Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (herschikking)

1.

Kerngegevens

Document­datum 02-12-2016
Publicatie­datum 03-12-2016
Kenmerk 15149/16
Van Secretary-General of the European Commission, signed by Mr Jordi AYET PUIGARNAU, Director
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Raad van de Europese Unie

Brussel, 2 december 2016 (OR. en)

15149/16

Interinstitutioneel dossier: 2016/0378 (COD) i

ENER 419 IA 134 CODEC 1815

VOORSTEL

van: de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

ingekomen: 1 december 2016

aan: de heer Jeppe TRANHOLM-MIKKELSEN, secretaris-generaal van de

Raad van de Europese Unie

Nr. Comdoc.: COM(2016) 863 final i

Betreft: Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie

voor de samenwerking tussen energieregulators (herschikking)

Hierbij gaat voor de delegaties document COM(2016) 863 final i.

Bijlage: COM(2016) 863 final i

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 30.11.2016 COM(2016) 863 final i

2016/0378 (COD) i

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)

{SWD(2016) 410 final} {SWD(2016) 411 final} {SWD(2016) 412 final} {SWD(2016) 413 final} TOELICHTING

  • 1. 
    ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Beleidscontext

De Europese burgers besteden een aanzienlijk deel van hun inkomen aan energie, en energie is een belangrijke input voor de industrie in Europa. De energiesector speelt ook een essentiële rol bij de verplichting om broeikasgasemissies in de Unie tot 2030 met ten minste 40 % te reduceren, waarbij het aandeel van hernieuwbare energie tegen 2030 naar verwachting 50 % bedraagt.

De voorstellen voor een herschikking van de richtlijn betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit, de verordening betreffende de elektriciteitsmarkt en de verordening tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators maken deel uit van het bredere pakket initiatieven van de Commissie ("Schone energie voor alle Europeanen"). Het pakket "Schone energie voor alle Europeanen" omvat de belangrijkste Commissievoorstellen voor de totstandbrenging van de energie-unie,

als voorzien in het stappenplan voor de energie-unie 1 . Het pakket omvat zowel

wetgevingsvoorstellen als niet-wetgevende initiatieven voor de totstandbrenging van een kader waarmee tastbare voordelen voor de burgers, werkgelegenheid, groei en investeringen worden gecreëerd, waarbij een bijdrage wordt geleverd aan alle vijf dimensies van de energieunie. De belangrijkste prioriteiten met betrekking tot het pakket zijn dus in de eerste plaats energie-efficiëntie, een wereldwijd toonaangevende rol voor de EU op het gebied van hernieuwbare energie en waar voor hun geld voor de energieverbruikers.

De Europese Raad 2 en het Europees Parlement 3 hebben er herhaaldelijk op gewezen dat een

goed werkende geïntegreerde energiemarkt het beste instrument is om betaalbare energie te garanderen, de levering van energie te waarborgen en de integratie en ontwikkeling van grotere volumes uit hernieuwbare energiebronnen opgewekte elektriciteit op kostenefficiënte wijze mogelijk te maken. Concurrerende prijzen zijn essentieel voor de totstandbrenging van groei en welzijn van de consumenten in de Europese Unie en staan daarom centraal in het energiebeleid van de EU. De huidige opzet van de elektriciteitsmarkt is gebaseerd op de

voorschriften van het "derde energiepakket" 4 dat in 2009 is vastgesteld. Deze voorschriften

1 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en

Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de Europese Investeringsbank: Een kaderstrategie voor een schokbestendige energie-unie met een toekomstgericht beleid inzake klimaatverandering (COM(2015) 080 final i).

2 Resultaten van de 3429ste zitting van de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie op 26 november

2015 (14632/15); resultaten van de 3472ste zitting Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie op 6 juni 2016 (9736/16).

3 Resolutie van het Europees Parlement van 13 september 2016 over het onderwerp "Naar een nieuwe opzet van de energiemarkt" (P8_T A(2016) 0333).

