Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake voorschriften met betrekking tot emissie- grenswaarden en typegoedkeuring voor in niet voor de weg bestemde mobiele machines gemonteerde verbrandingsmotoren

1.

Kerngegevens

Document­datum 29-09-2014
Publicatie­datum 01-10-2014
Kenmerk 13690/14
Van Secretary-General of the European Commission, signed by Mr Jordi AYET PUIGARNAU, Director
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Raad van de Europese Unie

Brussel, 29 september 2014 (OR. en)

13690/14

Interinstitutioneel dossier: 2014/0268 (COD) i

ENT 208 ENV 790 MI 710 CODEC 1898

VOORSTEL

van: de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

ingekomen: 25 september 2014

aan: de heer Uwe CORSEPIUS, secretaris-generaal van de Raad van de

Europese Unie

Nr. Comdoc.: COM(2014) 581 final i

Betreft: Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake voorschriften met betrekking tot emissiegrenswaarden

en typegoedkeuring voor in niet voor de weg bestemde mobiele machines gemonteerde verbrandingsmotoren

Hierbij gaat voor de delegaties document COM(2014) 581 final i.

Bijlage: COM(2014) 581 final i

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 25.9.2014 COM(2014) 581 final i

2014/0268 (COD) i

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake voorschriften met betrekking tot emissiegrenswaarden en typegoedkeuring voor in niet voor de weg bestemde mobiele machines gemonteerde verbrandingsmotoren

(Voor de EER relevante tekst)

{SWD(2014) 281 final} {SWD(2014) 282 final} TOELICHTING

1. A CHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Algemene context

Onder niet voor de weg bestemde mobiele machines valt een groot aantal typen verbrandingsmotoren, gemonteerd in machines zoals kleine draagbare apparatuur, bouwmachines en generatoraggregaten of treinstellen, locomotieven en binnenschepen. Deze motoren dragen aanzienlijk bij aan luchtvervuiling en zijn verantwoordelijk voor zo'n 15 % van de uitstoot van stikstofoxide (NO x ) en 5 % van de uitstoot van deeltjes (PM) in de EU.

De emissiegrenswaarden voor deze motoren zijn momenteel vastgesteld in Richtlijn 97/68/EG i. Die richtlijn is meermaals gewijzigd, maar uit verschillende technische evaluaties is gebleken dat de wetgeving in de huidige vorm tekortkomingen vertoont. Het toepassingsgebied is te beperkt, aangezien een aantal motorcategorieën er niet in is opgenomen. Bij de wijziging van de richtlijn in 2004 werden voor het laatst nieuwe emissiefasen vastgesteld, en die zijn niet langer overeenkomstig de huidige stand van de techniek. Bovendien is er sprake van een discrepantie tussen de emissiegrenswaarden voor bepaalde motorcategorieën.

Tenslotte is er recentelijk overtuigend bewijs gevonden van de nadelige gevolgen voor de gezondheid van de uitstoot van dieseluitlaatgassen, en in het bijzonder van deeltjes (d.w.z. dieselroet). Een van de belangrijkste bevindingen is dat de grootte van de deeltjes een cruciale rol speelt in de waargenomen gevolgen voor de gezondheid. Deze kwestie kan alleen worden opgelost door middel van op een telling van het deeltjesaantal gebaseerde grenswaarden (d.w.z. PN-limiet). Daarom, en overeenkomstig de ontwikkelingen in de sector wegvervoer, leek het voor de meest relevante motorcategorieën wenselijk om een nieuwe emissiefase vast te stellen (fase V), die naast grenswaarden voor deeltjesmassa ook gericht zou zijn op grenswaarden voor deeltjesaantallen.

Motivering en doel van het voorstel

Met het voorstel wordt beoogd de menselijke gezondheid en het milieu te beschermen, en de goede werking van de interne markt in niet voor de weg bestemde mobiele machines te garanderen. Ook wordt aandacht besteed aan een aantal aspecten op het gebied van concurrentievermogen en naleving.

Overeenkomstig het beleid van de EU inzake luchtkwaliteit is het doel om de emissies van nieuwe motoren die op de markt worden geïntroduceerd geleidelijk te verminderen en daarmee de oudere, meer vervuilende motoren in de loop der tijd te vervangen. Dit zal naar verwachting leiden tot een zeer aanzienlijke algemene emissieverlaging, maar de verlaging per categorie zal verschillen naar gelang de striktheid van de specifieke voorschriften op dit moment.

Naar verwachting zal het voorstel ook de druk op de lidstaten verlichten om aanvullende regelgevende actie te ondernemen die schadelijk zou kunnen zijn voor de interne markt. Tot slot dient het voorstel belemmeringen voor buitenlandse handel weg te nemen middels geharmoniseerde regels en een vermindering van de regelgevende belemmeringen die voortkomen uit uiteenlopende emissievoorschriften, in het bijzonder met het oog op het dichter bij elkaar brengen van de voorschriften in de EU en in de VS.

Ten slotte draagt dit voorstel bij aan het concurrentievermogen van de Europese industrie door de bestaande typegoedkeuringswetgeving te vereenvoudigen, de transparantie te verbeteren en de administratieve lasten te verminderen.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

De bestaande emissievoorschriften voor motoren voor niet voor de weg bestemde mobiele machines zijn vastgelegd in Richtlijn 97/68/EG i van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1997 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines (PB L 59 van 27.2.1998, blz. 1).

In het ontwerpvoorstel en de uitvoerings- en gedelegeerde handelingen zullen de in de bovengenoemde richtlijn vastgelegde bestaande voorschriften worden overgenomen en verbeterd, na een technische evaluatie van een aantal substantiële tekortkomingen. Vergeleken met de bestaande wetgeving zal het voorstel voor een verordening:

– nieuwe emissiegrenswaarden introduceren die overeenstemmen met de technologische vooruitgang en het EU-beleid in de sector wegvervoer, teneinde de luchtkwaliteitsdoelstellingen van de EU te vervullen;

– het toepassingsgebied uitbreiden, met het oog op een verbetering van de harmonisering van de markt (in de EU en internationaal) en het tot een minimum beperken van het risico op marktverstoringen;

– maatregelen introduceren voor het vereenvoudigen van administratieve procedures en het verbeteren van handhaving, met inbegrip van voorwaarden voor beter markttoezicht.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU

Het voorstel in kwestie beoogt de bescherming van het milieu te verbeteren door de bestaande emissiegrenswaarden bij te werken en hun toepassingsgebied uit te breiden waar dat wenselijk is. Tegelijkertijd moet het zorgen voor een goed functioneren van de interne markt, en onnodige lasten voor bedrijven die daarin opereren en internationaal opereren, verwijderen. Het voorstel stemt derhalve volledig overeen met de Europa 2020-strategie en de strategie voor duurzame ontwikkeling van de EU.

In dat kader sluit het initiatief in kwestie aan bij de volgende, meer specifieke doelstellingen en beleid:

– Het zesde milieuactieprogramma 1 van de EU, dat "luchtkwaliteitniveaus

die geen significante negatieve effecten en risico's voor de gezondheid van de mens en voor het milieu tot gevolg hebben" nastreeft.

– De thematische strategie inzake luchtverontreiniging 2 die voorziet in een

alomvattend EU-beleidskader voor de beperking van de schadelijke invloed van luchtverontreiniging op de volksgezondheid en het milieu voor de periode tot 2020.

Richtlijn 2001/81/EG i betreffende nationale emissieplafonds waarin wettelijk bindende grenswaarden zijn vastgesteld voor totale toelaatbare uitstoot van

verschillende luchtverontreinigende stoffen op niveau van de lidstaten.

1 Besluit nr. 1600/2002/EG van 22 juli 2002.

2 COM(2005) 446 i van 21 september 2005.

Volgens de in het kader van die richtlijn verstrekte gegevens hebben 12 lidstaten die limieten in 2010 overschreden en zullen problemen zich blijven voordoen op het gebied van naleving, ook al is de situatie iets verbeterd.

Richtlijn 2008/50/EG i betreffende de luchtkwaliteit waarin wettelijk bindende

grenswaarden voor de concentraties in de buitenlucht van belangrijke

luchtverontreinigende stoffen als deeltjes en stikstofdioxide.

– Het Witboek vervoer 3 van 2011, in het bijzonder met betrekking tot schonere binnenvaart en spoorwegvervoer.

Strengere vereisten voor verbrandingsmotoren in niet voor de weg bestemde mobiele machines zouden op positieve wijze bijdragen aan de doelstellingen van al het bovengenoemd beleid.

Tot slot sluit het voorstel ook aan bij de actualisering van het industriebeleid van 2012 4 en zou het een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan technische harmonisatie in het kader van de handelsbesprekingen tussen de EU en de VS (TTIP).

2. R AADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbende partijen

Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten

Bij de opstelling van het voorstel heeft de Commissie de belanghebbenden op de volgende wijzen geraadpleegd:

– Er heeft een openbare raadpleging via internet plaatsgevonden, waarin alle aspecten van het voorstel aan bod zijn gekomen. Er werden antwoorden ontvangen van nationale en regionale autoriteiten van de lidstaten (ministeries, agentschappen), beroepsverenigingen, industriële ondernemingen, niet-gouvernementele organisaties en sociale partners.

– Naast de openbare raadpleging op internet is een hoorzitting van de belanghebbenden georganiseerd op 14 februari 2013 in Brussel, waarbij zo'n 80 deelnemers aanwezig waren.

– In het kader van verschillende effectbeoordelingsstudies die in het verleden door externe consultanten zijn uitgevoerd, zijn belanghebbenden uitgenodigd deel te nemen en opmerkingen in te sturen.

– Het voorstel is besproken in verschillende bijeenkomsten van de Werkgroep emissies van motoren voor niet voor de weg bestemde mobiele machines (GEME) van de Commissie, waarin vertegenwoordigers van de sector, ngo's, de lidstaten en de Commissie samenkomen.

Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden

Er heeft een openbare raadpleging plaatsgevonden van 15 januari 2013 tot en met 8 april

2013 (12 weken). Hiervoor werd een speciale webpagina 5 opgezet en hebben de diensten van

3 COM(2011) 144 i van 28 maart 2011.

4 COM(2012) 582 i van 10 oktober 2012.

de Commissie een raadplegingsdocument van 15 pagina's opgesteld, waarin de belangrijkste kwesties, onderzoeksresultaten en mogelijke werkwijzen werden beschreven. In totaal werden 69 antwoorden ontvangen.

Bijlage II bij het verslag over de effectbeoordeling bevat een gedetailleerde analyse van de resultaten, en de individuele antwoorden zijn beschikbaar op de webpagina van de raadpleging.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Betrokken wetenschaps- en kennisgebieden

Voor het voorstel moesten verschillende beleidsopties en de daaraan gerelateerde

economische, maatschappelijke en milieueffecten worden beoordeeld.

Gebruikte methode

De Commissie heeft verschillende studies uitgevoerd en regelmatig belanghebbenden geraadpleegd wat betreft de haalbaarheid van nieuwe emissiegrenswaarden en de behoefte om nieuwe fasen te introduceren voor uitlaatemissies op basis van technologische

vooruitgang. De effectbeoordeling bouwt voort op de volgende externe studies 6 :

– Een door het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (JRC) uitgevoerde en in twee delen ingediende technische evaluatie van de richtlijn, die in deel 1 een overzicht van emissie-inventarissen voor niet voor de weg bestemde mobiele machines bevat. Deel 2 is onder andere gericht op motoren met elektrische ontsteking (kleine benzinemotoren en motoren voor sneeuwscooters) en analyseert onder andere emissieinventarissen

en de verkoop op de markt van bouw- en landbouwmachines.

– Een effectbeoordeling van ARCADIS N.V. beoordeelt het effect van de in de technische evaluatie van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek ontwikkelde beleidsopties. In een aanvullende studie door dezelfde contractant werd specifiek gekeken naar de gevolgen voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's). Naast de sociale en economische gevolgen werden de gevolgen voor het milieu en de gezondheid ook beoordeeld in de studie.

– Een studie van Risk & Policy Analysis (RPA) en Arcadis evalueert de huidige bijdrage van de sector niet voor de weg bestemde mobiele machines aan de emissie van broeikasgassen. In de studie wordt ook gekeken of het haalbaar is de emissiegrenswaarden voor motoren met variabel toerental uit te breiden naar motoren met constant toerental, en naar de optie om de grenswaarden voor uitlaatgasemissies overeen te doen stemmen met de waarden in de VS.

5 http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/automotive/documents/consultations/2012-emissions href="http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/automotive/documents/consultations/2012-emissions-nrmm/index_en.htm">nrmm/index_en.htm

6 http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/mechanical/non-road-mobile-machinery/publications href="http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/mechanical/non-road-mobile-machinery/publications-studies/index_en.htm">studies/index_en.htm

– De in opdracht van DG MOVE uitgevoerde Panteia-studie 7 analyseert de

situatie in de binnenvaartsectoren en beoordeelt specifieke maatregelen voor het verminderen van de emissies van het vervoer over de binnenwateren.

Het werk aan de effectbeoordeling werd gevolgd en gestuurd door een interdepartementale stuurgroep die in 2013 vier keer bijeenkwam. Alle betrokken diensten van de Commissie werden uitgenodigd om aan deze groep deel te nemen. Het JRC ondersteunde het analytische werk verder met een onderzoeksproject over de effecten van grenswaarden voor het deeltjesaantal (PN) voor bepaalde motorcategorieën.

Wijze waarop het deskundigenadvies beschikbaar is gemaakt voor het publiek

De verslagen van bovengenoemde studies zijn beschikbaar op de website van DG Ondernemingen en Industrie.

Effectbeoordeling

Drie belangrijke beleidsopties werden in detail beoordeeld. Deze omvatten elk verschillende subopties voor de motorcategorieën en -toepassingen die al onder de EU-wetgeving voor niet voor de weg bestemde mobiele machines vallen of in de toekomst binnen het toepassingsgebied daarvan kunnen vallen. Naast het scenario van ongewijzigd beleid zijn deze opties:

Optie 2: Overeenstemming met de normen in de VS voor het toepassingsgebied en de grenswaarden.

Optie 3: Een stap in de richting van de ambitieniveaus voor de sector wegvervoer, voor de meest relevante emissiebronnen.

Optie 4: Verhoogd ambitieniveau middels verbeterde toezichtbepalingen.

In het analytisch ontwerp was echter al in beschouwing genomen dat een combinatie van elementen van de verschillende opties mogelijk de voorkeur verdient. De kostenbatenanalyse werd uitgevoerd in afzonderlijke modules die het hergroeperen van elementen mogelijk maken.

Niet-wetgevende opties (zoals een vrijwillige overeenkomst met de bedrijfstak) zijn overwogen, maar in de eerste analyse werd geconcludeerd dat een dergelijke aanpak niet geschikt zou zijn voor het vervullen van de doelstellingen van dit initiatief. Die beslissing werd gebaseerd op de overweging dat emissiegrenswaarden voor motoren voor niet voor de weg bestemde mobiele machines naar verwachting niet doeltreffend zijn en geen gelijk speelveld kunnen garanderen voor alle marktdeelnemers tenzij ze juridisch bindend zijn.

De effectbeoordeling werd goedgekeurd door de effectbeoordelingsraad na de presentatie ervan op 20 november 2013.

  • 3. 
    J URIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

    Samenvatting van de voorgestelde maatregel

7 http://ec.europa.eu/transport/modes/inland/studies/inland_waterways_en.htm

Het voorstel voorziet in een aanzienlijke verbetering van het typegoedkeuringssysteem voor motoren voor niet voor de weg bestemde mobiele machines met betrekking tot de technische voorschriften voor emissies middels het vaststellen van striktere niveaus en het introduceren van de "opsplitsing in niveaus".

Het voorstel zal, door middel van de gedelegeerde handelingen waarin het voorziet, de nieuwe dwingende voorschriften inzake fase V-emissiegrenswaarden voor motoren in detail vaststellen. In de krachtens dit voorstel vastgestelde gedelegeerde handelingen zal in het bijzonder het volgende worden opgenomen:

– gedetailleerde technische voorschriften voor de testcycli;

– procedures voor technische tests en metingen;

– gedetailleerde regelingen en vereisten voor de in het kader van deze verordening toegekende uitzonderingen;

– gedetailleerde bepalingen voor typegoedkeuringsprocedures.

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Subsidiariteitsbeginsel

Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing aangezien het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen.

Aangezien het voorstel betrekking heeft op wijzigingen aan bestaande EU-wetgeving, kan alleen de EU hier doeltreffend handelen. Daarnaast kunnen de beleidsdoelstellingen niet voldoende worden vervuld door maatregelen van de lidstaten.

Er zijn maatregelen van de Europese Unie nodig om het vóórkomen van belemmeringen van de interne markt te vermijden, met name op het gebied van motoren voor niet voor de weg bestemde mobiele machines, ook vanwege de transnationale aard van luchtvervuiling. Hoewel de gevolgen van de voornaamste luchtverontreinigende stoffen ernstiger zijn dicht bij de bron, zijn de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet beperkt tot plaatselijk niveau, en grensoverschrijdende vervuiling is een ernstig milieugerelateerd probleem dat de doeltreffendheid van nationale oplossingen kan wegnemen. Teneinde het probleem van luchtverontreiniging op te lossen is gecoördineerde actie op EU-niveau noodzakelijk.

Het vaststellen van emissiegrenswaarden en typegoedkeuringsprocedures op nationaal niveau zou kunnen leiden tot een lappendeken van 28 verschillende regelingen, hetgeen een ernstige belemmering zou vormen voor het handelsverkeer binnen de Unie. Bovendien zou het een aanzienlijke administratieve en financiële last vormen voor fabrikanten die op meer dan één markt actief zijn. De doelstellingen van dit initiatief kunnen derhalve niet worden verwezenlijkt zonder actie op EU-niveau.

Tot slot is een geharmoniseerde aanpak op EU-niveau naar verwachting de meest kostenefficiënte manier voor fabrikanten en eindgebruikers om de emissieverlagingen te bewerkstelligen.

Het voorstel voldoet derhalve aan het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheidsbeginsel

Het voorstel om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Zoals uit de effectbeoordeling blijkt, is het voorstel in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, omdat het niet verder gaat dan nodig is om de goede werking van de interne markt te garanderen en tegelijk voor een hoog niveau van openbare veiligheid en milieubescherming te zorgen.

De vereenvoudiging van de regelgeving zal een aanzienlijke bijdrage leveren tot het terugdringen van de administratieve kosten voor de nationale instanties en het bedrijfsleven.

Keuze van instrumenten

Voorgesteld(e) instrument(en): verordening.

Andere instrumenten zouden om de volgende redenen ongeschikt zijn.

Richtlijn 97/68/EG i is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd. Omwille van de duidelijkheid, voorspelbaarheid, rationaliteit en vereenvoudiging, stelt de Commissie voor om Richtlijn 97/68/EG i in te trekken en door één verordening en een klein aantal gedelegeerde en uitvoeringshandelingen te vervangen.

Door de keuze voor een verordening wordt er bovendien voor gezorgd dat de betrokken bepalingen rechtstreeks toepasbaar voor fabrikanten, goedkeuringsinstanties en technische diensten en veel sneller en efficiënter kunnen worden bijgewerkt om ze beter aan de technische vooruitgang aan te passen.

Het voorstel is opgezet volgens een "opsplitsing in twee niveaus" die ook al in andere wetsteksten op het gebied van EU-typegoedkeuring van motorvoertuigen is gebruikt. Daarbij komt wetgeving in twee stappen tot stand:

• enerzijds leggen het Europees Parlement en de Raad de fundamentele bepalingen volgens de gewone wetgevingsprocedure vast in een verordening op basis van artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

• anderzijds legt de Commissie de technische specificaties ter uitvoering van de fundamentele bepalingen vast in gedelegeerde handelingen volgens artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

  • 4. 
    G EVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    De kosten die zijn verbonden aan het opzetten van een elektronische databank voor het uitwisselen van informatie met betrekking tot typegoedkeuring zijn al beoordeeld in een in juni 2006 in opdracht van de VN/ECE uitgevoerde haalbaarheidsstudie 8 , en voor auto's bestaat in de EU al een Europees uitwisselingssysteem voor typegoedkeuring (ETAES).

    Hoewel de haalbaarheidsstudie niet werd uitgevoerd op een openbare databank kan nog steeds worden aangenomen dat de kostenbeoordeling een geldige indicatie van de betrokken kosten verschaft.

    De studie voorspelde eenmalige aanloopkosten van tussen de 50 000 en 150 000 EUR en maandelijkse operationele kosten van 5 000 tot 15 000 EUR, afhankelijk van de duur van het

8 T-Systems 2006, Database for the Exchange of Type Approval Documentation (DETA) Feasibility Study.

contract met de dienstverlener. Vergelijkbare maandelijkse kosten zijn voorzien voor het functioneren van een helpdesk, indien gewenst.

