zijn gepubliceerd.

De doelstelling van de nieuwe Commissievoorstellen is vierledig. Het gaat om: (1) verduidelijking (2) modernisering (3) vereenvoudiging en (4) flexibilisering van de bestaande Europese regelgeving. Deze doelstellingen heeft de Commissie uitgewerkt in de richtlijnvoorstellen:

In het voorstel betreffende diensten, leveringen en werken (COM (2000) 275 def i./2)wordt van de bestaande drie aparte richtlijnen één nieuwe gemaakt. Daarnaast worden de richtlijnen flexibeler en eenvoudiger gemaakt zodat meer aangesloten kan worden op de verschillende behoeften van aanbestedende diensten en ondernemers. Hierbij spelen de volgende onderwerpen een belangrijke rol:

  • • 
    transparantie inzake gunningcriteria;
  • • 
    invoeren van de mogelijkheid tot het aangaan van raamovereenkomsten;
  • • 
    vergroten van de mogelijkheden voor elektronisch aanbesteden;
  • • 
    technische specificaties, nu ook in de vorm van functionele eisen;
  • • 
    introductie competitieve dialoog als nieuw element;
  • • 
    transparantie inzake selectiecriteria.

In het voorstel betreffende nutssectoren (COM (2000) 276 def i.)wordt de telecommunicatiesector uit de reikwijdte van de richtlijn verwijderd. Ook stelt de Commissie een verandering van de definitie van speciale en exclusieve rechten voor. Daarnaast wordt een mechanisme in het leven geroepen om activiteiten die onder volledige concurrentie vallen, uit te zonderen van de werking van de richtlijn. Als laatste stelt de Commissie voor de uitzondering met betrekking tot aankoop van brandstoffen voor productie van energie, af te schaffen.

Momenteel zijn er verscheidene lidstaten (m.n. Verenigd Koninkrijk, Duitsland, België, Oostenrijk, Spanje) van mening dat er nog te veel haken en ogen aan de richtlijnvoorstellen kleven. Andere landen zoals Nederland, Italië, Ierland, Portugal en Finland zijn weliswaar voorstander van de uitgangspunten van de voorstellen, maar achten de kwaliteit van de huidige tekst nog niet toereikend. Niet alle landen hebben zich al uitgesproken over de voorstellen.

Nederland steunt in het algemeen het streven van de Europese Commissie om de concurrentie tussen leveranciers uit de gehele EU voor het verwerven van overheidsopdrachten te vergroten, omdat dit tot een efficiënter gebruik van middelen leidt en zo een gunstige invloed zal hebben op de kwaliteit van overheidsdiensten, de economische groei, het concurrentievermogen en de werkgelegenheid. In dit licht onderschrijft Nederland een verduidelijking en vereenvoudiging van de bestaande Europese aanbestedingsregels. De vraag is echter of de voorgestelde samenvoeging van de richtlijnen voor leveringen diensten en werken daadwerkelijk hiertoe zal leiden. De voorgestelde codificatie leidt weliswaar tot vereenvoudiging, maar daarnaast wordt ook regelgeving toegevoegd die niet altijd relevant is.

Nederland is voorstander van verduidelijking, vereenvoudiging en flexibilisering van de bestaande Europese aanbestedingsregels.

Diensten van algemeen belang (debat/ Com (2000) 580 def)

Het Voorzitterschap wenst een voortzetting en verdieping van het vorige debat in de Raad.

Onder diensten van algemeen belang worden verstaan diensten die essentieel zijn voor het dagelijks leven, zoals water, elektriciteit, post-, vervoer-, en telecommunicatiediensten. De Commissie heeft onlangs een Mededeling over dit onderwerp gepubliceerd (COM(2000)580 i/def.). De in deze mededeling geformuleerde doelstelling is, te verzekeren dat burgers toegang hebben tot de best mogelijke diensten van algemeen belang.

Nederland stelt zich op het standpunt dat het verzelfstandigen en privatiseren van diensten van algemeen belang in beginsel gunstige gevolgen heeft voor de consument. Met name in de fasen van het overgangsproces waarin nog geen of onvoldoende concurrentie plaatsvindt en de consument nog afhankelijk is van één aanbieder, bestaat er een rol voor de overheid om voorzieningen te treffen. Het treffen van voorzieningen is mede afhankelijk van specifieke kenmerken van en ontwikkelingen op een bepaalde (deel)markt. Het hangt van de technologische en economische karakteristieken van een sector af voor welke modaliteit wordt gekozen. Een goede rechtspositie voor de consument staat daarbij voorop.