4 Richtlijn 2009/72/EG i van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende

gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG i, PB L 211 van 14.8.2009, blz. 55 (hierna "de elektriciteitsrichtlijn" genoemd); Verordening (EG) nr. 714/2009 i van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1228/2003 i, PB L 211 van 14.8.2009, blz. 15, (hierna "de

zijn vervolgens aangevuld met wetgeving tegen marktmisbruik 5 en uitvoeringswetgeving met betrekking tot voorschriften inzake elektriciteitshandel en netwerkbeheer 6 . De interne

energiemarkt van de EU is gegrondvest op gevestigde beginselen, zoals het recht van derden op toegang tot elektriciteitsnetten, de vrije keuze van leverancier voor verbruikers, robuuste voorschriften inzake ontvlechting, het verwijderen van belemmeringen voor de grensoverschrijdende handel, markttoezicht door onafhankelijke energieregulator en de EU- brede samenwerking tussen regulators en netexploitanten in het kader van het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) en het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders (ENTSB).

Het derde energiepakket heeft tastbare resultaten voor de verbruikers opgeleverd Door het pakket is de liquiditeit van de Europese elektriciteitsmarkten verhoogd en is de grensoverschrijdende handel aanzienlijk toegenomen. De verbruikers in veel lidstaten hebben nu meer keuze. De scherpere concurrentie, met name op de wholesalemarkten, heeft ertoe bijdragen dat de wholesaleprijzen onder controle worden gehouden. In het kader van het derde energiepakket zijn nieuwe consumentenrechten ingevoerd, waardoor de positie van de consument op de energiemarkten duidelijk is verbeterd.

Nieuwe ontwikkelingen hebben tot fundamentele wijzigingen op de Europese elektriciteitsmarkten geleid. Het aandeel van uit hernieuwbare energiebronnen opgewekte elektriciteit (HE-E) is sterk gestegen. De verschuiving in de richting van HE-E zal aanhouden, aangezien dit een belangrijke voorwaarde is voor de naleving van de verplichtingen van de Unie in het kader van de Klimaatovereenkomst van Parijs. De fysieke eigenschappen van HE- E – variabeler, minder voorspelbaar en gedecentraliseerd in vergelijking met traditionele opwekking – vereisen een aanpassing van de markt- en netbeheersvoorschriften aan de flexibelere aard van de markt. Tegelijkertijd hebben overheidsmaatregelen, waarvan de opzet vaak ongecoördineerd is, geleid tot verstoringen van de wholesalemarkt voor elektriciteit, met

elektriciteitsverordening" genoemd); Verordening (EG) nr. 713/2009 i van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators, PB L 211 van 14.8.2009, blz. 1 (hierna "de ACER-verordening" genoemd).

5 Verordening (EU) nr. 1227/2011 i van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011

betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie (PB L 326 van 8.12.2011, blz. 1); Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1348/2014 i van de Commissie van 17 december 2014 inzake de informatieverstrekking overeenkomstig artikel 8, leden 2 en 6, van Verordening (EU) nr. 1227/2011 i van het Europees Parlement en de Raad (PB L 363 van 18.12.2014, blz. 121).

6 Verordening (EU) nr. 1227/2011 i van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie (PB L 326 van 8.12.2011, blz. 1); Verordening (EU) nr. 543/2013 i van de Commissie van 14 juni 2013 betreffende de toezending en publicatie van gegevens inzake de elektriciteitsmarkten en houdende wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 714/2009 i van het Europees Parlement en de Raad (PB L 163 van 15.6.2013, blz. 1); Verordening (EU) 2015/1222 van de Commissie van 24 juli 2015 tot vaststelling van richtsnoeren betreffende capaciteitstoewijzing en congestiebeheer (PB L 197 van 25.7.2015, blz. 24); Verordening (EU) 2016/631 van de Commissie van 14 april 2016 tot vaststelling van een netcode betreffende eisen voor de aansluiting van elektriciteitsproducenten op het net (PB L 112 van 27.4.2016, blz. 1); Verordening (EU) 2016/1388 van de Commissie van 17 augustus 2016 tot vaststelling van een netcode voor aansluiting van verbruikers (PB L 223 van 18.8.2016, blz. 10); Verordening (EU) 2016/1447 van de Commissie van 26 augustus 2016 tot vaststelling van een netcode betreffende eisen voor de aansluiting op het net van hoogspanningsgelijkstroomsystemen en op gelijkstroom aangesloten power park modules (PB L 241 van 8.9.2016, blz. 1); Verordening (EU) 2016/1719 van de Commissie van 26 september 2016 tot vaststelling van richtsnoeren betreffende capaciteitstoewijzing op de langere termijn (PB L 259 van 27.9.2016, blz. 42); andere richtsnoeren en netcodes zijn door de lidstaten goedgekeurd en moeten nog worden vastgesteld.