  • 5. 
    A ANVULLENDE INFORMATIE

    Simulatie, proeffase en overgangsperiode

    Het voorstel voorziet in algemene en specifieke overgangsperiodes om zowel fabrikanten van motoren en machines als administraties voldoende tijd te gunnen.

    Voor de overgang van de huidige emissienormen naar de nieuwe emissiefase wordt een recent ontwikkelde overgangsregeling voorgesteld die aanzienlijk eenvoudiger is op administratief gebied voor fabrikanten van motoren en machines, en tegelijkertijd de lasten voor de nationale goedkeuringsinstanties ingrijpend verlicht.

    Met betrekking tot toezicht op de emissieprestatie van in gebruik zijnde motoren zijn proefprogramma's voorgesteld teneinde passende testprocedures te ontwikkelen.

    Vereenvoudiging

    Het voorstel voorziet in een vereenvoudiging van de wetgeving.

    Een extreem complexe richtlijn inzake emissies van motoren voor niet voor de weg bestemde mobiele machines met 15 bijlagen, die 8 keer is gewijzigd zonder herschikking, wordt ingetrokken.

Het voorstel vereenvoudigt de administratieve procedures voor overheidsinstanties. Het voorstel is opgenomen in het programma van de Commissie voor de modernisering en

vereenvoudiging van het acquis communautaire en in het wetgevingsprogramma van de Commissie, onder referentie 2010/ENTR/001.

Intrekking van bestaande wetgeving

De vaststelling van het voorstel heeft de intrekking van bestaande wetgeving tot gevolg.

Europese Economische Ruimte

De voorgestelde maatregel betreft een onderwerp dat onder de EER-overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte.

2014/0268 (COD) i

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake voorschriften met betrekking tot emissiegrenswaarden en typegoedkeuring voor

in niet voor de weg bestemde mobiele machines gemonteerde verbrandingsmotoren

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 9 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure 10 ,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De interne markt omvat een gebied zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal moet worden gewaarborgd. Hiertoe zijn maatregelen voor het verminderen van luchtvervuiling door motoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines vastgesteld in Richtlijn

97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad 11 . De inspanningen voor de

ontwikkeling en de werking van de interne markt van de Unie moeten worden voortgezet.

(2) De interne markt moet gebaseerd zijn op transparante, eenvoudige en consistente regelgeving die rechtszekerheid en duidelijkheid biedt ten bate van zowel het bedrijfsleven als de consument.

(3) Voor een eenvoudigere en snellere vaststelling van de wetgeving voor EU- typegoedkeuring voor motoren is een nieuwe regelgevende aanpak geïntroduceerd. De wetgever stelt de fundamentele regels en beginselen vast en bevoegt de Commissie om gedelegeerde handelingen met betrekking tot verdere technische details vast te stellen. Wat de materiële voorschriften betreft, moeten in deze verordening daarom alleen fundamentele bepalingen inzake de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes worden vastgesteld en moet de bevoegdheid om de technische specificaties in gedelegeerde handelingen vast te leggen aan de Commissie worden overgedragen.

(4) Bij Verordening (EU) nr. 167/2013 i van het Europees Parlement en de Raad 12 is al een

regelgevend kader vastgesteld voor de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen. Gezien de overeenkomsten tussen de onderwerpen en de positieve ervaring met de toepassing van Verordening (EU) nr. 167/2013 i moeten veel van de rechten en plichten die in die verordening zijn vastgesteld, in aanmerking worden genomen wat betreft niet voor de weg bestemde machines. Het is echter van cruciaal belang dat een aparte reeks regels wordt vastgesteld, teneinde volledig

9 PB L …

10 PB L …

11 Richtlijn 97/68/EG i van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1997 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines (PB L 59 van 27.2.1998, blz. 1).

12 Verordening (EU) nr. 167/2013 i van het Europees Parlement en de Raad van 5 februari 2013 inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen (PB L 60 van 2.3.2013, blz. 1).

rekening te houden met de specifieke vereisten voor in niet voor de weg bestemde mobiele machines te monteren motoren.

(5) In deze verordening moeten materiële voorschriften worden opgenomen met betrekking tot emissiegrenswaarden en EU-typegoedkeuringsprocedures voor in niet voor de weg bestemde mobiele machines te monteren motoren. De belangrijkste elementen van de desbetreffende voorschriften van deze verordening zijn gebaseerd op de resultaten van de door de Commissie uitgevoerde effectbeoordeling van 20 november 2013 en de analyse van verschillende opties door de mogelijke voor- en nadelen met betrekking tot de economische, sociale, milieu- en veiligheidsaspecten tegen elkaar af te zetten. Bij deze analyse kwamen zowel kwalitatieve als kwantitatieve aspecten aan bod. Nadat de verschillende opties waren vergeleken, werden de voorkeursopties aangewezen en gekozen om de basis voor deze verordening te vormen.

(6) Het doel van deze verordening is geharmoniseerde regels voor EU-typegoedkeuring van in niet voor de weg bestemde mobiele machines te monteren motoren vast te stellen om de goede werking van de interne markt te waarborgen. Daartoe moeten nieuwe emissiegrenswaarden worden vastgesteld die overeenstemmen met de technologische vooruitgang en het beleid van de Unie in de sector wegvervoer, met het oog op de verwezenlijking van de EU-doelstellingen inzake luchtkwaliteit en de vermindering van emissies van niet voor de weg bestemde mobiele machines, hetgeen leidt tot een meer proportioneel aandeel in emissies van machines in verhouding tot emissies van wegvoertuigen. Het toepassingsgebied van de EU-wetgeving op dit vlak moet worden uitgebreid, teneinde de harmonisering van de markt op EU-niveau en op internationaal niveau te verbeteren en het risico op marktverstoring tot een minimum te beperken. Deze verordening beoogt verder het huidige regelgevingskader te vereenvoudigen, middels maatregelen voor het vereenvoudigen van administratieve procedures, en de algemene voorwaarden voor handhaving te verbeteren, met name door de regels met betrekking tot markttoezicht te versterken.

(7) De met betrekking tot motoren voor niet voor de weg bestemde machines en secundaire motoren voor voertuigen bestemd voor personen- of goederenvervoer vastgestelde voorschriften moeten de beginselen volgen die zijn vastgesteld in de mededeling van de Commissie van 5 juni 2002 met als titel "Actieplan 'Vereenvoudiging en verbetering van de regelgeving'".

(8) Het zevende algemene milieuactieprogramma van de Unie dat is vastgesteld bij

Besluit nr. 1386/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad 13 wijst erop dat de

Unie is overeengekomen niveaus van luchtkwaliteit te bereiken die niet leiden tot een aanzienlijk negatief effect op, en een gevaar voor de menselijke gezondheid en het milieu. Bij de Unie-wetgeving zijn passende emissiegrenswaarden vastgesteld voor de kwaliteit van de omgevingslucht ter bescherming van de volksgezondheid, en in het

bijzonder van gevoelige personen, alsook voor nationale emissieplafonds 14 . In

aansluiting op haar mededeling van 4 mei 2001 inzake het programma "Schone lucht voor Europa" (CAFE) heeft de Commissie op 21 september 2005 een andere

13 Besluit nr. 1386/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 inzake een

nieuw algemeen milieuactieprogramma voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2020 "Goed leven, binnen de grenzen van onze planeet". (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 171).

14 Besluit nr. 1600/2002/EG; Richtlijn 2008/50/EG i van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (PB L 152 van 11.6.2008, blz. 1).

mededeling goedgekeurd, getiteld "Thematische strategie inzake

luchtverontreiniging". Een van de conclusies van die thematische strategie is dat de

emissies door de vervoersector (vervoer door de lucht, over zee en over het land), door

de huishoudens en door de energie- en de landbouwsector en de industrie verder

moeten worden verminderd om de EU-doelstellingen inzake luchtkwaliteit te

verwezenlijken. In die context moet het verminderen van emissies van in niet voor de

weg bestemde mobiele machines gemonteerde motoren worden benaderd als

onderdeel van een algemene strategie. De fase V-emissiegrenswaarden zijn één van de

maatregelen ter vermindering van de werkelijke emissie van luchtverontreinigende

stoffen tijdens het gebruik, waaronder deeltjes en ozonprecursoren zoals stikstofoxiden

(NO x ) en koolwaterstoffen.

(9) Op 12 juni 2012 heeft de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), middels het internationaal agentschap voor kankeronderzoek, uitlaatgassen van dieselmotoren geherclassificeerd als "kankerverwekkend voor de mens" (Groep 1), op basis van afdoende bewijs dat blootstelling verbonden is met een verhoogd risico op longkanker.

(10) Om de EU-doelstellingen inzake luchtkwaliteit te verwezenlijken, moet onverminderd worden gestreefd naar een vermindering van de motoremissies. Daarom moeten fabrikanten duidelijke informatie krijgen over de toekomstige emissiegrenswaarden alsook een passend tijdschema voor de verwezenlijking en de ontwikkeling van de nodige technische oplossingen.

(11) Bij het vaststellen van emissiegrenswaarden moet rekening worden gehouden met de gevolgen voor het concurrentievermogen van de markten en de fabrikanten, de directe en indirecte kosten voor het bedrijfsleven en de voordelen op verschillende gebieden, zoals de aanmoediging van innovatie, betere luchtkwaliteit, lagere gezondheidskosten en extra levensjaren.

(12) Emissies van motoren van niet voor de weg bestemde mobiele machines hebben een belangrijk aandeel in de totale door de mens veroorzaakte emissies van bepaalde schadelijke luchtverontreinigingen; Motoren die verantwoordelijk zijn voor een aanzienlijk aandeel in luchtvervuiling door stikstofoxiden (NO x ) en deeltjes (PM) moeten binnen het toepassingsgebied van de nieuwe regels voor emissiegrenswaarden vallen.

(13) De Commissie moet emissies waarvoor nog geen regelgeving bestaat en die vrijkomen als gevolg van het toenemende gebruik van nieuwe brandstofformules, motortechnologie en emissiebeheersingssystemen, opnieuw beoordelen. Zo nodig dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel in om deze emissies te reglementeren.

(14) De invoering van voertuigen op alternatieve brandstof, die mogelijk een geringe emissie van NO x en deeltjes hebben, moet worden aangemoedigd. De grenswaarden voor totale koolwaterstoffen moeten derhalve worden aangepast teneinde nietmethaanhoudende koolwaterstoffen en methaanemissies in aanmerking te nemen.

(15) Met het oog op de beheersing van de emissies van ultrafijne deeltjes (0,1 μm en kleiner) moet de Commissie de bevoegdheid worden verleend voor emissies van deeltjes, naast de momenteel gevolgde aanpak op basis van de deeltjesmassa, ook een aanpak op basis van het deeltjesaantal vast te stellen. De aanpak op basis van het deeltjesaantal moet uit de resultaten van het deeltjesmeetprogramma van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) putten en met de bestaande ambitieuze doelstellingen voor het milieu stroken.

(16) Om deze milieudoelstellingen te verwezenlijken dient vermeld te worden dat de grenzen voor het deeltjesaantal moeten beantwoorden aan de beste resultaten die op dit moment met deeltjesfilters behaald kunnen worden met gebruikmaking van de best beschikbare technologie.

(17) De Commissie moet wereldwijd geharmoniseerde testcycli opnemen in de testprocedures die ten grondslag liggen aan de verordeningen betreffende EU-

typegoedkeuring met betrekking tot emissies. Het toepassen van draagbare emissiemeetsystemen voor toezicht op de werkelijke emissie tijdens het gebruik moet ook worden overwogen.

(18) Om de werkelijke emissies tijdens het gebruik beter te kunnen beheersen en om de procedure betreffende de conformiteit tijdens het gebruik te voor te bereiden, dient, binnen een passend tijdschema, een testmethode voor toezicht op de emissieprestatievoorschriften op basis van het gebruik van draagbare emissiemeetsystemen te worden vastgesteld.

(19) De correcte werking van het nabehandelingssysteem, met name in het geval van NO x , is een basisvereiste om aan de grenswaarden inzake verontreinigende emissies te voldoen. In dit verband moeten maatregelen worden vastgesteld die de goede werking garanderen van systemen die gebruikmaken van een reagens.

(20) Motoren die conform zijn met en vallen onder het toepassingsgebied van de nieuwe regelgeving inzake emissiegrenswaarden en EU-typegoedkeuringsprocedures moet in de lidstaten in de handel mogen worden gebracht; die motoren hoeven niet te voldoen aan andere nationale emissiegrenswaarden. De lidstaten die goedkeuring verlenen moeten de nodige controlemaatregelen nemen teneinde de motoren die onder elke EU- typegoedkeuring zijn geproduceerd, te identificeren.

(21) Er moet een beperkt aantal vrijstellingen worden verleend teneinde te beantwoorden aan de specifieke behoeften met betrekking tot het leger, belemmeringen voor toelevering, proeven met prototypen en het gebruik van machines op plaatsen waar ontploffingsgevaar heerst.

(22) De verplichtingen van de nationale autoriteiten die in de bepalingen inzake markttoezicht van deze verordening zijn vastgelegd, zijn specifieker dan de overeenkomstige bepalingen van Verordening (EG) nr. 765/2008 i van het Europees

Parlement en de Raad 15 .

(23) Om te garanderen dat de procedure voor de controle van de conformiteit van de productie, die een van de hoekstenen van het EU-typegoedkeuringssysteem vormt, juist wordt toegepast en naar behoren functioneert, moet de aangewezen bevoegde instantie of een voldoende gekwalificeerde technische dienst die daartoe is aangewezen, geregeld verificaties verrichten bij de fabrikanten.

15 Verordening (EG) nr. 765/2008 i van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).

(24) De Unie is een partij bij de overeenkomst van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en voertuigdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen ("Herziene overeenkomst van 1958").

(25) Bijgevolg moeten de VN/ECE-reglementen en wijzigingen daarop waaraan de Unie, in het kader van de toepassing van Besluit 97/836/EG i, haar goedkeuring heeft gehecht of waartoe de Unie is toegetreden, worden erkend als equivalent aan de in het kader van deze verordening verleende EU-typegoedkeuringen. De Commissie moet dienovereenkomstig worden bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde te bepalen welke VN/ECE-reglementen van toepassing zijn op EU- typegoedkeuringen.

(26) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr.

182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 16 .

(27) Teneinde deze verordening aan te vullen met nadere technische bijzonderheden moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan de Commissie worden overgedragen ten aanzien van motorfamilies, manipulatie, toezicht op emissieprestaties tijdens het gebruik, technische tests en meetprocedures, conformiteit van de productie, afzonderlijke levering van het uitlaatgasnabehandelingssysteem van een motor, motoren voor tests in de praktijk, motoren voor gebruik in gevaarlijke atmosferen, gelijkwaardigheid van typegoedkeuringen voor motoren, informatie voor OEM's en eindgebruikers, zelftesten, normen voor en beoordeling van technische diensten, motoren op volledig en gedeeltelijk gasvormige brandstof, metingen van het deeltjesaantal en testcycli. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij de voorbereiding passend overleg pleegt, onder meer met deskundigen. De Commissie dient bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor te zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

(28) De lidstaten moeten regels vaststellen inzake sancties wegens inbreuken op deze verordening en erop toezien dat deze regels worden uitgevoerd. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

(29) Gezien de doorlopende technische vooruitgang en de laatste bevindingen op het gebied van onderzoek en innovatie is het passend om verdere mogelijkheden voor de vermindering van vervuilende emissies door motoren die zijn gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines te identificeren. Bij deze beoordelingen moet de nadruk liggen op die motorcategorieën die voor het eerst onder het toepassingsgebied van de verordening vallen en op de categorieën waarvoor de emissiegrenswaarden bij deze verordening ongewijzigd blijven.

16 Verordening (EU) nr. 182/2011 i van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(30) Ter wille van de duidelijkheid, voorspelbaarheid en vereenvoudiging en om de lasten voor de fabrikanten van motoren en machines te verminderen, mag deze verordening slechts een beperkt aantal uitvoeringsfasen voor de invoering van strengere emissieniveaus en typegoedkeuringsprocedures omvatten. Het is van essentieel belang de voorschriften tijdig te definiëren om de fabrikanten voldoende aanlooptijd te bieden om technische oplossingen voor in serie geproduceerde motoren te ontwikkelen, te testen en toe te passen en de fabrikanten en de goedkeuringsinstanties in de lidstaten voldoende aanlooptijd te bieden om de nodige administratieve systemen in te voeren.

(31) Richtlijn 97/68/EG i is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd. Ter wille van de duidelijkheid, voorspelbaarheid, rationele ordening en vereenvoudiging, moet Richtlijn 97/68/EG i door een verordening en een klein aantal gedelegeerde en uitvoeringshandelingen worden vervangen. Door de keuze voor de vorm van een verordening wordt ervoor gezorgd dat de bepalingen rechtstreeks op fabrikanten, goedkeuringsinstanties en technische diensten van toepassing zijn en veel sneller en efficiënter kunnen worden bijgewerkt om ze beter aan de technische vooruitgang aan te passen.

(32) Als gevolg van de toepassing van het nieuwe regelgevingskader dat door deze verordening wordt ingevoerd, moet Richtlijn 97/68/EG i worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2017. Deze datum moet de industrie voldoende tijd bieden om zich aan te passen aan de nieuwe bepalingen van deze verordening en aan de technische specificaties en administratieve bepalingen die in op grond van deze verordening vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen worden beschreven.

(33) Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk het vastleggen van geharmoniseerde regels inzake administratieve en technische voorschriften met betrekking tot emissiegrenswaarden en EU-typegoedkeuringsprocedures voor motoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve, gelet op de omvang en de gevolgen ervan, beter verwezenlijkt kunnen worden op het niveau van de Unie, kan de Unie in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel als vervat in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden emissiegrenswaarden vastgesteld voor verontreinigende gassen en deeltjes, alsmede de administratieve en technische voorschriften met betrekking tot EU- typegoedkeuring voor alle in artikel 2, lid 1, vermelde motortypes en motorfamilies.

Bij deze verordening worden tevens de voorschriften vastgesteld voor het markttoezicht op motoren die worden gemonteerd of die bedoeld zijn om te worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines, waarvoor EU-typegoedkeuring moet worden verleend.

Artikel 2

Toepassingsgebied

  • 1. 
    Deze verordening is van toepassing op alle in artikel 4 opgenomen motoren die worden gemonteerd of bedoeld zijn te worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines, met uitzondering van motoren voor uitvoer naar derde landen.
  • 2. 
    Deze verordening is niet van toepassing op motoren voor:
  • a) 
    de voortbeweging van voertuigen als gedefinieerd in artikel 3, punt 13, van

Richtlijn 2007/46/EG i van het Europees Parlement en de Raad 17 ;

  • b) 
    de voortbeweging van landbouw- en bosbouwvoertuigen als gedefinieerd in artikel 3, punt 11, van Verordening (EU) nr. 167/2013 i van het Europees

    Parlement en de Raad 18 ;

  • c) 
    stationaire machines;
  • d) 
    zeeschepen waarvoor een geldig zeevaart- of veiligheidscertificaat vereist is;

17 Richtlijn 2007/46/EG i van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1).

18 Verordening (EU) nr. 167/2013 i van het Europees Parlement en de Raad van 5 februari 2013 inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen (PB L 60 van 2.03.2013, blz. 1).

  • e) 
    de voortbeweging van binnenschepen met een netto vermogen van minder dan 37 kW;
  • f) 
    pleziervaartuigen als gedefinieerd in Richtlijn 2013/53 i/EU van het Europees

    Parlement en de Raad 19 ;

  • g) 
    luchtvaartuigen;
  • h) 
    alle recreatievoertuigen, met uitzondering van sneeuwscooters, terreinvoertuigen (ATV) en "side-by-side"-voertuigen (SbS);
  • i) 
    voertuigen en machines die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik in wedstrijden;
  • j) 
    verkleinde schaalmodellen of replica's van voertuigen of machines wanneer het nettovermogen van deze modellen of replica's minder dan 19 kW bedraagt.