Met betrekking tot de vraag hoe het communautaire recht zich verhoudt tot het recht van de Lidstaten op het terrein van de diensten van algemeen belang, kan Nederland de analyse van de Commissie zoals neergelegd in voornoemde Mededeling volledig onderschrijven. Artikel 86, lid 2, EG-Verdrag biedt het nodige evenwicht tussen de diensten van algemeen belang en de bepalingen inzake mededinging en de interne markt en verduidelijkt onder welke voorwaarden van de regels van de interne markt mag worden afgeweken.

Gewijzigd voorstel voor een Verordening van de Raad betreffende Gemeenschapsmodellen (Goedkeuring door de Raad/Com (2000)/660 def)

Deze verordening ligt ter stemming voor aan de Raad. De Raad zal op basis van unanimiteit besluiten. Het streven van het Frans voorzitterschap is te komen tot goedkeuring van het voorstel. Het Parlement is betrokken op basis van de adviesprocedure.

De Europese Commissie heeft op 20 oktober 2000 een gewijzigd voorstel voor een Verordening inzake het Gemeenschapsmodel ingediend bij de Raad. De Commissie heeft in 1993 een eerste voorstel gepubliceerd inzake Gemeenschapsmodellen, maar deze werd in de ijskast gezet. Men wilde namelijk in 1993 eerst de Richtlijn inzake de rechtsbescherming van modellen afronden, die in oktober 1998 tot stand is gekomen. Deze richtlijn harmoniseert het nationale modellenrecht van de lidstaten.

Met de verordening voor een Gemeenschapsmodel wordt beoogd een recht op een tekening of model te creëren, dat uniform voor de gehele EU wordt verleend. Via één aanvraagprocedure wordt een Gemeenschapsmodel verkregen dat voor de gehele EU dezelfde bescherming geniet. Het tekeningen- of modellenrecht is een onderdeel van industriële eigendom en heeft betrekking op de bescherming van de nieuwe vormgeving van industriële producten (variërend van koffiezet-apparaten tot textielprints). Tot nu toe wordt het recht alleen nationaal toegekend door de lidstaten.

De verordening bevat enerzijds grotendeels dezelfde artikelen over het modellenrecht die al in de Modellenharmonisatierichtlijn zijn vastgelegd en leunt anderzijds sterk op de Gemeenschapsmerkenverordening die in december 1993 tot stand is gekomen. Evenals reeds het geval is met deze Merkenverordening zal de Modellenverordening worden uitgevoerd door het Bureau voor Harmonisatie in de Interne Markt (merken, tekeningen of modellen) (BHIM) gevestigd te Alicante, Spanje. Voor merken is dit bureau op 1 april 1996 in functie getreden Aangezien dat systeem naar tevredenheid functioneert en een groot succes is gebleken, zijn de dienovereenkomstige bepalingen uit de Merkenverordening letterlijk overgenomen in de onderhavige verordening, met enkele aanpassingen die nodig waren wegens het specifieke karakter van het modellenrecht.

Grote Nederlandse belangen zijn bij de Modellenverordening overigens niet in het geding. Wel staat de Nederlandse industrie positief tegenover de gedachte om een Gemeenschapsmodel in het leven te roepen.

Binnen de Raad zijn er nog twee politieke onderwerpen die besproken moeten worden. Het gaat om de zogenaamde «reparatieclausule» en het «niet-ingeschreven model». De reparatieclausuleregelt de bescherming van onderdelen die gebruikt worden voor de reparatie van samengestelde voorwerpen (vooral auto-onderdelen zoals buitenspiegels, bumpers etc.). De discussie gaat over de vraag of deze onderdelen geheel van registratie en bescherming uitgesloten moeten worden, of alleen als ze gebruikt worden voor reparatie. Deze laatste variant ligt het dichtste bij de dienovereenkomstige reparatieclausule uit de Modellenharmonisatierichtlijn. Ten aanzien van de reparatieclausule zou Nederland graag zien dat de verordening zo dicht mogelijk de modellenharmonisatierichtlijn volgt om redenen van eenduidige regelgeving.