negatieve gevolgen voor investeringen en grensoverschrijdende handel 7 . Ook op het gebied

van de technologie vinden significante veranderingen plaats. Handel in elektriciteit vindt vrijwel Europabreed plaats via zogeheten "marktkoppeling", gezamenlijk georganiseerd door elektriciteitsbeurzen en transmissiesysteembeheerders. Door de digitalisering en de snelle ontwikkeling van internetgebaseerde oplossingen op het gebied van meters en handel kunnen de industrie, het bedrijfsleven en zelfs huishoudens elektriciteit opwekken en opslaan alsmede deelnemen aan elektriciteitsmarkten via zogeheten "vraagrespons"-oplossingen. De elektriciteitsmarkt van het volgende decennium zal worden gekenmerkt door een variabelere en meer gedecentraliseerde elektriciteitsproductie, toegenomen onderlinge afhankelijkheid van de lidstaten en nieuwe technologische mogelijkheden, waardoor de elektriciteitsrekening van de verbruikers lager wordt en hij actief kan deelnemen aan de elektriciteitsmarkten door middel van vraagrespons en elektriciteitsproductie of opslag voor de eigen behoefte.

Het initiatief betreffende de opzet van de elektriciteitsmarkt is er derhalve op gericht de marktvoorschriften aan te passen aan de nieuwe realiteit van de markt doordat elektriciteit de mogelijkheid krijgt zich vrijelijk te bewegen naar waar die het meest nodig is wanneer die het meest nodig is, met gebruikmaking van onvervalste prijssignalen, waarbij de consumenten mondiger worden gemaakt en de samenleving optimaal kan profiteren van grensoverschrijdende mededinging en de juiste signalen en prikkels worden gegeven om ervoor te zorgen dat de nodige investeringen worden gedaan om ons energiesysteem koolstofarm te maken. Bovendien wordt prioriteit gegeven aan oplossingen op het gebied van energie-efficiëntie en bijgedragen tot de doelstelling de wereldtop te bereiken wat betreft de productie van energie uit hernieuwbare bronnen, waardoor ook wordt bijgedragen tot de doelstelling van de Unie om werkgelegenheid en groei tot stand te brengen en investeringen aan te trekken.

Aanpassen van de marktvoorschriften

De bestaande marktvoorschriften zijn gebaseerd op de overheersende opwekkingstechnologieën van het laatste decennium, dat wil zeggen gecentraliseerde, grootschalige brandstofgestookte elektriciteitscentrales met een beperkte deelname van de consument. Aangezien variabele HE-E in de toekomst een steeds grotere rol in de opwekkingsmix zal spelen en de consumenten in staat moeten worden gesteld om deel te nemen aan de markten indien zijn dat willen, moeten de voorschriften worden aangepast. Kortetermijnmarkten voor elektriciteit waarop grensoverschrijdende handel in HE-E kan plaatsvinden, zijn essentieel voor de geslaagde integratie van HE-E in de markt. De meeste opwekking uit hernieuwbare bronnen kan tenslotte door onzekere weersomstandigheden pas vlak voor de daadwerkelijke productie nauwkeurig worden voorspeld. De totstandbrenging van markten waarop deelname op korte termijn voorafgaand aan de daadwerkelijke levering mogelijk is (zogeheten "intradaymarkten" of "balanceringsmarkten"), is een cruciale stap die moet worden gezet om producenten van HE-E in staat te stellen hun energie tegen billijke voorwaarden te verkopen; tevens wordt hierdoor de liquiditeiten op de markt verhoogd. Kortetermijnmarkten bieden nieuwe zakelijke mogelijkheden op basis waarvan deelnemers "back-up"-energie-oplossingen kunnen aanbieden bij grote vraag en schaarse opwekking uit hernieuwbare bronnen. Hiertoe behoren verbruikers die hun vraag kunnen verplaatsen ("vraagrespons"), beheerders van opslagcapaciteit en flexibele elektriciteitsproducenten.

7 Zie mededeling van de Commissie "De interne elektriciteitsmarkt tot stand brengen en daarbij

overheidsinterventie zo goed mogelijk inzetten", C(2013) 7243 final van 5.11.2013.