    Artikel 3

    Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1. 
    "niet voor de weg bestemde mobiele machines": mobiele machine, vervoerbare industriële uitrusting of voertuig met of zonder carrosserie of wielen, niet bestemd voor personen- of goederenvervoer over de weg; hieronder vallen ook machines die zijn gemonteerd op het chassis van voertuigen bestemd voor personen- of goederenvervoer over de weg;
  • 2. 
    "EU-typegoedkeuring": de procedure waarbij een goedkeuringsinstantie certificeert dat een motortype of motorfamilie aan de relevante administratieve bepalingen en technische voorschriften van deze verordening voldoet;
  • 3. 
    "verontreinigende gassen": koolmonoxide (CO), totale koolwaterstoffen (HC) en stikstofoxiden (NO x ), waarbij laatstgenoemde stikstofoxide (NO) en stikstofdioxide (NO 2 ) betreffen, uitgedrukt als stikstofdioxide-(NO 2 -)equivalent;
  • 4. 
    "deeltjes" (PM): materiaal dat op een gespecificeerd filtermedium wordt opgevangen na verdunning van het uitlaatgas van een motor met schone, gefiltreerde lucht zodat de temperatuur niet meer dan 325 K (52 °C) bedraagt;
  • 5. 
    "deeltjesaantal" (PN): het aantal vaste deeltjes met een diameter groter dan 23 nm;
  • 6. 
    "motor": een energieomzetter, maar geen gasturbine, waarin brandstof wordt verbrand in een afgesloten ruimte, zodat uitzettend gas wordt geproduceerd dat direct wordt gebruikt voor het leveren van mechanisch vermogen, en waarvoor EU-typegoedkeuring kan

19 Richtlijn 2013/53 i/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 betreffende pleziervaartuigen en waterscooters en tot intrekking van Richtlijn 94/25/EG i (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 90).

worden verleend; "motor" omvat het emissiebeheersingssysteem en de communicatieinterface (hardware en berichten) tussen de elektronische regeleenheid of -eenheden van het motorsysteem (ECU) en elke andere regeleenheid van de aandrijflijn of het voertuig die nodig is om aan de hoofdstukken II en III te voldoen;

  • 7. 
    "motortype": een specificatie van motoren die onderling niet verschillen wat betreft de essentiële motorkenmerken;
  • 8. 
    "motorfamilie: een door de fabrikant bepaalde groep van motoren die vanwege hun ontwerp vergelijkbare eigenschappen bezitten wat betreft de uitlaatemissie en die aan de geldende emissiegrenswaarden voldoen;
  • 9. 
    "basismotor": een motortype dat op zodanige wijze uit een motorfamilie is gekozen dat de emissie-eigenschappen representatief zijn voor die motorfamilie;
  • 10. 
    "motor met compressieontsteking" (CI-motor): een motor die werkt volgens het principe van compressieontsteking;
  • 11. 
    "motor met elektrische ontsteking" (SI-motor): een motor die werkt volgens het principe van elektrische ontsteking;
  • 12. 
    "dual-fuelmotor": een motor die is ontworpen om tegelijkertijd met vloeibare brandstof en een gasvormige brandstof te werken, waarbij beide brandstoffen apart worden gedoseerd en de verbruikte hoeveelheid van een van de brandstoffen ten opzichte van de andere kan variëren naargelang de bedrijfsomstandigheden;
  • 13. 
    "single-fuelmotor": een motor die geen dual-fuelmotor is zoals gedefinieerd in punt 12;
  • 14. 
    "vloeibare brandstof": brandstof die onder standaardomgevingsomstandigheden 20 in

    vloeibare vorm voorkomt;

  • 15. 
    "gasvormige brandstof": brandstof die onder standaardomgevingsomstandigheden 20

    volledig gasvormig is;

  • 16. 
    "gasenergieverhouding (GER)": bij een dual-fuelmotor de verhouding tussen de energieinhoud van de gasvormige brandstof en die van beide brandstoffen; bij singlefuelmotoren wordt GER gedefinieerd als 1 of 0, afhankelijk van het type brandstof;
  • 17. 
    "motor met variabel toerental": een motor die geen motor met constant toerental is als gedefinieerd in punt 18;
  • 18. 
    "motor met constant toerental": een motor waarvan de typegoedkeuring beperkt is tot het werken met een constant toerental, met uitzondering van motoren waarvan de reguleerfunctie voor een constant toerental is verwijderd of uitgeschakeld;
  • 19. 
    "bedrijf met constant toerental": een motorbedrijf met een regelaar die de vraag van de operator automatisch regelt om het motortoerental te handhaven, zelfs onder variërende belasting;
  • 20. 
    "SI-motor voor handapparatuur": een SI-motor die ten minste aan één van de volgende eisen voldoet:

20 298 K, totale omgevingsdruk 101,3 kPa

  • a) 
    de motor wordt gebruikt in een apparaat dat gedurende de verrichting van de beoogde functie(s) door de bediener wordt gedragen;
  • b) 
    de motor wordt gebruikt in een apparaat dat gedurende de verrichting van de beoogde functie(s) op meerdere posities werkt, zoals ondersteboven of op zijn kant;
  • c) 
    de motor wordt gebruikt in een apparaat waarvan het gecombineerde droge gewicht van motor en apparaat minder dan 20 kilogram bedraagt en dat ten minste aan een van de volgende voorwaarden voldoet:
    • i) 
      het apparaat wordt gedurende de verrichting van de beoogde functie(s) door de bediener ondersteund of gedragen;
    • ii) 
      het apparaat wordt gedurende de verrichting van de beoogde functie(s) door de bediener ondersteund ofwel door de stand van zijn lichaam bestuurd;
    • iii) 
      het apparaat wordt gebruikt in een generator of pomp;
  • 21. 
    "voortbewegingsmotor": een motor bedoeld voor de directe of indirecte voortbeweging van een type niet voor de weg bestemde mobiele machine als gedefinieerd in punt 1;
  • 22. 
    "hulpmotor": een motor die is gemonteerd of bestemd is te worden gemonteerd in of op een niet voor de weg bestemde mobiele machine, en geen voortbewegingsmotor is;
  • 23. 
    "nettovermogen": het vermogen van de motor, verkregen op de testbank aan het uiteinde van de krukas of soortgelijk, gemeten overeenkomstig de in VN/ECE-Reglement nr. 120 opgenomen methode voor het meten van het vermogen van verbrandingsmotoren gebruikmakend van een referentiebrandstof als vastgesteld in artikel 24, lid 2;
  • 24. 
    "referentievermogen": het nettovermogen dat wordt gebruikt om toepasselijke emissiegrenswaarden voor de motor vast te stellen;
  • 25. 
    "nominaal nettovermogen": het door de fabrikant opgegeven nettovermogen van de motor bij nominaal toerental;
  • 26. 
    "maximaal nettovermogen": de hoogste waarde van het nettovermogen op de nominaalvermogenscurve met volle lading voor het motortype;
  • 27. 
    "nominaal toerental": het toerental van de motor waarop, volgens de verklaring van de fabrikant, het nominaal vermogen wordt geleverd;
  • 28. 
    "productiedatum van de motor": de datum (uitgedrukt in maand en jaar) waarop de motor aan het einde van de productielijn de eindcontrole passeert en gereed is voor levering of opslag;
  • 29. 
    "overgangsperiode": de eerste achttien maanden na de datum van de verplichte tenuitvoerlegging van fase V, zoals bedoeld in artikel 17, lid 2;
  • 30. 
    "overgangsmotor": een motor met een productiedatum vóór de in artikel 17, lid 2, genoemde data voor het in de handel brengen van motoren, die:
    • a) 
      voldoet aan de meest recente toepasbare emissiegrenswaarden die zijn vastgesteld in de desbetreffende wetgeving die van toepassing is op de datum van inwerkingtreding van deze verordening, of
    • b) 
      niet was gereguleerd op Unie-niveau op de datum van inwerkingtreding van deze verordening;
  • 31. 
    "productiedatum van de machine": het jaar dat is aangegeven op de voorgeschreven opschriften van de machine of, in afwezigheid van een verplicht opschrift, het jaar waarin de machine aan het einde van de productielijn de eindcontrole passeert;
  • 33. 
    "generatoraggregaat": een onafhankelijke niet voor de weg bestemde mobiele machine die geen deel uitmaakt van een aandrijflijn en hoofdzakelijk bestemd is voor het opwekken van elektriciteit;
  • 34. 
    "stationaire machines": machines die zijn bestemd om bij het eerste gebruik permanent op één locatie te worden geïnstalleerd en niet bestemd zijn voor verplaatsing, over de weg of op andere wijze, behalve tijdens het transport van de plaats van productie naar de plaats van eerste installatie;
  • 35. 
    "permanent geïnstalleerd": met bouten vastgezet of op andere manier zodanig bevestigd dat het niet verwijderd kan worden zonder gebruik van gereedschap of instrumenten, op een fundering of ander bevestigingspunt die of dat ervoor moet zorgen dat de motor op één enkele plek op een gebouw, constructie, faciliteit of installatie functioneert;
  • 36. 
    "verkleind schaalmodel": een model of replica van een machine of voertuig, voor recreatiedoeleinden geproduceerd op kleinere schaal dan het origineel;
  • 37. 
    "sneeuwscooter": een zelfrijdende machine bedoeld voor vervoer buiten de wegen, voornamelijk op sneeuw, aangedreven door rupsbanden die in contact staan met de sneeuw en bestuurd door een ski of ski's die in contact staat of staan met de sneeuw, en met een maximale onbeladen massa in rijklare toestand van 454 kg (met inbegrip van de standaarduitrusting, koelvloeistof, smeermiddelen, brandstof, uitrustingsstukken en een bestuurder met een massa van 75 kg maar zonder optionele accessoires);
  • 38. 
    "terreinvoertuig" (ATV): een gemotoriseerd voertuig, aangedreven door een motor, dat voornamelijk is bestemd voor vervoer op onverharde oppervlakken op vier of meer wielen met ballonbanden, alleen voorzien van een zitplaats waarop de bestuurder schrijlings zit of van een zitplaats waar de bestuurder schrijlings zit en van een zitplaats voor niet meer dan één passagier, en van een stuurstang;
  • 39. 
    "'side-by-side'-voertuig" (SbS): een niet-geleed, door de bediener bestuurd voertuig met eigen aandrijving dat voornamelijk is bestemd voor vervoer op onverharde oppervlakken op vier of meer wielen, met een minimale ongeladen massa in rijklare toestand van 300 kg (met inbegrip van de standaarduitrusting, koelvloeistof, smeermiddelen, brandstof, uitrustingsstukken en een bestuurder met een massa van 75 kg maar zonder optionele accessoires) en met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van 25 km/h of meer; daarnaast is het voertuig ontworpen voor het vervoer van personen en/of vracht, alsook voor het duwen en trekken van uitrustingsstukken, wordt het anders dan door een stuurstang bestuurd, is het ontworpen voor recreatieve of transportdoeleinden en vervoert het ten hoogste 6 personen, waaronder de bestuurder, die naast elkaar op een of meer niet-zadelzitplaatsen zitten;
  • 40. 
    "treinstel": een spoorvoertuig dat is ontworpen om direct via de eigen wielen of indirect via de wielen van andere spoorvoertuigen te voorzien in de aandrijfkracht voor de eigen voortbeweging, en dat specifiek is ontworpen voor het vervoer van goederen of passagiers, of zowel goederen als passagiers, en geen locomotief is;
  • 41. 
    "locomotief": een spoorvoertuig dat is ontworpen om direct via de eigen wielen of indirect via de wielen van andere spoorvoertuigen te voorzien in de aandrijfkracht voor de eigen voortbeweging en voor de voortbeweging van andere spoorvoertuigen die zijn ontworpen voor het vervoer van vracht, passagiers en andere uitrustingsstukken, en dat zelf is ontworpen of bestemd om geen vracht of passagiers te vervoeren (behalve de personen die de locomotief bedienen);
  • 42. 
    "hulpspoorvoertuig": spoorvoertuig dat geen treinstel zoals gedefinieerd in punt 40 of locomotief zoals gedefinieerd in punt 41 is, met inbegrip van maar niet uitsluitend een spoorvoertuig dat specifiek is ontworpen om onderhouds- of constructiewerkzaamheden of hefverrichtingen uit te voeren die zijn verbonden aan het spoor of aan andere infrastructuur van de spoorweg;
  • 43. 
    "spoorvoertuig": een type niet voor de weg bestemde mobiele machine die uitsluitend op de spoorweg rijdt;
  • 44. 
    "op de markt aanbieden": het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een motor als gedefinieerd in punt 6 met het oog op distributie of gebruik op de markt van de Unie;
  • 45. 
    "in de handel brengen": het voor het eerst in de Unie op de markt aanbieden van een motor als gedefinieerd in punt 6;
  • 46. 
    "fabrikant": de natuurlijke of rechtspersoon die jegens de goedkeuringsinstantie verantwoordelijk is voor alle aspecten van de EU-typegoedkeuring voor motoren, de vergunningsprocedure en de conformiteit van de productie van de motor en die tevens verantwoordelijk is voor kwesties met betrekking tot het markttoezicht op de door hem geproduceerde motoren, ongeacht of deze direct betrokken is bij alle fasen van het ontwerp en de bouw van de motor waarvoor goedkeuring wordt aangevraagd;
  • 47. 
    "vertegenwoordiger van de fabrikant" een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die door de fabrikant is aangewezen om de fabrikant te vertegenwoordigen bij kwesties met betrekking tot de goedkeuringsinstantie of de markttoezichtautoriteit en namens de fabrikant op te treden bij onder deze verordening vallende aangelegenheden;
  • 48. 
    "importeur": elke in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die een motor als gedefinieerd in punt 6 uit een derde land in de handel brengt, ongeacht of de motor al in een machine is gemonteerd;
  • 49. 
    "distributeur": een natuurlijke of rechtspersoon in de toeleveringsketen, behalve de fabrikant of de importeur, die een motor als gedefinieerd in punt 6 op de markt aanbiedt;
  • 50. 
    "marktdeelnemer": de fabrikant zoals gedefinieerd in punt 46, de vertegenwoordiger van de fabrikant zoals gedefinieerd in punt 47, de importeur zoals gedefinieerd in punt 48. of de distributeur zoals gedefinieerd in punt 49;
  • 51. 
    "fabrikant van originele uitrusting" (OEM): fabrikant van niet voor de weg bestemde mobiele machines;
  • 52. 
    "goedkeuringsinstantie": de autoriteit van een lidstaat die door de lidstaat is opgericht of aangewezen en is aangemeld bij de Commissie en die bevoegd is voor alle aspecten van de typegoedkeuring van een motortype of motorfamilie, voor de vergunningsprocedure, voor de afgifte en eventuele intrekking of weigering van goedkeuringscertificaten, en die bevoegd is om op te treden als contactpunt voor de goedkeuringsinstanties van andere lidstaten, om de technische diensten aan te wijzen en om te waarborgen dat de fabrikant voldoet aan zijn verplichtingen inzake de conformiteit van de productie;
  • 53. 
    "technische dienst": een organisatie of instantie die door de goedkeuringsinstantie van een lidstaat is aangewezen om namens haar als testlaboratorium tests of als conformiteitsbeoordelingsinstantie de initiële beoordeling en andere tests of inspecties te verrichten; de goedkeuringsinstantie mag deze functies ook zelf vervullen;
  • 54. 
    "markttoezicht": activiteiten en maatregelen van de nationale autoriteiten om ervoor te zorgen dat motoren die op de markt worden aangeboden, voldoen aan de voorschriften van de desbetreffende harmonisatiewetgeving van de Unie en geen gevaar opleveren voor de gezondheid, de veiligheid, het milieu of andere aspecten van de bescherming van het openbaar belang;
  • 55. 
    "markttoezichtautoriteit": de autoriteit of autoriteiten van een lidstaat verantwoordelijk voor het uitvoeren van markttoezicht op het eigen grondgebied;
  • 56. 
    "nationale autoriteit": een goedkeuringsinstantie of enige andere autoriteit betrokken bij en verantwoordelijk voor markttoezicht, grenscontroles of het in de handel brengen in een lidstaat met betrekking tot motoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines;
  • 57. 
    "eindgebruiker": een natuurlijke of rechtspersoon behalve de fabrikant, fabrikant van originele uitrusting, invoerder of distributeur die verantwoordelijk is voor het bedienen van de motor wanneer deze is gemonteerd in een type niet voor de weg bestemde mobiele machines;
  • 58. 
    "inlichtingenformulier"": het formulier waarin staat vermeld welke gegevens door de aanvrager moeten worden verstrekt;
  • 59. 
    "informatiedossier": de map of het dossier met alle gegevens, tekeningen, foto's enz. die door de aanvrager aan de technische dienst of de goedkeuringsinstantie zijn verstrekt;
  • 60. 
    "informatiepakket": het informatiedossier plus alle testrapporten of andere stukken die de technische dienst of de goedkeuringsinstantie tijdens de uitvoering van hun taken aan het informatiedossier hebben toegevoegd;
  • 61. 
    "inhoudsopgave bij het informatiepakket": het document waarin een opsomming wordt gegeven van de inhoud van het informatiepakket met een passende nummering of andere tekens voor een duidelijke aanduiding van alle bladzijden;
  • 62. 
    "manipulatiestrategie": een emissiebeheersingsstrategie die de doelmatigheid van de emissiebeheersingsmaatregelen vermindert onder omgevingsof motorbedrijfsomstandigheden die hetzij bij een normaal gebruik van de machine, hetzij buiten de testprocedures van de EU-typegoedkeuring optreden;
  • 63. 
    "emissiebeheersingssysteem": een voorziening, systeem of ontwerpelement die of dat de emissie beheerst of beperkt;
  • 64. 
    "brandstofsysteem": alle onderdelen die betrokken zijn bij de dosering en menging van de brandstof;
  • 65. 
    "elektronische regeleenheid": de elektronische voorziening van een motor, die deel uitmaakt van het emissiebeheersingssysteem en gegevens van motorsensoren gebruikt om motorparameters te regelen;
  • 66. 
    "uitlaatgasnabehandelingssysteem": een katalysator, deeltjesfilter, deNO x -systeem, gecombineerd deNO x -deeltjesfilter of elke andere emissiebeperkingsvoorziening die deel uitmaakt van het emissiebeheersingssysteem maar voorbij de uitlaatkleppen van de motor is geïnstalleerd, met uitzondering van uitlaatgasrecirculatie (EGR) en turbocompressoren;
  • 67. 
    "uitlaatgasrecirculatie" (EGR): een technologie die deel uitmaakt van het emissiebeheersingssysteem en de emissies beperkt door de door de verbrandingskamer(s) uitgestoten uitlaatgassen weer naar de motor te voeren om vóór of

    tijdens de verbranding met instromende lucht te worden gemengd, met uitzondering van het gebruik van kleptiming om de hoeveelheid residueel uitlaatgas in de verbrandingskamer(s) dat vóór of tijdens de verbranding met instromende lucht wordt gemengd, te vergroten;

  • 68. 
    "manipulatie": de inactivering, bijstelling of wijziging van het emissiebeheersingssysteem van de motor, inclusief software of andere logische

    besturingselementen van die systemen, met als al dan niet bedoeld gevolg dat de emissieprestaties van het voertuig slechter worden;

  • 69. 
    "testcyclus": een sequentie van testpunten, elk bij een specifiek toerental en koppel van de motor bij een test onder transiënte of steadystatebedrijfsomstandigheden;
  • 70. 
    "steadystatetestcyclus": een testcyclus waarin het motortoerental en het koppel op een eindige reeks nominaal constante waarden worden gehouden. Steadystatetests worden in één bepaalde modus of in een modus met overgangen uitgevoerd;
  • 71. 
    "transiënte testcyclus": een testcyclus met een sequentie van genormaliseerde toerentalen koppelwaarden die binnen een tijdspanne per seconde variëren;
  • 72. 
    "zelftesten": het uitvoeren van tests in de eigen faciliteiten, de registratie van de testresultaten en de indiening van een verslag met conclusies bij de goedkeuringsinstantie door een fabrikant die als technische dienst is aangewezen om de naleving van bepaalde voorschriften te beoordelen;
  • 73. 
    "motorcarter": de afgesloten ruimten in of buiten de motor die met het oliecarter zijn verbonden door in- of uitwendige verbindingen waaruit gassen en dampen kunnen ontsnappen;
  • 74. 
    "regeneratie": een gebeurtenis waarbij de emissieniveaus veranderen terwijl de nabehandelingsprestaties door het ontwerp worden hersteld, ingedeeld als continue regeneratie of niet-frequente (periodieke) regeneratie;
  • 75. 
    "emissieduurzaamheidsperiode": het aantal uren dat wordt besteed om de verslechteringsfactoren vast te stellen;
  • 76. 
    "verslechteringsfactoren": de reeks factoren die het verband aantonen tussen emissies aan het begin en aan het eind van de emissieduurzaamheidsperiode;
  • 77. 
    "virtuele tests": computersimulaties, daaronder begrepen berekening, en gebruikt om het prestatieniveau van een motor aan te tonen als hulp bij besluitvorming zonder dat een fysieke motor dient te worden gebruikt;
  • 78. 
    "toepassing bij intermediair toerental": een toepassing voor SI-motoren, behalve SI- motoren voor handapparatuur, waarin de gemonteerde motor is bestemd voor gebruik bij een toerental dat aanzienlijk lager is dan 3600 tpm;
  • 79. 
    "toepassing bij nominaal toerental": een toepassing voor SI-motoren, behalve SI- motoren voor handapparatuur, waarin de gemonteerde motor is bestemd voor gebruik bij een nominaal toerental dat 3600 tpm of meer bedraagt;

De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de gedetailleerde technische specificaties van de definities in de punten 7, 8, 19, 27, 74 en 76. Die gedelegeerde handelingen worden uiterlijk op [31 december 2016] vastgesteld.