Met betrekking tot het niet-ingeschreven modelbiedt de concept-verordening bescherming zonder dat registratie nodig is. Deze bescherming bedraagt slechts drie jaar en biedt bescherming tegen namaak. Dit model is vooral bedoeld voor branches die per seizoen grote hoeveelheden voorwerpen produceren die voor bescherming in aanmerking komen en voor wie registratie een te grote administratieve en financiële belasting zou betekenen (vooral de textielbranche). Nederland is een voorstander van het niet-ingeschreven model. Nederland heeft begrip voor de positie van deze branches en wil hen daarin graag tegemoet komen. De betrokken belangen zijn zorgvuldig afgewogen, doordat er tegenover eenvoudig te verkrijgen modelrecht, een slechts beperkte bescherming staat.

Met inachtneming van het bovenstaande is Nederland voorstander van de spoedige totstandkoming van de verordening.

Gemeenschapsoctrooi (stand van werkzaamheden en oriënterend debat/COM (2000)412 def i)

De Commissie zal verslag doen van de stand van de werkzaamheden rondom het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende het Gemeenschapsoctrooi. Vervolgens zal een oriënterend debat volgen. Tijdens eerdere besprekingen in de Raad zijn met name aan de orde gekomen het onderhandelingsmandaat dat de Commissie nodig heeft voor toetreding tot het Europees Octrooiverdrag, de geschillenbeslechting en het talenregime.

De Commissie komt met voorliggend voorstel tegemoet aan de opdracht van de Europese top van Lissabon (maart jl.) te streven naar een verordening voor een Gemeenschapsoctrooi die ultimo 2001 van kracht zou moeten zijn. Met invoering van een Gemeenschapsoctrooi, waardoor het mogelijk wordt met één octrooiaanvraag één octrooi te verkrijgen dat geldt voor het gehele territoir van de Europese Unie, wordt een substantiële kostenverlaging beoogd, met name in vertaalkosten.

De Commissie stelt voor dat het Europees Octrooibureau, dat nu het Europees octrooi verleent, ook het gemeenschapsoctrooi zal gaan verlenen. De Commissie acht het noodzakelijk dat zij toetreedt tot het Europees Octrooiverdrag om het doel van de verordening te bereiken. Voor toetreding heeft zij een onderhandelingsmandaat nodig van de Raad. Over dit mandaat zal tijdens de Raad worden besloten. Nederland is van mening dat de Europese Commissie een mandaat gegeven moet worden dat ertoe strekt dat de Commissie kan deelnemen aan werkzaamheden die verband houden met haar toekomstige status en met rechten en plichten binnen de organen van de Europese Octrooiorganisatie. Institutioneel is Nederland van mening dat de Commissie zich niet dient uit te spreken namens de lidstaten voordat hierover door de Raad een besluit is genomen.

Tevens wordt voorgesteld een exclusief bevoegde gecentraliseerde rechterlijke instantie op communautair niveau op te richten voor geschillen met betrekking tot Gemeenschapsoctrooien. Dit met het oog op eenheid van recht, coherentie van rechtspraak en rechtszekerheid binnen het gehele EU-territorium. Een dergelijke instantie ontbreekt in het systeem van het Europees octrooi, waar thans de diverse nationale rechters afzonderlijk voor hun eigen nationale rechtsgebied verantwoordelijk zijn voor de geschillenbeslechting. Voor het voorstel van de Commissie is een wijziging van het Europees Verdrag noodzakelijk en het Franse voorzitterschap heeft hiervoor een voorstel gedaan. Dit voorstel zal mogelijk tijdens de IGC in Nice aan de orde komen. Nederland is net als een aantal andere Lidstaten voorstander van een rechterlijke instantie in tweede aanleg op communautair niveau die zich zal richten op geschillen met betrekking tot gemeenschapsoctrooien. Over de rechtspleging in eerste aanleg verschillen de landen nog van mening. Nederland is voor communautaire rechtspraak in eerste aanleg, maar dan wel decentraal en niet centraal, met het oog op laagdrempelige toegang voor de rechtzoekenden.