Reageren op variabiliteit kan in kleine regio's zeer hoge kosten met zich meebrengen, maar door bundeling van variabele productie in grotere gebieden kunnen de kosten voor de verbruikers aanzienlijk worden teruggedrongen. Geïntegreerde kortetermijnmarkten zijn echter nog steeds niet beschikbaar.

Door de tekortkomingen van de huidige marktregelingen zijn investeringen in de energiesector minder aantrekkelijk. Een op adequate wijze gekoppeld, marktgebaseerd energiesysteem, waarin de prijzen marktsignalen volgen, bevordert de nodige investeringen in opwekking en transmissie op doeltreffende wijze en waarborgt dat investeringen plaatsvinden waar de markt die het meest nodig heeft, waardoor zo min mogelijk door de overheid geplande investeringen nodig zijn.

Door nationale marktvoorschriften (bijv. prijsplafonds) en overheidsmaatregelen geven de prijzen momenteel niet weer wanneer elektriciteit schaars is. Bovendien geven prijszones niet altijd daadwerkelijke schaarste weer, indien deze slecht zijn geconfigureerd. In plaats daarvan worden politieke grenzen aangehouden. De nieuwe opzet van de markt is gericht op verbetering van de prijssignalen teneinde investeringen te bevorderen waar die het meest nodig zijn, waarbij rekening wordt gehouden met netbeperkingen en vraagcentra en niet met nationale grenzen. Prijssignalen moeten ook een adequate vergoeding van flexibele bronnen (inclusief vraagrespons en opslag) mogelijk maken, aangezien deze bronnen afhankelijk zijn van beloningen voor kortere periodes (bijv. moderne gascentrales die alleen tijdens piekuren worden gebruikt of de reductie van de vraag van de industrie tijdens piekbelasting of systeemstress). Doeltreffende prijssignalen zorgen ook voor de efficiënte dispatching van bestaande productie-assets. Het is derhalve essentieel dat bestaande voorschriften die de prijsvorming verstoren (zoals voorschriften die prioriteit geven aan de dispatching van bepaalde installaties), worden herzien teneinde de mogelijke flexibiliteit die de vraagzijde te bieden heeft ten vollen te activeren en benutten.

Ervoor zorgen dat de consumenten centraal staan op de energiemarkt

Door industriële, commerciële en residentiële verbruikers volledig in het energiesysteem te integreren, kunnen aanzienlijke kosten voor "backup"-opwekking worden vermeden die anders door de verbruikers zouden worden betaald. Bovendien kunnen de verbruikers van prijsschommelingen profiteren en geld verdienen door aan de markt deel te nemen. Ervoor zorgen dat de verbruikers deelnemen aan de markt is van essentieel belang met het oog op een geslaagde en kosteneffectieve energietransitie.

Een "new deal" voor energieconsumenten is een belangrijke verbintenis in het kader van de energie-unie. Als gevolg van de huidige marktvoorschriften kunnen de consumenten dikwijls niet van deze nieuwe mogelijkheden profiteren. Hoewel het nog nooit zo gemakkelijk was voor consumenten om elektriciteit op te wekken en op te slaan alsmede hun energieverbruik te beheren, zorgt de huidige opzet van de retailmarkt ervoor dat zij niet optimaal van dergelijke mogelijkheden kunnen profiteren.

In de meeste lidstaten zijn er weinig of geen prikkels die ervoor zorgen dat zij hun verbruik wijzigen naar aanleiding van veranderende prijzen op de markten: realtime prijssignalen worden immers niet doorgegeven aan de eindverbruikers. Het pakket inzake de opzet van de markt biedt een mogelijkheid om deze verbintenis te verwezenlijken. Transparantere realtime prijssignalen zullen de participatie van de consumenten stimuleren, hetzij op individuele basis, hetzij via bundeling, en het elektriciteitssysteem flexibeler maken, waardoor de integratie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen wordt vergemakkelijkt.