Artikel 4

Motorcategorieën

Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende motorcategorieën, onderverdeeld in de in bijlage I opgenomen subcategorieën:

  • 1. 
    "categorie NRE", die bestaat uit:
    • a) 
      motoren voor niet voor de weg bestemde mobiele machines die bestemd en geschikt zijn om, al dan niet over de weg, zich te verplaatsen of verplaatst te worden, die niet zijn uitgesloten krachtens artikel 2, lid 2, en die niet zijn opgenomen in een andere in de punten 2 tot en met 10 vastgestelde categorie;
    • b) 
      motoren met een referentievermogen van minder dan 560 kW die gebruikt worden in de plaats van motoren van de categorieën IWP, RLL of RLR;
  • 2. 
    "categorie NRG", die bestaat uit motoren met een referentievermogen van meer dan 560 kW die uitsluitend worden gebruikt in generatoraggregaten.

Motoren voor generatoraggregaten zonder de in de eerste alinea opgenomen eigenschappen worden opgenomen in categorie NRE of NRS overeenkomstig hun eigenschappen; 3. "categorie NRSh", die bestaat uit SI-motoren voor handapparatuur met een referentievermogen van minder dan 19 kW, uitsluitend bestemd voor gebruik in met de hand vastgehouden machines;

  • 4. 
    "categorie NRS", die bestaat uit SI-motoren met een referentievermogen van minder dan 56 kW die niet zijn opgenomen in categorie NRSh;
  • 5. 
    "categorie IWP", die bestaat uit:
    • a) 
      motoren met een referentievermogen van 37 kW of meer, die uitsluitend in binnenschepen voor voortstuwing worden gebruikt of daarvoor zijn bedoeld;
    • b) 
      motoren met en referentievermogen van meer dan 560 kW die worden gebruikt in plaats van motoren uit categorie IWA indien is voldaan aan de voorschriften van artikel 23, lid 8;
  • 6. 
    "categorie IWA", die bestaat uit motoren met een nettovermogen van meer dan 560 kW, die uitsluitend in binnenschepen voor hulpdoeleinden worden gebruikt of daarvoor zijn bedoeld.

Hulpmotoren voor binnenschepen zonder de in de eerste alinea opgenomen eigenschappen worden opgenomen in categorie NRE of NRS overeenkomstig hun eigenschappen;

  • 7. 
    "categorie RLL", die uitsluitend in locomotieven voor voortbeweging worden gebruikt of daarvoor zijn bedoeld;
  • 8. 
    "categorie RLR", die uitsluitend in treinstellen voor voortbeweging worden gebruikt of daarvoor zijn bedoeld;
  • 9. 
    "categorie SMB", die bestaat uit SI-motoren uitsluitend bestemd voor gebruik in sneeuwscooters.

Motoren voor sneeuwscooters zonder de in de eerste alinea opgenomen eigenschappen worden opgenomen in categorie NRE;

  • 10. 
    "categorie ATS", die bestaat uit SI-motoren uitsluitend bestemd voor gebruik in terreinwagens en "side-by-side"-voertuigen.

Motoren voor terreinwagens en "side-by-side"-voertuigen zonder de in de eerste alinea opgenomen eigenschappen worden opgenomen in de categorie NRE.

Een motor van een bepaalde categorie die bestemd is voor gebruik in toepassingen met variabel toerental kunnen ook worden gebruikt in de plaats van een motor van dezelfde categorie bestemd voor gebruik in toepassingen met constant toerental. Motoren met variabel toerental van categorie IWP die worden gebruikt in toepassingen met constant toerental moeten daarnaast voldoen aan de voorschriften van artikel 23, lid 7 of artikel 23, lid 8, naar gelang het geval.

Motoren voor hulpspoorvoertuigen en hulpmotoren voor spoorvoertuigen worden opgenomen in categorie NRE of NRS, naar gelang hun eigenschappen.

HOOFDSTUK II

ALGEMENE VERPLICHTINGEN

Artikel 5

Verplichtingen van de lidstaten

  • 1. 
    De lidstaten richten overeenkomstig deze verordening de voor goedkeuringsaangelegenheden bevoegde goedkeuringsinstanties en de voor markttoezichtaangelegenheden bevoegde markttoezichtautoriteiten op of wijzen deze

    aan. De lidstaten stellen de Commissie van de oprichting en aanwijzing van dergelijke autoriteiten in kennis.

  • 2. 
    De kennisgeving betreffende de goedkeuringsinstanties en markttoezichtautoriteiten bevat hun naam, adres, inclusief elektronisch adres, alsmede hun bevoegdheidsgebied. De Commissie publiceert de lijst en de gegevens van de goedkeuringsinstanties op haar website.
  • 3. 
    De lidstaten staan het in de handel brengen van motoren uitsluitend toe indien die motoren onder een geldige EU-typegoedkeuring vallen die overeenkomstig deze verordening is verleend, ongeacht of de motoren al in machines zijn gemonteerd.

    De lidstaten staan het in de handel brengen van machines uitsluitend toe indien de motoren die in die machines zijn gemonteerd onder een geldige EU-typegoedkeuring vallen die overeenkomstig deze verordening is verleend.

  • 4. 
    De lidstaten mogen het in de handel brengen van motoren niet verbieden, beperken of belemmeren op grond van aspecten die verband houden met de constructie of de werking ervan welke onder deze verordening vallen, indien zij aan de voorschriften van deze verordening voldoen.

markttoezicht en controles met betrekking tot motoren die op de markt komen.

Artikel 6

Verplichtingen van goedkeuringsinstanties

  • 1. 
    De goedkeuringsinstanties zien erop toe dat fabrikanten die een EU-typegoedkeuring aanvragen, hun verplichtingen krachtens deze verordening nakomen.
  • 2. 
    De goedkeuringsinstanties verlenen EU-typegoedkeuring uitsluitend voor de motortypen of motorfamilies die aan de voorschriften van deze verordening voldoen.

21 Verordening (EG) nr. 765/2008 i van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 i (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).

  • 3. 
    De goedkeuringsinstanties maken middels het in artikel 41 genoemde centrale administratieve platform van de Unie een register bekend van alle motortypen en motorfamilies waarvoor EU-typegoedkeuring is verleend, waarin ten minste de volgende informatie wordt opgenomen: handelsmerk, benaming van de fabrikant, motorcategorie, typegoedkeuringsnummer en datum van de typegoedkeuring.

    Artikel 7

    Markttoezichtmaatregelen

Voor motoren waarvoor EU-typegoedkeuring is verleend, voeren de markttoezichtautoriteiten, op toereikende schaal en op basis van een toereikende steekproef, documentencontroles en indien gewenst fysische of laboratoriumcontroles van motoren uit. Hierbij houden zij rekening met gevestigde beginselen van risicobeoordeling, klachten en andere relevante informatie.

De markttoezichtautoriteiten kunnen van marktdeelnemers verlangen dat deze de documenten en informatie beschikbaar stellen die de autoriteiten noodzakelijk achten om hun activiteiten uit te voeren.

Indien marktdeelnemers testverslagen of conformiteitscertificaten van overeenstemming overleggen, houden de markttoezichtautoriteiten daarmee naar behoren rekening.

Artikel 8

Verplichtingen van fabrikanten

  • 1. 
    Wanneer fabrikanten hun motoren in de handel brengen, zorgen zij ervoor dat die motoren zijn vervaardigd en goedgekeurd overeenkomstig de in de hoofdstukken II en III van deze verordening vastgestelde voorschriften.
  • 2. 
    Voor de goedkeuring van motoren wijzen fabrikanten die buiten de Unie zijn gevestigd, een binnen de Unie gevestigde eerste gemachtigde aan om hen voor de goedkeuringsinstantie te vertegenwoordigen.
  • 3. 
    Fabrikanten die buiten de Unie zijn gevestigd wijzen een binnen de Unie gevestigde vertegenwoordiger aan voor het markttoezicht, hetzij dezelfde vertegenwoordiger als in lid 2 is bedoeld, hetzij een andere vertegenwoordiger.
  • 4. 
    Fabrikanten zijn jegens de goedkeuringsinstantie verantwoordelijk voor alle aspecten van de goedkeuringsprocedure en voor het waarborgen van de conformiteit van de productie, ongeacht of zij al dan niet rechtstreeks bij alle fasen van de bouw van een motor betrokken zijn.
  • 5. 
    Overeenkomstig deze verordening zorgen fabrikanten ervoor dat zij beschikken over procedures om de conformiteit van hun serieproductie met het goedgekeurde type te blijven waarborgen. Er wordt overeenkomstig hoofdstuk VI rekening gehouden met wijzigingen in het ontwerp van een motor of in de kenmerken daarvan, en met wijzigingen in de voorschriften waarmee een motor conform is verklaard.
  • 6. 
    In aanvulling op de overeenkomstig artikel 31 op hun motoren aangebrachte opschriften vermelden fabrikanten hun naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerd handelsmerk en contactadres in de Unie op motoren die op de markt worden aangeboden of, wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking of in een bij de motor gevoegd document.
  • 7. 
    Fabrikanten zorgen gedurende de periode dat zij voor een motor verantwoordelijk zijn, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de conformiteit van de motor met de voorschriften in de hoofdstukken II en III niet in het gedrang komt.

Artikel 9

Verplichtingen van fabrikanten betreffende hun producten die niet conform zijn

  • 1. 
    Fabrikanten die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat hun motor die in de handel is gebracht niet conform deze verordening is, stellen onverwijld een onderzoek in naar de aard van de non-conformiteit en de waarschijnlijkheid van het vóórkomen ervan. Zij nemen corrigerende maatregelen, gebaseerd op het resultaat van het onderzoek, teneinde ervoor te zorgen dat de in productie zijnde motoren tijdig conform worden gemaakt met het goedgekeurde type of de goedgekeurde familie. Indien evenredig aan de aard en de waarschijnlijkheid van het vóórkomen van de non-conformiteit zijn de bepalingen van artikel 38 van toepassing.

    Onverminderd de in de eerste alinea vastgestelde voorschriften, is de fabrikant niet verplicht om corrigerende maatregelen te nemen met betrekking tot motoren die niet conform deze verordening zijn als gevolg van aanpassingen die gemaakt zijn nadat de motor in de handel is gebracht zonder door de fabrikant te zijn goedgekeurd.

  • 2. 
    De fabrikant stelt de goedkeuringsinstantie die de goedkeuring heeft verleend hiervan onverwijld in kennis, waarbij hij met name de non-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen in detail beschrijft.
  • 3. 
    Fabrikanten houden het in artikel 21, lid 9, bedoelde informatiepakket en een kopie van de in artikel 30 bedoelde conformiteitscertificaten gedurende tien jaar na het in de handel brengen van een motor ter beschikking van de goedkeuringsinstanties.
  • 4. 
    Fabrikanten verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een nationale autoriteit aan deze autoriteit via de goedkeuringsinstantie een kopie van het EU- typegoedkeuringscertificaat voor een motor, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen.

Artikel 10

Verplichtingen van de vertegenwoordigers van de fabrikant met betrekking tot

markttoezicht

De vertegenwoordiger van de fabrikant op het gebied van markttoezicht voert de taken uit die gespecificeerd zijn in het mandaat dat hij van de fabrikant heeft ontvangen. Dit mandaat staat een vertegenwoordiger toe ten minste de volgende taken te verrichten:

  • 1) 
    toegang hebben tot het in artikel 20 bedoelde informatiedossier en tot de in artikel 30 bedoelde conformiteitscertificaten, zodat deze gedurende tien jaar nadat een motor in de handel is gebracht, ter beschikking van de goedkeuringsinstanties kunnen worden gesteld;
  • 2) 
    op een met redenen omkleed verzoek van een goedkeuringsinstantie aan deze instantie alle benodigde informatie en documentatie verstrekken om de conformiteit van de productie van een motor aan te tonen;
  • 3) 
    op verzoek van de goedkeuringsinstanties of markttoezichtautoriteiten medewerking verlenen aan eventueel getroffen maatregelen om enige ernstige risico’s van de motoren die onder hun mandaat vallen, weg te nemen.

Artikel 11

Verplichtingen van importeurs

  • 1. 
    Importeurs brengen alleen motoren in de handel die conform zijn met de verleende EU-typegoedkeuring.
  • 2. 
    Voordat de motor waarvoor EU-typegoedkeuring is verleend, in de handel wordt gebracht, zien de importeurs erop toe dat er een informatiepakket voorhanden is dat voldoet aan artikel 21, lid 9, en dat de motor voorzien is van het voorgeschreven merk en voldoet aan artikel 8, lid 6.
  • 3. 
    De importeurs houden gedurende tien jaar na het in de handel brengen van de motor een kopie van het conformiteitscertificaat ter beschikking van de goedkeuringsinstanties en markttoezichtautoriteiten en zorgen ervoor dat het in artikel 21, lid 9, bedoelde informatiepakket op verzoek aan die autoriteiten kan worden verstrekt.
  • 4. 
    De importeurs vermelden hun naam, geregistreerde handelsnaam of hun geregistreerde handelsmerk en het contactadres op de motor, of wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking of in een bij de motor gevoegd document.
  • 5. 
    De importeurs stellen instructies en informatie beschikbaar overeenkomstig de vereisten van artikel 41.
  • 6. 
    Importeurs zorgen gedurende de periode dat zij voor een motor verantwoordelijk zijn, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de conformiteit van de motor met de voorschriften in de hoofdstukken II en III niet in het gedrang komt.

Artikel 12

Verplichtingen van importeurs betreffende hun producten die niet conform zijn

  • 1. 
    Importeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een motor niet aan de voorschriften van deze verordening voldoet, en in het bijzonder dat de motor niet conform met de typegoedkeuring, verspreiden de motor niet totdat deze conform is gemaakt. Daarnaast stellen zij de fabrikant en de markttoezichtautoriteiten in kennis, alsook de goedkeuringsinstantie die de goedkeuring heeft verleend.
  • 2. 
    Importeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat hun motor die in de handel is gebracht niet in conformiteit is met deze verordening stellen onverwijld een onderzoek in naar de aard van de non-conformiteit en de waarschijnlijkheid van het vóórkomen ervan. Zij nemen corrigerende maatregelen, gebaseerd op het resultaat van het onderzoek, teneinde ervoor te zorgen dat de in productie zijnde motoren tijdig conform worden gemaakt met het goedgekeurde type of de goedgekeurde familie. Indien evenredig aan de aard en de waarschijnlijkheid van het vóórkomen van de non-conformiteit zijn de bepalingen van artikel 38 van toepassing.
  • 3. 
    De importeurs verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een nationale autoriteit aan deze autoriteit alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van de motor aan te tonen, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen.

Artikel 13

Verplichtingen van distributeurs

  • 1. 
    Distributeurs die een motor op de markt aanbieden, betrachten de nodige zorgvuldigheid in verband met de eisen van deze verordening.
  • 2. 
    Alvorens een motor op de markt aan te bieden, verifiëren de distributeurs dat de motor voorzien is van de vereiste voorgeschreven markering of het vereiste EU- typegoedkeuringsmerk, vergezeld gaat van de voorgeschreven documenten en van instructies en veiligheidsinformatie in een taal die de OEM kan begrijpen, en dat de importeur en de fabrikant hebben voldaan aan de in artikel 11, leden 2 en 4, en artikel 31, leden 1 en 2, vermelde voorschriften.
  • 3. 
    Distributeurs zorgen gedurende de periode dat zij voor een motor verantwoordelijk zijn, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de conformiteit van de motor met de voorschriften in de hoofdstukken II en III niet in het gedrang komt.

Artikel 14

Verplichtingen van distributeurs betreffende hun producten die niet conform zijn

  • 1. 
    Wanneer distributeurs van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een motor niet conform is met de voorschriften in deze verordening, verspreiden zij de motor niet totdat deze conform is gemaakt.
  • 2. 
    Distributeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een motor die zij hebben verspreid niet conform is met deze verordening, stellen de fabrikant of diens vertegenwoordiger daarvan in kennis om ervoor te zorgen dat de corrigerende maatregelen die nodig zijn om de in productie zijnde motoren conform te maken met het goedgekeurde type of de goedgekeurde familie worden genomen overeenkomstig artikel 9, lid 1, of artikel 12, lid 2.
  • 3. 
    Op een met redenen omkleed verzoek van een nationale autoriteit zorgen de distributeurs ervoor dat de fabrikant de nationale autoriteit de in artikel 9, lid 3, genoemde informatie verstrekt of dat de importeur de nationale autoriteit de in artikel 11, lid 3, genoemde informatie verstrekt.

    Artikel 15

Gevallen waarin de verplichtingen van fabrikanten van toepassing zijn op importeurs en distributeurs

Een importeur of distributeur wordt voor de toepassing van deze verordening beschouwd als een fabrikant en moet aan de in de artikelen 8 tot en met 10 vermelde verplichtingen van de fabrikant voldoen wanneer deze importeur of distributeur een motor onder zijn eigen naam of handelsmerk op de markt aanbiedt, of een motor zodanig wijzigt dat de conformiteit met de van toepassing zijnde voorschriften in het gedrang kan komen.

Artikel 16

Identificatie van marktdeelnemers

Marktdeelnemers delen, op verzoek, aan de goedkeuringsinstanties en markttoezichtautoriteiten gedurende vijf jaar na het in de handel brengen mee:

  • a) 
    welke marktdeelnemer een motor aan hen heeft geleverd;
  • b) 
    aan welke marktdeelnemer zij een motor hebben geleverd.

    HOOFDSTUK III

    MATERIËLE VOORSCHRIFTEN

    Artikel 17

    Voorschriften voor uitlaatemissies voor EU-typegoedkeuring

  • 1. 
    De fabrikanten zorgen ervoor dat motortypen en motorfamilies zodanig zijn ontworpen, geconstrueerd en geassembleerd dat zij voldoen aan de voorschriften van de hoofdstukken II en III van deze verordening.
  • 2. 
    Motortypen en motorfamilies overschrijden de uitlaatemissiegrenswaarden waarnaar met "fase V" wordt verwezen en die in bijlage II zijn vastgesteld niet, vanaf de in bijlage III opgenomen datum waarop de motoren in de handel worden gebracht.

    Wanneer een motorfamilie overeenkomstig de in de gedelegeerde handeling opgenomen parameters die de motorfamilie definiëren meer dan één vermogensgroep beslaan, zullen de oudermotor (voor typegoedkeuringsdoeleinden) en alle motortypen binnen dezelfde familie (voor conformiteit van productie) met betrekking tot de toepasbare vermogensgroepen:

    – de meest strenge emissiegrenswaarden naleven;

    – worden getest met testcycli die overeenkomen met de meest strenge emissiegrenswaarden;

    – moeten voldoen aan de vroegste in bijlage III opgenomen toepasbare data voor typegoedkeuring en het in de handel brengen.

  • 3. 
    De uitlaatemissies van motortypen en motorfamilies worden gemeten op basis van de in artikel 23 opgenomen testcycli en overeenkomstig de in artikel 24 vastgestelde bepalingen inzake het uitvoeren van tests en metingen.
  • 4. 
    Motortypen en motorfamilies worden ontworpen om manipulatie te voorkomen en maken geen gebruik van enige manipulatiestrategie.
  • 5. 
    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen inzake gedetailleerde technische specificaties met betrekking tot de parameters gebruikt voor de definitie van de motorfamilie en de gedetailleerde technische bepalingen om manipulatie te bestrijden als bedoeld in lid 4. Die gedelegeerde handelingen worden uiterlijk op [31 december 2016] vastgesteld.

Artikel 18

Toezicht op emissies van in gebruik zijnde motoren

  • 1. 
    Er wordt toezicht gehouden op de emissies van verontreinigende gassen en deeltjes door in gebruik zijnde motortypen of motorfamilies middels het testen van motoren gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines gedurende hun normale bedrijfscyclus. Dergelijke tests worden uitgevoerd op motoren die correct zijn onderhouden en voldoen aan de bepalingen inzake de selectie van motoren, testprocedures en verslaglegging van resultaten voor de verschillende motorcategorieën.