De Commissie stelt voor dat één van de werktalen van het Europees Octrooibureau (Frans, Duits, of Engels) wordt gebruikt voor de octrooiaanvraag en voor andere stukken met betrekking tot het aangevraagde of verleende octrooi. Het nieuwe Gemeenschapsoctrooi is geldig zodra het in één van de genoemde officiële talen van het Europees Octrooibureau is verleend en gepubliceerd, met een vertaling van de conclusies in de twee andere officiële talen. Er is dus slechts sprake van een gedeeltelijke vertaling.

Het talenregime zal nog uitgebreid in de Raad moeten worden besproken. Vast staat al wel dat niet alle landen zonder meer zullen instemmen met de voorgestelde keuze. Met name de landen die niet een van de voorgestelde werktalen als landstaal voeren, zien een zekere achterstelling, die mogelijk enige compensatie zou moeten opleveren (bijvoorbeeld in kostenreductie).

Nederland is voorstander van een snelle totstandkoming van het Gemeenschapsoctrooi en zal hiertoe een constructieve bijdrage leveren in de Raad.

Actieplan n.a.v. Groenboek over de bestrijding van namaak en piraterij in de interne markt (nieuwe mededeling van de Commissie, nog niet gepubliceerd)

De Europese Commissie heeft in oktober 1998 een groenboek gepresenteerd over de bestrijding van namaak en piraterij in de Interne Markt. Hierin vraagt de Commissie aandacht voor de groeiende internationale omvang en de vele negatieve gevolgen van namaak en piraterij op het gebied van goederen en diensten die beschermd worden door rechten van intellectueel eigendom. De doelstelling van het groenboek was bij lidstaten en ondernemingen te polsen of het noodzakelijk is dat op communautair niveau maatregelen worden genomen om namaak en piraterij in de Interne Markt te bestrijden. De reacties op deze consultatie waren eenduidig: Communautaire actie is noodzakelijk gezien de omvang en het grensoverschrijdend karakter van het probleem. De Commissie staat op het punt hierover een mededeling te publiceren, waarin een programma van actiepunten wordt voorgesteld voor de komende jaren. Tijdens de Raad zal deze mededeling gepresenteerd worden.

De Nederlandse regering heeft destijds ook een reactie naar de Commissie gestuurd, waarin ze inging op diverse vragen uit het groenboek. Dit document is op 9 maart 1999 naar de Voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken van de Tweede Kamer gestuurd en op 27 april 1999 heeft de Commissie hierover overleg gevoerd met de staatssecretaris van EZ en de minister van Justitie.

NL is voorstander van maatregelen op communautair niveau die noodzakelijk zijn om namaak- en piraterij op doeltreffende wijze aan te pakken en zal kennis nemen van de presentatie van de Commissie.

Scoreboard voor de Interne Markt

De Commissie zal tijdens de Raad de zevende versie van het «Scoreboard voor de Interne Markt» presenteren. Het Commissiedocument is thans nog niet voor handen. Nog onbekend is dan ook waar Nederland staat ten opzichte van de andere Lidstaten voor wat betreft de omzetting van Europese regelgeving naar nationale wetgeving. In de vorige versie van het scoreboard (mei 2000) stond Nederland nog op een vierde plek, hoewel in de periode 1998–2000 het percentage niet-omgezette richtlijnen een stijgende lijn te zien gaf. Het is voor Nederland van belang dat deze opwaartse trend wordt omgebogen.

Gezamenlijk programma van de drie Voorzitterschappen

De Raad zal van gedachten wisselen over het gezamenlijke programma van het huidige Franse en de twee aanstaande Voorzitterschappen, respectievelijk het Zweedse en het Belgische. Doel van de gedachtenwis-seling is de Raad te informeren over de algemene prioriteiten en de richting waarin het werk binnen de Raad zich over het komende jaar zal ontwikkelen. Er is geen besluitvorming voorzien. Gebruikelijk is dat het Voorzitterschap ten behoeve van de Raadsdiscussie een notitie voorbereidt. Deze is thans nog niet beschikbaar.

Diversen/eventueel

Onder het agendapunt «diversen» zal de Commissie naar alle waarschijnlijkheid presentaties geven over de onderwerpen «Interne Markt-strategie voor Diensten» en de «traceerbaarheid van genetisch gemodificeerde organismen (GMO’s)». Documenten hierover zijn nog niet voor handen. Als «eventueel» staat voorts geagendeerd het onderwerp «Statuut Europese Vennootschap». Behandeling van dit onderwerp is nog onzeker.

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.