Technologische ontwikkelingen zorgen er niet alleen voor dat huishoudens veel energie kunnen besparen, maar ook dat toestellen en systemen, zoals slim witgoed, elektrische voertuigen, elektrische verwarming, airconditioning en warmtepompen in geïsoleerde gebouwen alsmede stadsverwarming en -koeling, automatisch prijsschommelingen kunnen volgen en op grote schaal een significante en flexibele bijdrage aan het elektriciteitsnet kunnen leveren. Om consumenten in staat te stellen financieel van deze nieuwe mogelijkheden te profiteren, moeten zij toegang hebben tot geschikte slimme systemen en elektriciteitsleveringsovereenkomsten met dynamische prijzen die aan de spotmarkt zijn gekoppeld. De consumenten kunnen hun verbruik aanpassen aan prijssignalen, maar er ontstaan momenteel ook nieuwe vraagdiensten: nieuwe marktspelers bieden aan het elektriciteitsverbruik van een aantal consumenten te beheren en hen te compenseren voor hun flexibiliteit. Hoewel dergelijke diensten in het kader van bestaande wetgeving al worden aangemoedigd, is gebleken dat deze bepalingen niet op doeltreffende wijze hebben bijdragen tot het verwijderen van de primaire belemmeringen voor markttoegang van deze dienstverleners. De desbetreffende bepalingen moeten worden versterkt teneinde dergelijke nieuwe diensten verder aan te moedigen.

In veel lidstaten worden de elektriciteitsprijzen niet bepaald door vraag en aanbod, maar worden deze gereguleerd door de overheid. Tariefregulering kan de ontwikkeling van daadwerkelijke mededinging belemmeren en ontmoedigend werken op investeringen en het ontstaan van nieuwe marktspelers. Daarom heeft de Commissie zich er in de kaderstrategie

van de energie-unie 8 toe verbonden gereguleerde, beneden de kostprijs liggende tarieven

geleidelijk uit te bannen en de lidstaten aan te moedigen een stappenplan uit te werken voor het uitfaseren van alle gereguleerde tarieven. Deze nieuwe opzet van de markt is erop gericht te waarborgen dat de energievoorzieningsprijzen vrij zijn van elke vorm van overheidsingrijpen en dat elke uitzondering daarop naar behoren wordt gerechtvaardigd.

De kosten van technologie dalen snel, waardoor steeds meer consumenten in staat zijn er door middel van technologieën als zonnepanelen op het dak en batterijen voor te zorgen dat hun energierekening lager uitvalt. Het zelf opwekken van energie wordt echter nog steeds belemmerd doordat gemeenschappelijke voorschriften voor "prosumenten" ontbreken. Met behulp van passende voorschriften kunnen deze belemmering worden weggenomen, bijvoorbeeld door de rechten van consumenten te garanderen om energie voor eigen gebruik op te wekken en het overschot aan het net te verkopen, waarbij rekening wordt gehouden met de kosten en baten voor het systeem als geheel (bijvoorbeeld betalen van een passend deel van de netkosten).

Lokale energiegemeenschappen kunnen een efficiënte manier zijn om energie op het niveau van de gemeenschap te beheren door de energie die zij opwekken rechtstreeks te verbruiken in de vorm van elektriciteit of voor (stads)verwarming en (stads)koeling, met of zonder aansluiting op distributiesystemen. Teneinde te waarborgen dat dergelijke initiatieven vrijelijk tot ontwikkeling kunnen komen, moeten de lidstaten in het kader van de nieuwe opzet van de markt passende juridische kaders vaststellen die de desbetreffende activiteiten mogelijk maken.

Momenteel is meer dan 90 % van de variabele hernieuwbare elektriciteitsbronnen aangesloten op distributienetten. De integratie van lokale opwekking heeft feitelijk bijgedragen tot een

8 Zie de mededeling "Een kaderstrategie voor een schokbestendige energie-unie met een toekomstgericht

beleid inzake klimaatverandering", (COM(2015) 080 final i).

significante stijging van de nettarieven voor huishoudelijke verbruikers. Bovendien heeft een drastische stijging van de belastingen en heffingen ter financiering van uitbreidingen van netten en investeringen in hernieuwbare bronnen plaatsgevonden. De nieuwe opzet van de markt en de herziening van de richtlijn hernieuwbare energie bieden de mogelijkheid om deze tekortkomingen aan te pakken die op onevenredige wijze bepaalde huishoudelijke verbruikers kunnen treffen.

Als de distributiesysteembeheerders (DSB's) in staat worden gesteld om sommige problemen in verband met variabele opwekking meer op lokaal niveau aan te pakken (bijvoorbeeld via het beheer van lokale flexibiliteitsbronnen), kunnen de netkosten aanzienlijk worden gereduceerd. Aangezien veel DSB's echter deel uitmaken van verticaal geïntegreerde bedrijven die ook in de leveringssector actief zijn, zijn regelgevende waarborgen noodzakelijk om de neutraliteit van de DSB's in hun nieuwe functies te garanderen, bijvoorbeeld wat betreft het beheer van gegevens en het gebruik van flexibiliteit bij het beheer van lokale congestie.