    De Commissie voert proefprogramma's uit teneinde passende testprocedures te ontwikkelen voor de motorcategorieën en subcategorieën waarvoor nog geen testprocedures bestaan.

  • 2. 
    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen inzake gedetailleerde regelingen met betrekking tot de in lid 1 vermelde selectie van motoren, testprocedures en verslaglegging van de resultaten. Die gedelegeerde handelingen worden uiterlijk op [31 december 2016] vastgesteld.

HOOFDSTUK IV

EU-TYPEGOEDKEURINGSPROCEDURES

Artikel 19

Aanvraag voor EU-typegoedkeuring

  • 1. 
    Fabrikanten dienen een aanvraag voor EU-typegoedkeuring voor een motortype of motorcategorie in bij de goedkeuringsinstantie van een lidstaat. Aanvragen gaan vergezeld van het in artikel 20 vermelde informatiedossier.
  • 2. 
    Een motor die de in het informatiedossier beschreven kenmerken van het motortype, of in het geval van een motorfamilie, van de oudermotor bezit, wordt ter beschikking gesteld van de technische dienst die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de goedkeuringstests.
  • 3. 
    Indien in het geval van een aanvraag voor EU-typegoedkeuring van een motorfamilie de goedkeuringsinstantie van mening is dat de in lid 2 bedoelde geselecteerde oudermotor waarop de ingediende aanvraag betrekking heeft niet ten volle de in het informatiedossier beschreven motorfamilie vertegenwoordigt, dient een andere en, zo nodig, een extra oudermotor die volgens de goedkeuringsinstantie de motorfamilie vertegenwoordigt ter beschikking te worden gesteld voor goedkeuring
  • 4. 
    Een aanvraag om goedkeuring voor een motortype of motorfamilie mag niet in meer dan één lidstaat worden ingediend. Voor ieder goed te keuren motortype en iedere goed te keuren motorfamilie wordt een afzonderlijke aanvraag ingediend.

Artikel 20

Informatiedossier

  • 1. 
    De aanvrager legt een informatiedossier over aan de goedkeuringsinstantie.
  • 2. 
    De inhoud van het informatiedossier wordt vastgesteld in een uitvoeringshandeling en omvat het volgende:
    • a) 
      een inlichtingenformulier;
    • b) 
      alle relevante gegevens, tekeningen, foto's en andere informatie met betrekking tot de motor;
    • c) 
      alle aanvullende informatie waar door de goedkeuringsinstantie in het kader van de aanvraagprocedure om wordt gevraagd.
  • 3. 
    Het informatiedossier mag zowel in papieren vorm worden verstrekt als in een elektronische vorm die aanvaard is door de technische dienst en de goedkeuringsinstantie.
  • 4. 
    De Commissie wordt bevoegd om door middel van uitvoeringshandelingen modellen vast te stellen voor het inlichtingenformulier en het informatiedossier. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 54, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure tegen [31 december 2016] vastgesteld.

    HOOFDSTUK V

    VERLOOP VAN DE EU-TYPEGOEDKEURINGSPROCEDURES

    Artikel 21

    Algemene bepalingen

  • 1. 
    De goedkeuringsinstantie die de aanvraag ontvangt verleent EU-typegoedkeuring voor alle motortypen of motorfamilies die in conform zijn met:
    • a) 
      de informatie in het informatiedossier;
    • b) 
      de voorschriften van deze verordening; en
    • c) 
      de in artikel 25 vermelde productieregelingen.
  • 2. 
    Goedkeuringsinstanties leggen geen andere typegoedkeuringsvoorschriften op met betrekking tot uitlaatemissies voor niet voor de weg bestemde mobiele machines waarin een motor is gemonteerd als de motor voldoet aan de in deze verordening vastgestelde voorschriften.
  • 3. 
    Goedkeuringsinstanties verlenen geen EU-typegoedkeuring voor een motortype of motorfamilie die niet voldoet aan de in deze verordening vastgestelde voorschriften na de data voor typegoedkeuring voor motoren die voor elke subcategorie motoren zijn opgenomen in bijlage III.
  • 4. 
    De EU-typegoedkeuringscertificaten worden genummerd volgens een geharmoniseerd systeem dat de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen

    vaststelt.

  • 5. 
    De goedkeuringsinstantie van iedere lidstaat:
    • a) 
      voorziet de goedkeuringsinstanties van de andere lidstaten maandelijks van een lijst met de in die maand door haar verleende, geweigerde of ingetrokken EU- typegoedkeuringen, vergezeld van een motivering voor de beslissingen;
    • b) 
      stelt de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten onverwijld in kennis van de door haar geweigerde of ingetrokken goedkeuringen van motoren, met opgave van de redenen voor haar besluit;
    • c) 
      zendt, op verzoek van de keuringsinstantie van een andere lidstaat, binnen één maand:

    – een kopie van het EU-goedkeuringscertificaat voor de motor of motorfamilie, indien aanwezig, met het informatiepakket voor ieder motortype en iedere motorfamilie waarvoor zij de goedkeuring heeft verleend, geweigerd dan wel ingetrokken, en/of

    – de lijst met overeenkomstig de verleende EU-typegoedkeuringen geproduceerde motoren als beschreven in artikel 35.

  • 6. 
    De goedkeuringsinstantie van iedere lidstaat zendt jaarlijks, en bovendien telkens wanneer daarom wordt verzocht, aan de Commissie een kopie van het gegevensformulier betreffende de motortypen of motorfamilies die sinds de laatste kennisgeving zijn goedgekeurd.
  • 7. 
    Indien de Commissie hierom verzoekt, verstrekt de goedkeuringsinstantie de in lid 5 bedoelde gegevens ook aan de Commissie.
  • 8. 
    Aan de in de leden 5, 6 en 7 vermelde voorschriften wordt geacht te zijn voldaan middels het uploaden van de relevante informatie of gegevens bij het in artikel 42 vermelde centrale administratieve platform van de EU. Het afschrift mag de vorm van een beveiligd elektronisch bestand hebben.
  • 9. 
    De goedkeuringsinstantie stelt een informatiepakket samen dat bestaat uit het informatiedossier plus de testrapporten en alle andere documenten die de technische dienst of de goedkeuringsinstantie tijdens de uitvoering van hun taken aan het informatiedossier hebben toegevoegd. Het informatiepakket bevat een inhoudsopgave, genummerd of voorzien van andere tekens zodat alle pagina’s en de opzet van ieder document duidelijk worden aangegeven; dit document geeft een overzicht van de opeenvolgende stappen in het beheer van de EU-

    typegoedkeuringsprocedure, met name de data van herzieningen en bijwerkingen. De goedkeuringsinstantie houdt de informatie in het informatiepakket ter beschikking gedurende een periode van tien jaar na afloop van de geldigheid van de desbetreffende EU-typegoedkeuring.

  • 10. 
    De Commissie wordt bevoegd door middel van uitvoeringshandelingen het volgende vast te stellen:
    • a) 
      de methode voor het vaststellen van het in alinea 4 vermelde geharmoniseerde nummeringssysteem;
    • b) 
      het enkele formaat van het gegevensformulier dat moet worden ingevuld voor ieder motortype of voor iedere motorfamilie waarvoor EU-typegoedkeuring is verleend door de goedkeuringsinstantie van iedere lidstaat, zoals bedoeld in lid 5, onder a);
    • c) 
      het model voor de in lid 5, onder c), bedoelde lijst met motoren die zijn geproduceerd overeenkomstig verleende EU-typegoedkeuringen dat door de goedkeuringsinstantie van iedere lidstaat moet worden ingevuld;
    • d) 
      het enkele formaat van het gegevensformulier dat door de goedkeuringsinstantie van iedere lidstaat moet worden ingevuld voor gerelateerde motortypen of motorfamilies waarvoor goedkeuring is verleend

sinds de laatste kennisgeving werd gedaan, zoals bedoeld in lid 6.

Die uitvoeringshandelingen worden uiterlijk op [31 december 2016] vastgesteld volgens de in artikel 54, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 22

Specifieke bepalingen voor het EU-typegoedkeuringscertificaat

  • 1. 
    De volgende stukken worden als bijlage bij het EU-typegoedkeuringscertificaat gevoegd:
    • a) 
      het in artikel 21, lid 9, vermelde informatiepakket;
    • b) 
      de testresultaten;
    • c) 
      naam en handtekening van de persoon (personen) die gemachtigd is (zijn) conformiteitscertificaten te ondertekenen met vermelding van zijn (hun) positie in het bedrijf.
  • 2. 
    De Commissie stelt een model op voor het EU-typegoedkeuringscertificaat.
  • 3. 
    Voor elk motortype doet de goedkeuringsinstantie het volgende:
    • a) 
      alle relevante rubrieken van het EU-typegoedkeuringscertificaat, met inbegrip van het daarbij gevoegde formulier met testresultaten invullen;
    • b) 
      de inhoudsopgave bij het informatiepakket samenstellen;
    • c) 
      het ingevulde certificaat en de bijlagen onverwijld aan de aanvrager verstrekken.
  • 4. 
    In het geval van een EU-typegoedkeuring waarvan de geldigheid overeenkomstig artikel 33 beperkt is of die van de toepassing van sommige bepalingen van deze verordening is ontheven, worden deze beperkingen of ontheffingen in het EU- typegoedkeuringscertificaat vermeld.
  • 5. 
    De Commissie wordt bevoegd om middels uitvoeringshandelingen het model voor het EU-typegoedkeuringscertificaat en de in lid 3, onder a), bedoelde lijst van testresultaten vast te stellen. Die uitvoeringshandelingen worden tegen [31 december 2016] vastgesteld volgens de in artikel 54, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 23

Voor EU-typegoedkeuring vereiste tests

  • 1. 
    Door middel van passende tests die door aangewezen technische diensten worden uitgevoerd, wordt aangetoond dat aan de technische voorschriften van deze verordening is voldaan.

    De procedures voor de technische tests en metingen, alsmede de specifieke uitrustingsstukken en instrumenten die voor de uitvoering van deze tests nodig zijn, worden in artikel 24 vastgesteld.

  • 2. 
    De fabrikant stelt de goedkeuringsinstantie het aantal motoren ter beschikking dat volgens de relevante gedelegeerde handelingen nodig is voor de uitvoering van de voorgeschreven tests.
  • 3. 
    De voorgeschreven tests worden uitgevoerd op motoren die representatief zijn voor het goed te keuren type.

    Niettegenstaande de voorschriften in de eerste alinea kan de fabrikant, in overeenstemming met de goedkeuringsinstantie, een motor selecteren die niet representatief is voor het goed te keuren type, maar die een aantal van de meest ongunstige kenmerken ten aanzien van het vereiste prestatieniveau bezit. Tijdens de selectieprocedure mogen ter ondersteuning van de besluitvorming virtuele testmethoden worden gebruikt.

  • 4. 
    De cycli die van toepassing zijn op de uitvoering van EU-typegoedkeuringstests zijn opgenomen in bijlage IV. De testcycli die van toepassing zijn op alle in de EU- typegoedkeuring opgenomen motortypen worden vermeld in het informatiedocument voor EU-typegoedkeuring.
  • 5. 
    De oudermotor wordt getest op een dynamometer met gebruikmaking van de toepasbare NRSC-testcyclus zoals vermeld in de tabellen IV-1 tot en met IV-10 in bijlage IV. De fabrikant kan kiezen voor de specifieke modus of de modus met overgangen als testmethode voor het uitvoeren van de tests. Met uitzondering van de in de leden 7 en 8 vermelde gevallen is het niet noodzakelijk dat een motor met variabel toerental van een bepaalde categorie die in een toepassing met constant toerental van dezelfde categorie wordt gebruikt, wordt getest met de testcyclus in steady state met het toepasbare constante toerental.
  • 6. 
    In geval van een motor met constant toerental met een regelaar die op verschillende toerentallen kan worden ingesteld, worden de in lid 5 opgenomen voorschriften voor ieder toepasbaar constant toerental nageleefd en geeft het informatiedocument van de EU-typegoedkeuring aan welke snelheden voor ieder motortype van toepassing zijn.
  • 7. 
    In geval van een motor uit categorie IWP bestemd voor gebruik in zowel toepassingen met variabel toerental als toepassingen met constant toerental worden de in alinea 5 vastgestelde voorschriften voor iedere toepasbare steadystatetestcyclus afzonderlijk nageleefd en geeft het informatiedocument van de EU-typegoedkeuring iedere steadystatetestcyclus aan waarvoor aan dit voorschrift werd voldaan.
  • 8. 
    In geval van een motor uit categorie IWP met een referentievermogen van meer dan 560 kW die bestemd is voor gebruik in plaats van een motor uit de categorie IWA overeenkomstig artikel 4, tweede alinea, wordt afzonderlijk aan de eisen uit alinea 5 voor iedere toepasbare in de tabellen IV-5 en IV-6 van bijlage IV opgenomen steadystatetestcyclus voldaan en geeft het informatiedocument van de EU- typegoedkeuring iedere steadystatetestcyclus aan waarvoor aan dit voorschrift werd voldaan.
  • 9. 
    Met uitzondering van motoren waarvoor overeenkomstig artikel 32, lid 4, een typegoedkeuring is verleend, worden motoren met variabel toerental uit de categorie NRE met een nettovermogen van minimaal 19 kW en maximaal 560 kW in aanvulling op de voorschriften van lid 5, ook getest op een dynamometer met een transiënte testcyclus zoals vastgesteld in tabel IV-11 van bijlage IV.
  • 10. 
    Motoren uit de subcategorieën NRS-v-2b en NRS-v-3 met een maximaal toerental van minder dan of gelijk aan 3400 tpm worden in aanvulling op de voorschriften van lid 5, ook getest op een dynamometer met een transiënte testcyclus zoals vastgesteld in tabel IV-12 van bijlage IV.
  • 11. 
    De Commissie wordt bevoegd om overeenkomstig artikel 55 middels gedelegeerde handelingen de gedetailleerde technische specificaties en karakteristieken van de in dit artikel bedoelde steadystate- en transiënte testcycli vast te stellen. Die gedelegeerde handelingen worden uiterlijk op [31 december 2016] vastgesteld.
  • 12. 
    De Commissie wordt bevoegd om middels uitvoeringshandelingen een enkel formaat vast te stellen voor de voor EU-typegoedkeuring vereiste tests. Die uitvoeringshandelingen worden uiterlijk op [31 december 2016] vastgesteld volgens de in artikel 54, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 24

Verrichten van metingen en tests voor EU-typegoedkeuring

  • 1. 
    De resultaten van de laboratoriumtests van uitlaatemissies voor alle motoren die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen worden aangepast om rekening te houden met de verslechteringsfactoren die relevant zijn voor de in bijlage V opgenomen emissieduurzaamheidsperioden.
  • 2. 
    Een motortype of motorfamilie voldoet aan de emissiegrenswaarden die bij deze verordening worden vastgesteld voor de relevante referentiebrandstoffen of brandstofcombinaties die in de volgende lijst zijn opgenomen:

    – diesel;

    – benzine;

    – benzine/oliemengsel voor tweetakt-SI-motoren

    – aardgas/biomethaan;

    – vloeibaar petroleumgas (LPG);

    – ethanol.

  • 3. 
    Bij het verrichten van metingen en tests wordt voldaan aan de technische voorschriften met betrekking tot de volgende aspecten:
    • a) 
      apparatuur en procedures voor het uitvoeren van tests;
    • b) 
      apparatuur en procedures voor het meten van emissies en nemen van monsters; c) methoden voor de evaluatie van gegevens en voor berekeningen;
    • d) 
      methoden voor het bepalen van verslechteringsfactoren;
    • e) 
      voor motoren van de categorieën NRE, NRG, IWP, IWA, RLR, NRS en NRSh die voldoen aan de fase V-emissiegrenswaarden zoals gedefinieerd in bijlage II:
      • i. 
        een methode om emissies van cartergassen in aanmerking te nemen;
      • ii. 
        een methode om niet-frequente regeneratie van nabehandelingssystemen in aanmerking te nemen;
    • f) 
      voor elektronisch gestuurde motoren uit de categorieën NRE, NRG, IWP, IWA, RLL en RLR die voldoen aan de fase V-emissiegrenswaarden zoals vastgesteld in bijlage II en waarbij zowel de dosering als de timing van de brandstofinspuiting elektronisch wordt geregeld of waarbij het emissiebeheersingssysteem voor de vermindering van NO x elektronisch wordt geactiveerd, gedeactiveerd of gemoduleerd:
      • i. 
        technische voorschriften voor emissiebeheersingsstrategieën met inbegrip van de benodigde documenten om deze strategieën aan te tonen;

      ii: technische voorschriften voor NO x -beheersingsmaatregelen met inbegrip van de methode om deze technische voorschriften aan te tonen;

      • iii. 
        technische voorschriften voor het aan de relevante NRSC-cyclus verbonden gebied, waarbinnen er controle is over de hoeveelheid waarmee de emissies de grenswaarden van bijlage II mogen overschrijden;
      • iv. 
        de selectie door de technische dienst van aanvullende meetpunten van binnenin het controlegebied tijdens de emissiebanktest.
  • 4. 
    De Commissie wordt bevoegd om overeenkomstig artikel 55 middels gedelegeerde handelingen het volgende vast te stellen:
    • a) 
      de methodologie voor het aanpassen van de resultaten van emissielaboratoriumtests om rekening te houden met de in lid 1 vermelde

      verslechteringsfactoren;

    • b) 
      de technische eigenschappen van de in lid 2 vermelde referentiebrandstoffen voor goedkeuringstests en het verifiëren van de conformiteit van productie zoals bedoeld in dat lid;
    • c) 
      de gedetailleerde technische voorschriften en eigenschappen voor het verrichten van de in lid 3 bedoelde metingen en tests;
    • d) 
      de methode voor het meten van deeltjesaantallen, waarbij rekening wordt gehouden met de in de wijzigingsreeks 06 van VN/ECE-Reglement nr. 49 vermelde specificaties;
    • e) 
      de gedetailleerde technische voorschriften voor het testen van motoren op volledige en gedeeltelijke gasvormige brandstof zoals bedoeld in bijlage II.

Artikel 25

Regelingen inzake de conformiteit van de productie

  • 1. 
    Een goedkeuringsinstantie die een EU-typegoedkeuring verleent, neemt met betrekking tot die goedkeuring de nodige maatregelen om, zo nodig in samenwerking met de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten, te verifiëren of afdoende regelingen zijn getroffen om te waarborgen dat de in productie zijnde motoren conform zullen zijn met het goedgekeurde type wat betreft de voorschriften van deze verordening.
  • 2. 
    Een goedkeuringsinstantie die EU-typegoedkeuring voor een motorfamilie verleent neemt de nodige maatregelen om te verifiëren of door de fabrikant afgegeven conformiteitscertificaten voldoen aan de voorschriften van artikel 30. Daartoe verifieert de goedkeuringsinstantie of een voldoende aantal monsters van conformiteitscertificaten aan de voorschriften van artikel 30 voldoet en of de fabrikant adequate stappen heeft genomen om de juistheid van de gegevens op de conformiteitscertificaten te waarborgen.
  • 3. 
    Een goedkeuringsinstantie die een EU-typegoedkeuring heeft verleend, neemt met betrekking tot die goedkeuring de nodige maatregelen om, zo nodig in samenwerking met de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten, te verifiëren of de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde regelingen nog steeds afdoende zijn zodat in productie zijnde motoren nog steeds conform zijn met het goedgekeurde type en de conformiteitscertificaten nog steeds aan artikel 30 voldoen.
  • 4. 
    Om te verifiëren of een motor conform is met het goedgekeurde type, mag de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend alle controles of tests die vereist zijn voor de EU-typegoedkeuring uitvoeren op monsters die in de bedrijfsgebouwen, inclusief de productiefaciliteiten, van de fabrikant zijn genomen.
  • 5. 
    Indien een goedkeuringsinstantie die een EU-typegoedkeuring heeft verleend, vaststelt dat de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde regelingen niet worden toegepast, aanzienlijk afwijken van de overeengekomen regelingen en controleplannen, niet meer worden toegepast of niet langer als afdoende worden beschouwd, terwijl de productie wel wordt voortgezet, neemt zij de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de procedure voor de conformiteit van de productie correct wordt nageleefd, of trekt zij de EU-typegoedkeuring in.
  • 6. 
    De Commissie wordt bevoegd om overeenkomstig artikel 55 middels gedelegeerde handelingen de gedetailleerde maatregelen en de procedures vast te stellen die de goedkeuringsinstanties moeten nemen en volgen om ervoor te zorgen dat de in productie zijnde motoren conform zijn met het goedgekeurde type. Die gedelegeerde handelingen worden uiterlijk op [31 december 2016] vastgesteld.

HOOFDSTUK VI

WIJZIGINGEN EN GELDIGHEIDSDUUR VAN EU-

TYPEGOEDKEURINGEN

Artikel 26

Algemene bepalingen

  • 1. 
    De fabrikant stelt de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend onverwijld in kennis van elke wijziging van de gegevens in het informatiepakket.

    Die goedkeuringsinstantie besluit welke van de procedures van artikel 27 moet worden gevolgd.

    Zo nodig kan de goedkeuringsinstantie na overleg met de fabrikant besluiten dat een nieuwe EU-typegoedkeuring moet worden verleend.

  • 2. 
    Een aanvraag tot wijziging van een EU-typegoedkeuring wordt uitsluitend ingediend bij de goedkeuringsinstantie die de oorspronkelijke EU-typegoedkeuring heeft verleend.
  • 3. 
    Indien de goedkeuringsinstantie van oordeel is dat voor het aanbrengen van een wijziging inspecties of tests moeten worden herhaald, stelt zij de fabrikant daarvan in kennis.

    De in artikel 27 bedoelde procedures zijn alleen van toepassing als de

    goedkeuringsinstantie op grond van die inspecties of tests tot de conclusie is

    gekomen dat nog steeds aan de voorwaarden voor EU-typegoedkeuring wordt

    voldaan.

Artikel 27

Herzieningen en uitbreidingen van EU-typegoedkeuringen

  • 1. 
    Indien gegevens die in het informatiepakket zijn opgenomen, zijn gewijzigd zonder dat daarvoor inspecties of tests hoefden te worden herhaald, wordt de wijziging een "herziening" genoemd.

    In dat geval geeft de goedkeuringsinstantie de herziene bladzijden van het informatiepakket af, waarbij op iedere herziene bladzijde duidelijk de aard van de wijziging en de nieuwe afgiftedatum zijn vermeld. Met een geconsolideerde, bijgewerkte versie van het informatiepakket, vergezeld van een gedetailleerde beschrijving van de wijziging, wordt geacht aan deze eis te zijn voldaan.

  • 2. 
    Een wijziging wordt een "uitbreiding" genoemd, als de gegevens die in het informatiepakket zijn opgenomen zijn gewijzigd en een of meer van de volgende situaties optreden:
    • a) 
      er zijn aanvullende inspecties of nieuwe tests nodig;
    • b) 
      een gegeven op het EU-typegoedkeuringscertificaat, de bijlagen uitgezonderd, is gewijzigd;
    • c) 
      nieuwe voorschriften die in de gedelegeerde handelingen bij deze verordening worden vastgesteld, zijn van toepassing voor het goedgekeurde motortype of de goedgekeurde motorfamilie.

    In het geval van een uitbreiding geeft de goedkeuringsinstantie een bijgewerkt EU- typegoedkeuringscertificaat af, voorzien van een uitbreidingsnummer dat één nummer hoger is dan het laatst toegekende uitbreidingsnummer. Op dat goedkeuringscertificaat worden duidelijk de reden voor de uitbreiding en de afgiftedatum vermeld.

  • 3. 
    Bij iedere afgifte van gewijzigde bladzijden of van een geconsolideerde, bijgewerkte versie wordt in de bij het goedkeuringscertificaat gevoegde inhoudsopgave bij het informatiepakket de datum van de laatste uitbreiding of herziening of die van de laatste consolidering van de bijgewerkte versie vermeld.
  • 4. 
    Indien de in lid 2, onder c), bedoelde nieuwe voorschriften uit technisch oogpunt irrelevant zijn voor een motortype of motorfamilie met betrekking tot de emissieprestaties, wordt geen wijziging van de EU-typegoedkeuring voor dat motortype of die motorfamilie vereist.

Artikel 28

Afgifte en kennisgeving van wijzigingen

  • 1. 
    In geval van een uitbreiding worden alle relevante delen van het EU- typegoedkeuringscertificaat, de bijlagen erbij en de inhoudsopgave bij het informatiepakket bijgewerkt. Het bijgewerkte certificaat en de bijlagen erbij worden onverwijld aan de aanvrager toegezonden.
  • 2. 
    In geval van een herziening worden de herziene documenten of in voorkomend geval de geconsolideerde, bijgewerkte versie, inclusief de herziene inhoudsopgave bij het informatiepakket, door de goedkeuringsinstantie onverwijld aan de aanvrager toegezonden.
  • 3. 
    De goedkeuringsinstantie stelt de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten volgens de in artikel 21 bedoelde procedures van alle wijzigingen van EU- typegoedkeuringen in kennis.

Artikel 29

Einde van de geldigheid

  • 1. 
    Een EU-typegoedkeuring wordt afgegeven voor onbepaalde tijd.
  • 2. 
    In de volgende gevallen wordt een EU-typegoedkeuring van een motor ongeldig:
    • a) 
      voor het op de markt aanbieden van motoren treden nieuwe voorschriften in werking die op het goedgekeurde motortype van toepassing zijn, en de EU- typegoedkeuring kan niet dienovereenkomstig worden bijgewerkt;
    • b) 
      de productie van het goedgekeurde motortype of de goedgekeurde motorfamilie wordt vrijwillig definitief stopgezet;
    • c) 
      de geldigheid van de goedkeuring loopt af ingevolge een beperking overeenkomstig artikel 33, lid 6;
    • d) 
      de goedkeuring is ingetrokken overeenkomstig artikel 25, lid 5, artikel 37, lid 1, of artikel 38, lid 3.
  • 3. 
    Indien slechts één motortype binnen een motorfamilie ongeldig wordt, verliest de EU-typegoedkeuring van de betrokken motorfamilie alleen voor dat motortype haar geldigheid.
  • 4. 
    Indien de productie van een bepaald motortype definitief wordt stopgezet, stelt de fabrikant de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring voor die motor heeft verleend, hiervan in kennis.

    Uiterlijk een maand na ontvangst van de in de eerste alinea bedoelde kennisgeving stelt de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring voor de motor heeft verleend de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten hiervan in kennis.

  • 5. 
    Wanneer een EU-typegoedkeuring van een motortype of motorfamilie ongeldig wordt, stelt de fabrikant, onverminderd het bepaalde in lid 4, de goedkeuringsinstantie van de lidstaat die de EU-typegoedkeuring heeft verleend, daarvan in kennis.

    De goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend, deelt de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten onverwijld alle van toepassing zijnde informatie mee.

    De in de tweede alinea bedoelde mededeling omvat met name de productiedatum en het motoridentificatienummer van de laatste geproduceerde motor.

  • 6. 
    Aan de in de leden 4 en 5 vermelde voorschriften wordt geacht te zijn voldaan middels het uploaden van de relevante informatie bij het in artikel 42 bedoelde centrale administratieve platform van de Unie. De mededelingsdocumenten mogen ook de vorm van een elektronisch bestand hebben.

HOOFDSTUK VII

CONFORMITEITSCERTIFICAAT EN MARKERINGEN

Artikel 30

Conformiteitscertificaat

  • 1. 
    Als houder van EU-typegoedkeuring voor een motortype of een motorfamilie levert de fabrikant een conformiteitscertificaat bij elke motor die conform het goedgekeurde motortype wordt geproduceerd.

    Een dergelijk certificaat wordt kosteloos bij de motor geleverd en vergezelt de machine waarin de motor wordt gemonteerd. De levering ervan mag niet afhankelijk worden gesteld van een uitdrukkelijk verzoek daartoe of het verstrekken van aanvullende gegevens aan de fabrikant.

    Op verzoek van de eigenaar van het voertuig verstrekt de fabrikant van de motor, gedurende een periode van tien jaar na de productiedatum van de motor, een duplicaat van het conformiteitscertificaat aan de eigenaar van de motor, tegen betaling van een bedrag dat niet hoger is dan de hieraan verbonden kosten. Op de voorzijde van het duplicaat is het woord "duplicaat" duidelijk zichtbaar.

  • 2. 
    De Commissie stelt een modelconformiteitscertificaat op dat door de fabrikant wordt gebruikt.
  • 3. 
    Het conformiteitscertificaat wordt opgesteld in ten minste één van de officiële talen van de Unie. Een lidstaat mag voorschrijven dat het conformiteitscertificaat naar zijn eigen officiële taal of talen wordt vertaald.
  • 4. 
    De persoon (personen) die gemachtigd is (zijn) om de conformiteitscertificaten te ondertekenen, maakt (maken) deel uit van de organisatie van de fabrikant en wordt (worden) door de directie naar behoren gemachtigd om volledig de wettelijke verantwoordelijkheid van de fabrikant te dragen ten aanzien van het ontwerp en de constructie of de conformiteit van de productie van de motor.
  • 5. 
    Het conformiteitscertificaat wordt volledig ingevuld en bevat geen andere beperkingen op het gebruik van het voertuig dan die welke in deze verordening of een van de op grond van deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen zijn toegestaan.
  • 6. 
    Het opschrift van het conformiteitscertificaat van motortypen of motorfamilies waarvoor overeenkomstig artikel 33, lid 2, goedkeuring is verleend, luidt als volgt: "Voor motoren waarvoor overeenkomstig artikel 31 van Verordening (EU) nr. xx/xx van het Europees Parlement en de Raad van [datum] inzake de voorschriften met betrekking tot emissiegrenswaarden en typegoedkeuring voor in niet voor de weg bestemde mobiele machines gemonteerde verbrandingsmotoren typegoedkeuring is verleend (voorlopige goedkeuring)".
  • 7. 
    De Commissie wordt bevoegd middels uitvoeringshandelingen het modelconformiteitscertificaat vast te stellen, met inbegrip van de technische

    kenmerken ter voorkoming van vervalsing. Daartoe voorzien de uitvoeringshandelingen in de druktechnische beveiligingen die het papier dat voor het certificaat wordt gebruikt, beschermen. Die uitvoeringshandelingen worden uiterlijk op [31 december 2016] vastgesteld volgens de in artikel 54, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

    Artikel 31

    Markeringen op de motor

  • 1. 
    De fabrikant van een motor brengt een markering aan op iedere eenheid die in conformiteit met het goedgekeurde type wordt geproduceerd.
  • 2. 
    Alvorens de motor de productielijn verlaat, moeten alle door deze verordening vereiste merktekens zijn aangebracht.
  • 3. 
    Voor een motor die al in een machine is gemonteerd kan de motor of het motoronderdeel waarop de voorgeschreven markering zich bevindt, worden vervangen.
  • 4. 
    De Commissie wordt bevoegd om middels uitvoeringshandelingen het model vast te stellen voor de in lid 1 vermelde markering, met inbegrip van de verplichte essentiële informatie. Die uitvoeringshandelingen worden uiterlijk op [31 december 2016] vastgesteld volgens de in artikel 54, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
  • 5. 
    De Commissie wordt eveneens bevoegd overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de voorwaarden en gedetailleerde technische voorschriften voor het vervangen van motoren of motoronderdelen die voorzien zijn van de in lid 3 vermelde markering. Die gedelegeerde handelingen worden uiterlijk op [31 december 2016] vastgesteld.

    HOOFDSTUK VIII

    VRIJSTELLINGEN

    Artikel 32

    Algemene vrijstellingen

  • 1. 
    De voorschriften van artikel 5, leden 2 en 3, en van artikel 17, lid 2, zijn niet van toepassing op motoren die bestemd zijn voor het leger.
  • 2. 
    Onverminderd de bepalingen van artikel 31 kan een fabrikant een motor afzonderlijk van het uitlaatgasnabehandelingssysteem aan een OEM leveren.
  • 3. 
    Onverminderd de voorschriften van artikel 5, lid 3, staan de lidstaten het tijdelijk in de handel brengen van motoren waarvoor geen EU-typegoedkeuring overeenkomstig deze verordening is verleend toe voor praktijktests.
  • 4. 
    Onverminderd de voorschriften van artikel 17, lid 2, mogen de lidstaten de EU- typegoedkeuring en het in de handel brengen van motoren die voldoen aan de in bijlage V opgenomen ATEX-emissiegrenswaarden toelaten, op voorwaarde dat de motoren bestemd zijn te worden gemonteerd in een machine die is bedoeld voor gebruik in mogelijk explosieve omgevingen, als gedefinieerd in Richtlijn

    2014/34/EU van het Europees Parlement en de Raad 22 , en die is gecertificeerd als

    zijnde conform de volgende voorschriften:

    • a) 
      apparaten van de categorieën 2 of 3;
    • b) 
      machines van de groepen I of II;
    • c) 
      temperatuurklasse T3 of hoger (maximaal 200 °C).
  • 5. 
    De Commissie wordt bevoegd overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot gedetailleerde technische specificaties en voorwaarden voor:
    • a) 
      het afzonderlijk leveren van een motor en het uitlaatgasnabehandelingssysteem aan de OEM door de fabrikant zoals bedoeld in lid 2;
    • b) 
      het tijdelijk in de handel brengen voor praktijktests van motoren waarvoor geen EU-typegoedkeuring overeenkomstig deze verordening is verleend, zoals bedoeld in lid 3;
    • c) 
      de EU-typegoedkeuring en het in de handel brengen van motoren die voldoen aan de in bijlage V opgenomen ATEX-emissiegrenswaarde, zoals bedoeld in lid 4.

Die gedelegeerde handelingen worden uiterlijk op [31 december 2016] vastgesteld.

Artikel 33

Ontheffingen voor nieuwe technologieën of nieuwe concepten

  • 1. 
    De fabrikant kan EU-typegoedkeuring aanvragen voor een type motor waarvoor nieuwe technologieën of concepten zijn toegepast die onverenigbaar zijn met een of meer van de in deze verordening opgenomen voorschriften.
  • 2. 
    De goedkeuringsinstantie verleent de in lid 1 bedoelde typegoedkeuring indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

22 Richtlijn 2014/34 i/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen (herschikking) (PB L 96 van 29.3.2014, blz. 309).

  • a) 
    in de aanvraag zijn de redenen vermeld waarom de desbetreffende technologieën of concepten tot gevolg hebben dat het motortype of de motorfamilie onverenigbaar is met een of meer van de voorschriften in deze verordening;
  • b) 
    in de aanvraag zijn de milieuaspecten van de nieuwe technologie beschreven, alsmede de maatregelen die zijn getroffen om ervoor te zorgen dat ten minste een even hoog milieubeschermingsniveau wordt gewaarborgd als door de voorschriften waarvan ontheffing wordt aangevraagd, wordt geboden;
  • c) 
    er worden testbeschrijvingen en -resultaten aangevoerd die aantonen dat aan de voorwaarde onder b) is voldaan.
  • 3. 
    Voor het verlenen van dergelijke typegoedkeuring met ontheffing voor nieuwe technologieën of nieuwe concepten is goedkeuring door de Commissie vereist. Die goedkeuring wordt gegeven door middel van een uitvoeringshandeling.
  • 4. 
    In afwachting van het goedkeuringsbesluit van de Commissie mag de goedkeuringsinstantie een voorlopige goedkeuring die alleen op zijn grondgebied geldig is, verlenen die uitsluitend geldig is voor een voertuigtype waarop de aangevraagde ontheffing betrekking heeft. De goedkeuringsinstantie stelt de Commissie en de overige lidstaten er onverwijld van in kennis dat zij een dergelijke

    voorlopige typegoedkeuring heeft verleend, door middel van een dossier dat de in lid 2 bedoelde gegevens bevat.

    In het opschrift van het typegoedkeuringscertificaat en het opschrift van het conformiteitscertificaat wordt aangegeven dat het hierbij om een voorlopige goedkeuring met een beperkt geldigheidsgebied gaat.

  • 5. 
    Andere goedkeuringsinstanties mogen besluiten de in lid 4 bedoelde voorlopige goedkeuring binnen hun grondgebied te aanvaarden. Wanneer zij dat doen stellen zij de relevante goedkeuringsinstantie en de Commissie daarvan schriftelijk in kennis.
  • 6. 
    Indien van toepassing wordt in de in lid 3 bedoelde goedkeuring door de Commissie ook aangegeven of er op de geldigheid beperkingen van toepassing zijn. De geldigheidsduur van de typegoedkeuring bedraagt in elk geval ten minste 36 maanden.
  • 7. 
    Als de Commissie de goedkeuring weigert, stelt de goedkeuringsinstantie de houder van de in lid 3 bedoelde voorlopige typegoedkeuring, indien die goedkeuring is verleend, er onverwijld van in kennis dat de voorlopige goedkeuring zes maanden na de datum van de weigering van de Commissie zal worden ingetrokken.

    Onverminderd de beslissing van de Commissie om goedkeuring te weigeren, mogen motoren die conform de voorlopige goedkeuring worden vervaardigd voordat deze ongeldig is geworden, in de handel worden gebracht in elke lidstaat die de voorlopige goedkeuring had aanvaard.

  • 8. 
    Aan de in de leden 4 en 5 vermelde voorschriften wordt geacht te zijn voldaan middels het uploaden van de relevante informatie bij het in artikel 42 bedoelde centrale administratieve platform van de Unie. De mededelingsdocumenten mogen ook de vorm van een elektronisch bestand hebben.
  • 9. 
    De Commissie wordt bevoegd de in lid 3 vermelde goedkeuring middels uitvoeringshandelingen vast te stellen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 54, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
  • 10. 
    De Commissie wordt bevoegd om middels uitvoeringshandelingen de geharmoniseerde modellen vast te stellen voor de in lid 4 bedoelde

    typegoedkeuringscertificaten en conformiteitscertificaten, met inbegrip van de daarop verplicht te vermelden informatie. Die uitvoeringshandelingen worden uiterlijk op [31 december 2016] vastgesteld volgens de in artikel 54, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 34

Latere aanpassing van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen

  • 1. 
    Wanneer de Commissie een goedkeuring voor de verlening van een ontheffing overeenkomstig artikel 33 verleent, neemt zij onverwijld de nodige maatregelen om de gedelegeerde of uitvoeringshandelingen in kwestie aan de technologische ontwikkelingen aan te passen.

    Wanneer de krachtens artikel 33 goedgekeurde ontheffing betrekking heeft op een in een VN/ECE-reglement vastgestelde kwestie, stelt de Commissie een wijziging van dat VN/ECE-reglement voor volgens de toepasbare procedure op grond van de Herziene Overeenkomst van 1958.

  • 2. 
    Zodra de relevante handelingen zijn gewijzigd, wordt elke aan het besluit van de Commissie tot goedkeuring van de ontheffing inherente beperking onmiddellijk opgeheven.

    Indien de nodige stappen voor de aanpassing van de gedelegeerde of uitvoeringshandelingen niet zijn ondernomen, kan de Commissie, op verzoek van de lidstaat die de goedkeuring heeft verleend, middels een besluit in de vorm van een uitvoeringshandeling vastgesteld volgens de in artikel 54, lid 2, bedoelde onderzoekprocedure, de lidstaat machtigen de typegoedkeuring te verlengen.

HOOFDSTUK IX

IN DE HANDEL BRENGEN

Artikel 35

Verplichtingen voor verslaglegging door de fabrikanten

Een fabrikant zendt de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend binnen 45 dagen na het einde van ieder kalenderjaar en onverwijld na iedere datum waarop gewijzigde voorschriften van deze verordening van kracht worden en onmiddellijk na iedere aanvullende datum die de bevoegde instantie kan vaststellen, een lijst met de hele reeks identificatienummers voor elk motortype dat in overeenstemming met de voorschriften van deze verordening en conform de EU-typegoedkeuring is geproduceerd sinds de laatste verslaglegging of sinds de voorschriften van deze verordening voor het eerst van kracht waren.

Indien het motorcodesysteem dit niet identificeert, moet de in de eerste alinea vermelde lijst het verband aangeven tussen de identificatienummers en de overeenkomstige motortypen of motorfamilies en de EU-typegoedkeuringsnummers.

De in de eerste alinea vermelde lijst geeft ook duidelijk elk geval aan waarin de fabrikant stopt met het produceren van een motortype of motorfamilie waarvoor typegoedkeuring is verleend.

De fabrikant bewaart kopieën van de lijst voor een periode van ten minste 20 jaar na het verstrijken van de geldigheidsduur van de betrokken EU-typegoedkeuring.

Artikel 36

Verificatiemaatregelen

  • 1. 
    De goedkeuringsinstantie van een lidstaat die een EU-typegoedkeuring verleent, neemt met betrekking tot die goedkeuring de nodige maatregelen om, indien nodig in samenwerking met de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten, de identificatienummers van de motoren die conform de voorschriften van deze richtlijn zijn geproduceerd, te verifiëren.
  • 2. 
    Een extra verificatie van de identificatienummers kan eventueel worden gecombineerd met de controle van de conformiteit van de productie als bedoeld in artikel 25.
  • 3. 
    Met betrekking tot de verificatie van de identificatienummers verstrekken de fabrikant of de in de Unie gevestigde agenten van de fabrikant, onverwijld op verzoek aan de bevoegde goedkeuringsinstantie alle benodigde gegevens betreffende de afnemers van de fabrikant alsook de identificatienummers van de motoren waarvan is medegedeeld dat zij in overeenstemming met de bepalingen van artikel 35 zijn geproduceerd. Indien de motoren worden verkocht aan een machinefabrikant, zijn geen nadere gegeven vereist.
  • 4. 
    Indien de fabrikant, na een verzoek daartoe van de keuringsinstantie, niet in staat is de in artikel 31 vermelde voorschriften voor markeringen op de motor te verifiëren, kan de goedkeuring die voor het betrokken motortype of de betrokken motorfamilie krachtens deze verordening is verleend, worden ingetrokken. Daarvan wordt kennisgeving gedaan volgens de procedure van artikel 36, lid 4.

HOOFDSTUK X

VRIJWARINGSCLAUSULES

Artikel 37

Motoren die niet conform zijn met het goedgekeurde type

  • 1. 
    Indien motoren die van een conformiteitscertificaat vergezeld gaan of van een goedkeuringsmerk zijn voorzien, niet conform zijn met het goedgekeurde type of de goedgekeurde familie, neemt de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend de nodige maatregelen, die kunnen gaan tot intrekking van de EU- typegoedkeuring wanneer de door de fabrikant genomen maatregelen ontoereikend zijn, om de in productie zijnde motoren conform te maken met het goedgekeurde type of de goedgekeurde familie. De goedkeuringsinstantie van deze lidstaat stelt de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten in kennis van de genomen maatregelen.
  • 2. 
    Voor de toepassing van lid 1 worden afwijkingen van de gegevens op het EU- typegoedkeuringscertificaat of in het informatiepakket beschouwd als gebrek aan conformiteit met het goedgekeurde type of de goedgekeurde familie, wanneer die afwijkingen niet overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk VI zijn goedgekeurd.
  • 3. 
    Indien een goedkeuringsinstantie vaststelt dat motoren die van een conformiteitscertificaat vergezeld gaan of van een in een andere lidstaat afgegeven

    goedkeuringsmerk zijn voorzien, niet conform zijn met het goedgekeurde type of de goedgekeurde familie, kan zij de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend, verzoeken te verifiëren of in productie zijnde motoren nog conform zijn met het goedgekeurde type of de goedgekeurde familie. De goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend voert deze verificatie zo spoedig mogelijk uit en uiterlijk drie maanden na de datum van het verzoek.

  • 4. 
    De goedkeuringsinstanties van de lidstaten stellen elkaar binnen één maand in kennis van de intrekking van een EU-typegoedkeuring en van de redenen daarvoor.
  • 5. 
    Indien de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend, de haar ter kennis gebrachte non-conformiteit betwist, trachten de betrokken lidstaten het geschil op te lossen. De Commissie wordt op de hoogte gehouden en pleegt zo nodig passend overleg om tot een vergelijk te komen.

Artikel 38

Terugroepen van motoren

  • 1. 
    Wanneer een fabrikant die EU-typegoedkeuring verleend heeft gekregen overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 765/2008 i wordt gedwongen in de handel gebrachte motoren terug te roepen, ongeacht of die in machines zijn gemonteerd, omdat de motoren een ernstige inbreuk op deze verordening betekenen wat betreft het beschermen van het milieu, stelt de fabrikant

    de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring voor de motor heeft verleend daarvan onverwijld in kennis.

  • 2. 
    De fabrikant stelt de goedkeuringsinstantie een reeks maatregelen voor om de in lid 1 bedoelde ernstige inbreuk te neutraliseren. De goedkeuringsinstantie deelt de voorgestelde maatregelen onverwijld aan de goedkeuringsinstanties van de andere lidstaten mee.

    De goedkeuringsinstanties zien erop toe dat deze maatregelen in hun lidstaten effectief worden uitgevoerd.

  • 3. 
    Indien de maatregelen door de betrokken goedkeuringsinstantie ontoereikend worden geacht of deze van mening is dat ze niet snel genoeg zijn uitgevoerd, stelt zij de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend, daarvan onverwijld in kennis.

    De goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend stelt vervolgens de fabrikant in kennis. Wanneer de fabrikant dan geen effectieve corrigerende maatregelen voorstelt en uitvoert, neemt de goedkeuringsinstantie die de EU- typegoedkeuring heeft verleend alle vereiste beschermingsmaatregelen, die kunnen gaan tot de intrekking van de EU-typegoedkeuring. Bij intrekking van de EU- typegoedkeuring stelt de goedkeuringsinstantie binnen een maand na deze intrekking de fabrikant, de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten en de Commissie hiervan per aangetekend schrijven of equivalente elektronische middelen in kennis.

Artikel 39

Kennisgeving van besluiten en beschikbare rechtsmiddelen

  • 1. 
    Elk besluit dat uit hoofde van deze verordening wordt genomen en elk besluit tot weigering of intrekking van een EU-typegoedkeuring, tot het verbieden of beperken van het in de handel brengen van een motor, dan wel tot het verplicht uit de handel nemen van een voertuig, wordt uitvoerig met redenen omkleed.
  • 2. 
    Het besluit wordt ter kennis gebracht van de belanghebbende onder vermelding van de rechtsmiddelen waarover hij krachtens de geldende wettelijke voorschriften van de betrokken lidstaat beschikt en van de termijnen waarbinnen deze rechtsmiddelen kunnen worden aangewend.

HOOFDSTUK XI

INTERNATIONALE REGELGEVING EN VOORZIENING VAN

TECHNISCHE INFORMATIE

Artikel 40

Erkenning van gelijkwaardige typegoedkeuringen voor motoren

  • 1. 
    De Unie mag, in het kader van de multilaterale of bilaterale overeenkomsten tussen de Unie en derde landen, de gelijkwaardigheid erkennen tussen de bij deze verordening vastgestelde voorwaarden en bepalingen voor typegoedkeuringen van motoren en de bij internationale regelgeving of regelgeving van derde landen vastgestelde procedures.
  • 2. 
    Verleende typegoedkeuringen en goedkeuringsmarkeringen conform de VN/ECE- reglementen of wijzigingen daarop waar de Unie voor heeft gestemd of waartoe de Unie is toegetreden als vastgesteld in de in lid 4, onder a), bedoelde uitvoeringshandeling worden erkend als gelijkwaardig aan overeenkomstig deze verordening verleende typegoedkeuringen en goedkeuringsmarkeringen.
  • 3. 
    Conform de wetgeving van de Unie verleende typegoedkeuringen als vastgesteld in de in lid 4, onder b), bedoelde uitvoeringshandeling worden erkend als gelijkwaardig aan overeenkomstig deze verordening verleende typegoedkeuringen.
  • 4. 
    De Commissie wordt bevoegd overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen inzake:
    • a) 
      de lijst met VN/ECE-reglementen of wijzigingen daarop waar de Unie voor heeft gestemd of waartoe de Unie is toegetreden die van toepassing zijn op EU- typegoedkeuring van motoren en motorfamilies die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines;
    • b) 
      de lijst met handelingen van de Unie waarin typegoedkeuringen worden verleend.

Die gedelegeerde handelingen worden uiterlijk op [31 december 2016] vastgesteld.

Artikel 41

Informatie bedoeld voor OEM's en eindgebruikers

  • 1. 
    Een fabrikant mag geen technische informatie over de bij deze verordening voorgeschreven gegevens verstrekken, die afwijkt van de gegevens die door de goedkeuringsinstantie zijn goedgekeurd.
  • 2. 
    De fabrikant stelt alle relevante informatie en instructies die nodig zijn voor een correcte installatie van de motor in de machine ter beschikking aan de OEM's, met inbegrip van een beschrijving van alle speciale voorwaarden of beperkingen die aan de installatie of het gebruik van de motor zijn verbonden.
  • 3. 
    Fabrikanten stellen alle relevante informatie en benodigde instructies bedoeld voor de eindgebruiker ter beschikking aan de OEM's, waarbij met name alle speciale voorwaarden of beperkingen die aan het gebruik van een motor zijn verbonden, worden beschreven.
  • 4. 
    Onverminderd de voorschriften van lid 3 stellen de fabrikanten de waarden van de emissies van koolstofdioxide (CO 2 ) die tijdens het EU-typegoedkeuringsproces zijn vastgesteld ter beschikking aan de OEM's en dragen zij de OEM's op om deze informatie aan de eindgebruiker van de machine waarin de motor wordt gemonteerd kenbaar te maken.
  • 5. 
    De Commissie wordt bevoegd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de omschrijving van de in de leden 2, 3, en 4, vermelde informatie en instructies. Die gedelegeerde handelingen worden uiterlijk op [31 december 2016] vastgesteld.

Artikel 42

Centraal administratief platform van de Unie en databank

  • 1. 
    De Commissie stelt een centraal administratief digitaal platform van de Unie op voor de elektronische uitwisseling van gegevens en informatie met betrekking tot EU- typegoedkeuringen. Het platform wordt gebruikt voor de uitwisseling van gegevens en informatie tussen de goedkeuringsinstanties, of tussen de goedkeuringsinstanties en de Commissie, die plaatsvindt in het kader van deze verordening.
  • 2. 
    Het centrale administratieve digitale platform van de Unie bevat ook een databank waar alle relevante informatie met betrekking tot overeenkomstig deze verordening verleende EU-typegoedkeuringen centraal wordt verzameld en ter beschikking wordt gesteld van de goedkeuringsinstanties en van de Commissie. De databank verbindt nationale databanken met de centrale databank van de Unie, indien dat met de betrokken lidstaten wordt overeengekomen.
  • 3. 
    Voortvloeiend uit de tenuitvoerlegging van de leden 1 en 2 breidt de Commissie het centrale administratieve digitale platform uit met modules die de mogelijkheid bieden tot:
    • a) 
      het uitwisselen van gegevens en informatie als bedoeld in deze verordening tussen fabrikanten, technische diensten, goedkeuringsinstanties en de Commissie;
    • b) 
      openbare toegang tot bepaalde informatie en gegevens met betrekking tot de resultaten van typegoedkeuringen en tests van de conformiteit tijdens het gebruik.
  • 4. 
    De Commissie wordt bevoegd om middels uitvoeringshandelingen de gedetailleerde technische voorschriften en procedures vast te stellen die noodzakelijk zijn voor het opstarten van het in dit artikel vermelde centrale administratieve platform van de Unie en de databank. Die uitvoeringshandelingen worden uiterlijk op [31 december 2016] vastgesteld volgens de in artikel 54, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

HOOFDSTUK XII

AANWIJZING EN AANMELDING VAN TECHNISCHE DIENSTEN

Artikel 43

Voorschriften met betrekking tot technische diensten

  • 1. 
    De aanwijzende goedkeuringsinstanties zien erop toe dat voordat zij een technische dienst aanwijzen overeenkomstig artikel 45 deze technische dienst voldoet aan de voorschriften in de leden 2 tot en met 9 van dit artikel.
  • 2. 
    Onverminderd artikel 46, lid 1, wordt een technische dienst naar het nationale recht van een lidstaat opgericht en bezit deze rechtspersoonlijkheid.
  • 3. 
    Een technische dienst is een derde partij die niet betrokken is bij het ontwerp, de vervaardiging, de levering of het onderhoud van de motor die door deze dienst wordt beoordeeld.

Een instantie die lid is van een organisatie van ondernemers of van een vakorganisatie die ondernemingen vertegenwoordigt die betrokken zijn bij het

ontwerp, de vervaardiging, de beschikbaarstelling, de assemblage, het gebruik of het onderhoud van de door haar beoordeelde, geteste of geïnspecteerde motoren, kan geacht worden aan de eerste alinea te voldoen, op voorwaarde dat haar onafhankelijkheid en de afwezigheid van belangenconflicten worden aangetoond.

  • 4. 
    Noch de technische dienst, noch zijn hoogste leidinggevenden, noch het personeel ervan dat belast is met het uitvoeren van de categorieën taken waarvoor zij overeenkomstig artikel 45, lid 1, zijn aangewezen, zijn de ontwerper, fabrikant, leverancier of voor het onderhoud verantwoordelijke partij van de motoren die zij beoordelen, noch vertegenwoordigen zij partijen die bij deze activiteiten betrokken zijn. Dit belet echter niet het gebruik van beoordeelde motoren zoals bedoeld in lid 3 van dit artikel, die nodig zijn voor de activiteiten van de technische dienst of het gebruik van dergelijke motoren voor persoonlijke doeleinden.

    Een technische dienst zorgt ervoor dat de activiteiten van zijn dochterondernemingen of onderaannemers niet van invloed zijn op de vertrouwelijkheid, de objectiviteit of de onpartijdigheid van de categorieën activiteiten waarvoor de dienst werd aangewezen.

  • 5. 
    Een technische dienst en zijn personeel voeren de categorieën activiteiten waarvoor de dienst werd aangewezen uit met de grootste mate van beroepsintegriteit en met de vereiste technische bekwaamheid op het specifieke gebied, en zij zijn vrij van elke druk en beïnvloeding, met name van financiële aard, die hun oordeel of de resultaten van hun beoordelingsactiviteiten kunnen beïnvloeden, in het bijzonder van druk en beïnvloeding van de kant van personen of groepen van personen die belang hebben bij de resultaten van deze activiteiten.
  • 6. 
    Een technische dienst toont aan in staat te zijn alle categorieën activiteiten uit te voeren waarvoor hij in overeenstemming met artikel 45, lid 1, is aangewezen door tot tevredenheid van zijn aanwijzende goedkeuringsinstantie aan te tonen dat hij beschikt over:
    • a) 
      personeel met passende vaardigheden, specifieke technische kennis en beroepsopleiding, alsook voldoende en passende ervaring om de taken uit te voeren;
    • b) 
      beschrijvingen van de relevante procedures voor de categorieën activiteiten waarvoor hij aangewezen wenst te worden, aldus de transparantie en de reproduceerbaarheid van die procedures waarborgende;
    • c) 
      procedures voor het uitvoeren van de categorieën activiteiten waarvoor hij aangewezen wenst te worden, terdege rekening houdend met de mate van complexiteit van de technologie van de motor in kwestie, en met het massa- of seriële karakter van het productieproces, en
    • d) 
      de benodigde middelen voor het op een passende wijze uitvoeren van de taken die verband houden met de categorieën activiteiten waarvoor hij aangewezen wenst te worden, en toegang heeft tot alle benodigde apparatuur en faciliteiten.

    Daarnaast toont de technische dienst tegenover de aanwijzende

    goedkeuringsinstantie aan dat hij voldoet aan de normen die zijn vastgesteld in de op

    grond van artikel 46 vastgestelde gedelegeerde handelingen en relevant zijn voor de

    categorieën activiteiten waarvoor hij is aangewezen.

  • 7. 
    De onpartijdigheid van de technische diensten, hun hoogste leidinggevenden en het beoordelingspersoneel wordt gewaarborgd. Zij oefenen geen activiteiten uit die hun onafhankelijk oordeel of hun integriteit met betrekking tot de categorieën activiteiten waarvoor zij zijn aangewezen, in het gedrang kunnen brengen.
  • 8. 
    Technische diensten sluiten een aansprakelijkheidsverzekering voor hun activiteiten af, tenzij de wettelijke aansprakelijkheid op basis van het nationale recht door de lidstaat wordt gedekt of de lidstaat zelf rechtstreeks verantwoordelijk is voor de conformiteitsbeoordeling.
  • 9. 
    Het personeel van een technische dienst is gebonden aan het beroepsgeheim ten aanzien van alle informatie waarvan het kennisneemt bij de uitoefening van zijn taken uit hoofde van deze verordening of bepalingen van nationaal recht die daaraan uitvoering geven, behalve ten opzichte van de aanwijzende goedkeuringsinstantie of op grond van het Unierecht of het nationale recht. De eigendomsrechten worden beschermd.

    Artikel 44

    Dochterondernemingen van en uitbesteding door technische diensten

  • 1. 
    Technische diensten mogen uitsluitend met instemming van hun aanwijzende goedkeuringsinstantie een deel van de activiteiten waarvoor zij zijn aangewezen overeenkomstig artikel 45, lid 1, uitbesteden of door een dochteronderneming laten uitvoeren.
  • 2. 
    Wanneer een technische dienst specifieke taken in verband met de categorieën activiteiten waarvoor hij is aangewezen, uitbesteed of door een dochteronderneming laat uitvoeren, waarborgt hij dat de onderaannemer of dochteronderneming voldoet aan artikel 43, en stelt hij de aanwijzende goedkeuringsinstantie hiervan op de hoogte.
  • 3. 
    Technische diensten dragen de volledige verantwoordelijkheid voor de taken die worden verricht door hun onderaannemers of dochterondernemingen, ongeacht waar deze zijn gevestigd.
  • 4. 
    Technische diensten houden de relevante documenten over de beoordeling van de kwalificaties van de onderaannemer of de dochteronderneming en over de door hen uitgevoerde taken ter beschikking van de aanwijzende goedkeuringsinstantie.

Artikel 45

Aanwijzing van technische diensten

  • 1. 
    Technische diensten worden aangewezen voor een of meer van de volgende activiteitencategorieën, afhankelijk van hun competentiegebied:
    • a) 
      categorie A, technische diensten die de in deze verordening bedoelde tests in hun eigen voorzieningen uitvoeren;
    • b) 
      categorie B, technische diensten die toezien op de in deze verordening bedoelde tests, indien de uitvoering plaatsvindt in de voorzieningen van de fabrikant of in de voorzieningen van een derde;
    • c) 
      categorie C, technische diensten die de door de fabrikant toegepaste procedures voor de controle van de conformiteit van de productie geregeld evalueren en controleren;
    • d) 
      categorie D, technische diensten die tests of inspecties uitvoeren of hierop toezien voor de controle van de conformiteit van de productie.
  • 2. 
    Een goedkeuringsinstantie kan worden aangewezen als technische dienst voor een of meer van de in lid 1 bedoelde activiteiten.
  • 3. 
    Technische diensten van een derde land welke niet overeenkomstig artikel 45 zijn aangewezen, kunnen voor de toepassing van artikel 49 worden aangemeld, maar uitsluitend indien in een dergelijke aanvaarding van technische diensten is voorzien in een bilaterale overeenkomst tussen de Unie en het betrokken derde land. Dit belet een technische dienst die naar het nationale recht van een lidstaat is opgericht overeenkomstig artikel 43, lid 2, niet in derde landen dochterondernemingen op te richten, op voorwaarde dat de dochterondernemingen rechtstreeks geleid en gecontroleerd worden door de aangewezen technische dienst.

Artikel 46

Geaccrediteerde interne technische diensten van de fabrikant

  • 1. 
    Een geaccrediteerde interne technische dienst van een fabrikant kan alleen worden aangewezen voor activiteiten van categorie A met betrekking tot de technische voorschriften waarvoor zelftesten in een op grond van deze verordening vastgestelde gedelegeerde handeling wordt toegestaan. Deze technische dienst vormt een afzonderlijk en te onderscheiden deel van de onderneming en is niet betrokken bij het ontwerp, de vervaardiging, de levering of het onderhoud van de motoren die hij beoordeelt.
  • 2. 
    Een geaccrediteerde interne technische dienst voldoet aan de volgende voorschriften:
    • a) 
      behalve dat hij is aangewezen door de goedkeuringsinstantie van een lidstaat, is hij geaccrediteerd door een nationale accreditatie-instantie zoals bedoeld in artikel 2, punt 11, van Verordening (EG) nr. 765/2008 i en overeenkomstig de normen en procedures zoals bedoeld in artikel 47 van deze verordening;
    • b) 
      de geaccrediteerde interne technische dienst en zijn personeel zijn organisatorisch te onderscheiden en beschikken binnen de onderneming waarvan zij deel uitmaken over rapportagemethoden die hun onpartijdigheid waarborgen en aan de relevante nationale accreditatie-instantie aantonen;
    • c) 
      de geaccrediteerde interne technische dienst, noch zijn personeel oefenen activiteiten uit die hun onafhankelijk oordeel of hun integriteit met betrekking tot de categorieën activiteiten waarvoor zij zijn aangewezen, in het gedrang kunnen brengen;
    • d) 
      de geaccrediteerde interne technische dienst verleent zijn diensten uitsluitend aan de onderneming waarvan hij deel uitmaakt.
  • 3. 
    Een geaccrediteerde interne technische dienst hoeft niet bij de Commissie te worden aangemeld voor de toepassing van artikel 49, maar op verzoek van de aanwijzende goedkeuringsinstantie wordt door de onderneming waarvan zij deel uitmaakt of door de nationale accreditatie-instantie informatie over zijn accreditatie aan die goedkeuringsinstantie verstrekt.
  • 4. 
    De Commissie wordt bevoegd overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot vaststelling van de technische voorschriften waarvoor zelftesten wordt toegestaan, zoals bedoeld in lid 1. Die gedelegeerde handelingen worden uiterlijk op 31 december 2016 vastgesteld.

Artikel 47

Procedures voor prestatienormen en de beoordeling van technische diensten

Om ervoor te zorgen dat technische diensten in alle lidstaten aan dezelfde hoge standaarden voor het prestatieniveau voldoen, wordt de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen inzake de normen waar de technische diensten aan moeten voldoen en voor de procedure voor hun beoordeling overeenkomstig artikel 48 en voor hun accreditatie overeenkomstig artikel 46.

Artikel 48

Beoordeling van de vaardigheden van de technische diensten

  • 1. 
    De aanwijzende goedkeuringsinstantie stelt een beoordelingsverslag op waaruit blijkt dat de kandidaat-technische dienst is beoordeeld op de naleving van de voorschriften van deze verordening en de op grond van deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen. Dit verslag kan een door een accreditatie-instantie afgegeven accreditatiecertificaat omvatten.
  • 2. 
    De beoordeling waarop het in lid 1 bedoelde verslag wordt gebaseerd, wordt uitgevoerd volgens een op grond van artikel 55 vastgestelde gedelegeerde handeling. Het beoordelingsverslag wordt ten minste elke drie jaar opnieuw bezien.
  • 3. 
    Het beoordelingsverslag wordt desgevraagd aan de Commissie verstrekt. In dergelijke gevallen en als de beoordeling niet is gebaseerd op een door een nationale accreditatie-instantie afgegeven accreditatiecertificaat waarin wordt verklaard dat de technische dienst aan deze verordening voldoet, stelt de aanwijzende goedkeuringsinstantie aan de Commissie schriftelijke bewijsstukken ter beschikking waaruit de bekwaamheid van de technische dienst blijkt, alsmede de regelingen die zijn getroffen om te waarborgen dat de technische dienst regelmatig wordt gecontroleerd door de aanwijzende goedkeuringsinstantie en voldoet aan deze verordening en de op grond van deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen.
  • 4. 
    Een goedkeuringsinstantie die als technische dienst aangewezen wenst te worden overeenkomstig artikel 45, lid 2, toont aan dat zij aan de voorwaarden voldoet middels een beoordeling door van de beoordeelde activiteit onafhankelijke beoordelaars. Deze beoordelaars kunnen uit dezelfde organisatie komen, mits zij afzonderlijk van het personeel dat de beoordeelde activiteit uitoefent, worden bestuurd.
  • 5. 
    Een geaccrediteerde interne technische dienst voldoet aan de relevante bepalingen van dit artikel.

Artikel 49

Aanmeldingsprocedures

  • 1. 
    De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de naam, het adres, inclusief het elektronische adres, de verantwoordelijke personen en de activiteitencategorie van elke technische dienst die zij hebben aangewezen, alsook van latere wijzigingen in deze aanwijzingen.
  • 2. 
    Een technische dienst kan de in artikel 45, lid 1, bedoelde activiteiten namens de voor de typegoedkeuring verantwoordelijke aanwijzende goedkeuringsinstantie alleen verrichten als hij van tevoren bij de Commissie is aangemeld overeenkomstig lid 1 van dit artikel.
  • 3. 
    Dezelfde technische dienst kan door verschillende aanwijzende goedkeuringsinstanties worden aangewezen en door de lidstaten van deze aanwijzende goedkeuringsinstanties worden aangemeld, ongeacht de categorie of categorieën van activiteiten die deze zal dienst uitoefenen overeenkomstig artikel 45, lid 1.
  • 4. 
    De Commissie wordt in kennis gesteld van alle latere relevante wijzigingen in de aanwijzing.
  • 5. 
    Wanneer een specifieke organisatie of een bevoegd orgaan dat een activiteit verricht die niet onder artikel 45, lid 1, valt, moet worden aangewezen voor de toepassing van een gedelegeerde handeling, vindt de aanmelding plaats overeenkomstig dit artikel.
  • 6. 
    De Commissie publiceert de lijst en de gegevens van de technische diensten die overeenkomstig dit artikel zijn aangemeld op haar website.

Artikel 50

Wijzigingen van de aanwijzing

  • 1. 
    Wanneer een aanwijzende goedkeuringsinstantie heeft geconstateerd of vernomen dat een door haar aangewezen technische dienst niet meer aan de eisen van deze verordening voldoet of zijn verplichtingen niet nakomt, wordt de aanwijzing door de aanwijzende goedkeuringsinstantie beperkt, opgeschort of, in voorkomend geval, ingetrokken, afhankelijk van de ernst van het niet-voldoen aan deze eisen of het nietnakomen van deze verplichtingen. De lidstaat die deze technische dienst heeft aangemeld stelt de Commissie onverwijld op de hoogte. De Commissie wijzigt de in artikel 49, lid 6, bedoelde informatie dienovereenkomstig.
  • 2. 
    Wanneer de aanwijzing wordt beperkt, opgeschort of ingetrokken, of de technische dienst zijn activiteiten heeft gestaakt, doet de aanwijzende goedkeuringsinstantie het nodige om ervoor te zorgen dat de dossiers van die technische dienst hetzij door een andere technische dienst worden behandeld, hetzij aan de aanwijzende goedkeuringsinstantie of, op hun verzoek, aan de markttoezichtautoriteiten ter beschikking kunnen worden gesteld.

Artikel 51

Betwisting van de bekwaamheid van technische diensten

  • 1. 
    De Commissie onderzoekt alle gevallen waarin zij twijfelt of in kennis wordt gesteld van twijfels omtrent de bekwaamheid van een technische dienst of omtrent de vraag of een technische dienst nog aan de voorschriften voldoet en zijn verantwoordelijkheden nakomt.
  • 2. 
    De lidstaat van de aanwijzende goedkeuringsinstantie verstrekt de Commissie, op verzoek, alle informatie met betrekking tot de grondslag van de aanwijzing of de instandhouding van de aanwijzing van de betrokken technische dienst.
  • 3. 
    Alle gevoelige informatie die de Commissie in het kader van haar onderzoek ontvangt, wordt door haar vertrouwelijk behandeld.
  • 4. 
    Wanneer de Commissie vaststelt dat een technische dienst niet of niet meer aan de aanwijzingsvoorschriften voldoet, stelt zij de lidstaat van de aanwijzende goedkeuringsinstantie daarvan op de hoogte, teneinde samen met die lidstaat de noodzakelijke corrigerende maatregelen vast te stellen, en verzoekt zij die lidstaat deze corrigerende maatregelen, inclusief, in voorkomend geval, de intrekking van de aanwijzing, te nemen.

Artikel 52

Operationele verplichtingen van technische diensten

  • 1. 
    Technische diensten voeren de categorieën activiteiten uit waarvoor zij zijn aangewezen namens de aanwijzende goedkeuringsinstantie volgens de beoordelingsen testprocedures zoals bedoeld in deze verordening en in de gedelegeerde handelingen.

    Technische diensten houden toezicht op de in deze verordening of in een van de gedelegeerde handelingen voor de goedkeuring noodzakelijke tests of inspecties of voeren deze zelf uit, tenzij alternatieve procedures zijn toegestaan. De technische diensten voeren geen tests, beoordelingen of inspecties uit waarvoor zij niet naar behoren door hun goedkeuringsinstantie zijn aangewezen.

  • 2. 
    Technische diensten:
    • a) 
      stellen hun aanwijzende goedkeuringsinstantie te allen tijde in staat in voorkomend geval getuige te zijn tijdens de conformiteitsbeoordeling door de technische dienst, en
    • b) 
      onverminderd het bepaalde in artikel 43, lid 9, en artikel 53, verstrekken hun aanwijzende goedkeuringsinstantie te allen tijde de informatie over hun onder het toepassingsgebied van deze verordening vallende activiteitencategorieën waarom verzocht wordt.
  • 3. 
    Als een technische dienst vaststelt dat een fabrikant niet aan voorschriften in deze verordening heeft voldaan, meldt hij dit aan de aanwijzende goedkeuringsinstantie zodat deze laatste de fabrikant kan verzoeken passende corrigerende maatregelen te nemen en vervolgens geen typegoedkeuringscertificaat afgeeft, tenzij de passende corrigerende maatregelen ten genoegen van de goedkeuringsinstantie zijn genomen.
  • 4. 
    Wanneer een technische dienst die namens de aanwijzende goedkeuringsinstantie optreedt bij de controle van de conformiteit van de productie na de afgifte van een EU-typegoedkeuringscertificaat constateert dat een motor niet langer aan deze verordening voldoet, meldt hij dit aan de aanwijzende goedkeuringsinstantie. De goedkeuringsinstantie neemt de in artikel 25 bepaalde passende maatregelen.

Artikel 53

Informatieverplichtingen van technische diensten

  • 1. 
    Technische diensten stellen hun aanwijzende goedkeuringsinstantie op de hoogte van:
    • a) 
      elke geconstateerde non-conformiteit die een weigering, beperking, opschorting of intrekking van een EU-typegoedkeuringscertificaat nodig kan

      maken;

    • b) 
      alle omstandigheden die van invloed zijn op de werkingssfeer van of de voorwaarden voor hun aanwijzing;
    • c) 
      alle informatieverzoeken die zij van markttoezichtautoriteiten ontvangen over hun activiteiten.
  • 2. 
    Op verzoek van hun aanwijzende goedkeuringsinstanties verstrekken technische diensten informatie over de activiteiten binnen het toepassingsgebied van hun aanwijzingen en over alle andere verrichte activiteiten, inclusief grensoverschrijdende activiteiten en uitbestedingen.

HOOFDSTUK XIII

UITVOERINGSHANDELINGEN EN GEDELEGEERDE HANDELINGEN

Artikel 54

Comitéprocedure

Artikel 55

Uitoefening van de delegatie

  • 1. 
    De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
  • 2. 
    De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen als bedoeld in artikel 3, artikel 17, lid 5, artikel 18, lid 2, artikel 23, lid 11, artikel 24, lid 4, artikel 25, lid 6, artikel 31, lid 5, artikel 32, lid 5, artikel 40, lid 4, artikel 41, lid 5, artikel 46, lid 4, en artikel 47 wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van [insert date: entry into force].
  • 3. 
    Het Europees Parlement of de Raad kan de bevoegdheidsdelegatie als bedoeld in artikel 3, artikel 17, lid 5, artikel 18, lid 2, artikel 23, lid 11, artikel 24, lid 4, artikel 25, lid 6, artikel 31, lid 5, artikel 32, lid 5, artikel 40, lid 4, artikel 41, lid 5, artikel 46, lid 4, en artikel 47, te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
  • 4. 
    Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij daar tegelijkertijd het Europees Parlement en de Raad van in kennis.
  • 5. 
    Een overeenkomstig artikel 3, artikel 17, lid 5, artikel 18, lid 2, artikel 23, lid 11, artikel 24, lid 4, artikel 25, lid 6, artikel 31, lid 5, artikel 32, lid 5, artikel 40, lid 4, artikel 41, lid 5, artikel 46, lid 4, of artikel 47 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement of de Raad binnen een termijn van twee maanden na de bekendmaking van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen geen bezwaar heeft gemaakt of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met twee maanden worden verlengd.

HOOFDSTUK XIV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 56

Sancties

  • 1. 
    De lidstaten voorzien in sancties voor inbreuk op deze verordening door marktdeelnemers of OEM's. Zij nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat die sancties worden uitgevoerd. De vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op [insert date: 2 years after entry into force] van de desbetreffende bepalingen op de hoogte en stellen haar onverwijld in kennis van eventuele latere wijzigingen ervan.
  • 2. 
    De soorten inbreuken die aanleiding geven tot een sanctie zijn:
  • a) 
    valse verklaringen afleggen, met name tijdens goedkeuringsprocedures, procedures die tot terugroeping leiden of procedures met betrekking tot ontheffingen;
  • b) 
    testresultaten voor EU-typegoedkeuring of conformiteit tijdens het gebruik vervalsen;
  • c) 
    het achterhouden van gegevens of technische specificaties die tot terugroeping, weigering of intrekking van de EU-typegoedkeuring zouden kunnen leiden;
  • d) 
    manipulatiestrategieën gebruiken;
  • e) 
    toegang tot informatie weigeren;
  • f) 
    het zonder goedkeuring op de markt aanbieden van motoren waarvoor een goedkeuring vereist is, of het met die intentie vervalsen van documenten of markeringen;
  • g) 
    het in de handel brengen van overgangsmotoren en machines waarin die motoren zijn gemonteerd in strijd met de vrijstellingsbepalingen;
  • h) 
    de in artikel 4 opgenomen beperkingen voor motorgebruik schenden;
  • i) 
    het zodanig aanpassen van een motor dat de motor niet langer conform de specificaties van de typegoedkeuring is;
  • j) 
    een motor in een machine monteren voor ander gebruik dan het in artikel 4 voorziene exclusieve gebruik;
  • k) 
    het in de handel brengen van een motor in het kader van artikel 32, lid 4, voor gebruik in een andere toepassing dan die waarin dat artikel voorziet.

Artikel 57

Overgangsbepalingen

  • 1. 
    Onverminderd de bepalingen en de hoofdstukken II en III leidt deze verordening niet tot ongeldigverklaring van EU-typegoedkeuringen vóór de in bijlage III vastgestelde data voor het in de handel brengen van motoren.
  • 2. 
    De goedkeuringsinstanties mogen typegoedkeuringen blijven verlenen overeenkomstig de relevante wetgeving die geldt op de datum van inwerkingtreding

    van deze verordening tot de in bijlage III bedoelde verplichte data voor de EU- typegoedkeuring van motoren.

  • 3. 
    In afwijking van deze verordening kunnen motoren waarvoor krachtens de op de datum van inwerkingtreding van deze verordening geldende relevante wetgeving al EU-typegoedkeuring is verleend of die voldoen aan de vereisten die zijn vastgesteld door de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en zijn aangenomen als CCR- Fase II in het kader van de Conventie van Mannheim voor de Rijnvaart, verder in de handel worden gebracht tot de in bijlage III vermelde data voor het in de handel brengen van motoren.

    Nationale autoriteiten verbieden, beperken of verhinderen in dat geval niet het in de handel brengen van motoren die conform het goedgekeurde type zijn.

  • 4. 
    Motoren waarvoor op de datum van inwerkingtreding van deze verordening geen EU-typegoedkeuring vereist is, kunnen op basis van eventuele geldige nationale wetgeving verder in de handel worden gebracht tot de in bijlage III vermelde data voor het in de handel brengen van motoren.
  • 5. 
    Onverminderd artikel 5, lid 3, en artikel 17, lid 2, mogen overgangsmotoren en, waar van toepassing, de machines waarin die overgangsmotoren zijn gemonteerd verder in de handel worden gebracht tijdens de overgangsperiode, op voorwaarde dat de machine waarin de overgangsmotor is gemonteerd een productiedatum heeft van niet later dan 1 jaar na het begin van de overgangsperiode.

    Voor motoren van de categorie NRE staan de lidstaten de verlenging toe van de overgangsperiode en de in de eerste alinea vermelde periode van 12 maanden met een extra periode van 12 maanden voor OEM's met een totale jaarlijkse productie van minder dan 50 eenheden van niet voor de weg bestemde mobiele machines waarin verbrandingsmotoren zijn gemonteerd. Voor de berekening van de in deze alinea vermelde jaarlijkse totale productie worden alle OEM's die worden beheerd door dezelfde natuurlijke of rechtspersoon beschouwd als één enkele OEM.

  • 6. 
    Onverminderd het bepaalde in lid 5 mogen overgangsmotoren die conform zijn met motortypen of motorfamilies waarvoor de EU-typegoedkeuring krachtens artikel 29, lid 2, onder a), niet langer geldig is, in de handel worden gebracht, op voorwaarde dat deze overgangsmotoren:
    • a) 
      ten tijde van hun productie onder een geldige EU-typegoedkeuring vielen, en op het moment van verstrijken van de geldigheidsduur van de EU- typegoedkeuring nog niet in de handel waren gebracht, of
    • b) 
      niet op EU-niveau waren gereguleerd op de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
  • 7. 
    Lid 6 is alleen geldig voor een periode van:
    • a) 
      18 maanden na de datum voor het in de handel brengen van motoren als

    bedoeld in bijlage III, in het in lid 5, eerste alinea, bedoelde geval;

    • b) 
      30 maanden na de datum voor het in de handel brengen van motoren als

    bedoeld in bijlage III, in het in lid 5, tweede alinea, bedoelde geval;

  • 8. 
    Fabrikanten zorgen ervoor dat overgangsmotoren een markering dragen waarop de productiedatum van de motor is aangegeven. Deze informatie mag worden bevestigd aan of gemarkeerd op de voorgeschreven constructieplaat van de motor.

Artikel 58

Verslag

  • 1. 
    Uiterlijk op 31 december 2021 informeren de lidstaten de Commissie over de toepassing van de in deze verordening vastgestelde EU-typegoedkeuringsprocedures.
  • 2. 
    Op basis van de krachtens lid 1 verstrekte informatie brengt de Commissie uiterlijk 31 december 2022 verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van deze verordening.

Artikel 59

Evaluatie

  • 1. 
    Uiterlijk op 31 december 2020 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over:
    • a) 
      de beoordeling van mogelijkheden voor het verder verlagen van verontreinigende emissies, op basis van de beschikbare technologieën en een

      kosten-batenanalyse;

    • b) 
      het vaststellen van mogelijke relevante typen verontreinigende stoffen die momenteel niet binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen.
  • 2. 
    Uiterlijk op 31 december 2025 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over:
    • a) 
      het gebruik van de in artikel 32, leden 3 en 4, vastgestelde vrijstellingsclausules;
    • b) 
      het toezicht op resultaten van de in artikel 18 vastgestelde emissietests en de conclusies die daaruit zijn getrokken.
  • 3. 
    De in de leden 1 en 2 vermelde verslagen zijn gebaseerd op een raadpleging van de relevante belanghebbenden en houdt rekening met bestaande aanverwante Europese en internationale normen. Die verslagen gaan in voorkomend geval vergezeld van wetgevingsvoorstellen.

Artikel 60

Intrekking

Onverminderd artikel 57, leden 1 tot en met 4, wordt Richtlijn 97/68/EG i met ingang van 1 januari 2017 ingetrokken.

Artikel 61

Inwerkingtreding en toepassing

  • 1. 
    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
  • 2. 
    Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2017.

Vanaf de in lid 1 vermelde datum weigeren de nationale autoriteiten geen verzoeken van fabrikanten om EU-typegoedkeuring te verlenen voor een nieuw motortype of een nieuwe motorfamilie of verbieden zij niet het in de handel brengen indien die motor of die motorfamilie voldoet aan de in de hoofdstukken II, III, IV en VIII

vastgestelde voorschriften.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter


3.

Herziene versies, correcties en addenda

22 okt
'14
BIJLAGEN bij het voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake voorschriften met betrekking tot emissiegrenswaarden en typegoedkeuring voor verbrandingsmotoren voor niet voor de weg bestemde mobiele machines
PROPOSAL
Secretary-General of the European Commission
13690/14 ADD 3
30 sep
'14
COMMISSION STAFF WORKING DOCUMENT IMPACT ASSESSMENT Accompanying the document Review of Directive 97/68/EC on emissions from engines in non-road mobile machinery in view of establishing a new legislative instrument
COVER NOTE
Secretary-General of the European Commission
13690/14 ADD 2 COR 1
30 sep
'14
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING Begeleidend document bij het voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake voorschriften met betrekking tot emissiegrenswaarden en typegoedkeuring voor verbrandingsmotoren voor niet voor de weg bestemde mobiele machines
COVER NOTE
Secretary-General of the European Commission
13690/14 ADD 1 COR 1
29 sep
'14
COMMISSION STAFF WORKING DOCUMENT IMPACT ASSESSMENT Accompanying the document Review of Directive 97/68/EC on emissions from engines in non-road mobile machinery in view of establishing a new legislative instrument
COVER NOTE
Secretary-General of the European Commission
13690/14 ADD 2
29 sep
'14
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING Begeleidend document bij Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake voorschriften met betrekking tot emissiegrenswaarden en typegoedkeuring voor verbrandingsmotoren voor niet voor de weg bestemde mobiele machines
COVER NOTE
Secretary-General of the European Commission
13690/14 ADD 1
 
 
 

4.

Meer informatie

 

5.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.