Een andere belangrijke factor bij het bevorderen van de mededinging en de participatie van de consument is informatie. Uit voorafgaande, door de Commissie uitgevoerde raadplegingen en studies is gebleken dat de consumenten ontevreden zijn over het gebrek aan transparantie op de elektriciteitsmarkten, waardoor zij minder in staat zijn om te profiteren van mededinging en actief aan de markten deel te nemen. De consumenten vinden zij dat niet genoeg worden ingelicht over alternatieve leveranciers en de beschikbaarheid van nieuwe energiediensten en zijn ontevreden over het complexe karakter van aanbiedingen en procedures voor het overstappen naar een andere leverancier. De hervorming voorziet ook in de gegevensbescherming die nodig is aangezien door het toegenomen gebruik van nieuwe technologieën (met name slimme metersystemen) een grote hoeveelheid energiegegevens wordt gegenereerd die van grote commerciële waarde is.

In de nieuwe opzet van de markt staat de consument wat betreft de energiemarkt centraal. Een essentieel element van die opzet is dan ook dat ervoor wordt gezorgd dat de meest kwetsbaren in de samenleving worden beschermd en het totale aantal huishoudens dat door energiearmoede wordt getroffen niet meer stijgt. Aangezien cijfers betreffende energiearmoede stijgen en niet duidelijk is op welke manier de kwetsbaarheid van consumenten en de energiearmoede het best kunnen worden aangepakt, zijn de lidstaten in het kader van het voorstel betreffende de nieuwe opzet van de markt verplicht de energiearmoede naar behoren te meten en er stelselmatig toezicht op te houden, waarbij gebruik wordt gemaakt van op EU-niveau vastgestelde beginselen. De herziene richtlijn energie-efficiëntie en de herziene richtlijn betreffende energieprestatie van gebouwen bieden verdere maatregelen voor de bestrijding van energiearmoede.

Zekerheid van de elektriciteitsvoorziening

Zekerheid van de elektriciteitsvoorziening is onontbeerlijk in een moderne samenleving die grotendeels afhankelijk is van op elektriciteit en internet gebaseerde systemen. Het is daarom noodzakelijk te beoordelen in hoeverre het Europese elektriciteitssysteem in staat is tot voldoende opwekking en flexibiliteit teneinde te allen tijde een betrouwbare elektriciteitsvoorziening te bieden (langetermijntoereikendheid van hulpbronnen). Het waarborgen van de voorzieningszekerheid is niet alleen een nationale verplichting, maar ook

een belangrijke pijler van het Europese energiebeleid 9 . In een volledig geïnterconnecteerd en

9 Zie artikel 194, lid 1, onder b), VWEU.

gesynchroniseerd net met goed werkende markten kan de voorzieningszekerheid tenslotte veel efficiënter worden georganiseerd dan op louter nationale basis. De netstabiliteit in afzonderlijke lidstaten is dikwijls in hoge mate afhankelijk van elektriciteitsstromen uit aangrenzende landen, waardoor potentiële problemen op het gebied van de voorzieningszekerheid meestal een regionale impact hebben. De meest efficiënte maatregelen in verband met nationale opwekkingstekorten zijn daarom vaak van regionale aard en geven de lidstaten de mogelijkheid om te profiteren van opwekkingsoverschotten in andere landen. Er moet daarom een gecoördineerde Europese beoordeling van de toereikendheid worden ingevoerd, waarbij gebruik wordt gemaakt van een gezamenlijk overeengekomen methodologie, om mogelijke opwekkingsbehoeften realistisch in kaart te brengen, rekening houdend met de integratie van de elektriciteitsmarkten en potentiële stromen uit andere landen. Indien uit de gecoördineerde beoordeling van de toereikendheid blijkt dat capaciteitsmechanismen in bepaalde landen of regio's nodig zijn, dienen dergelijke mechanismen zodanig te zijn opgezet dat de interne markt zo min mogelijk wordt verstoord. Er moeten duidelijke en transparante criteria worden vastgesteld met betrekking tot het minimaliseren van de verstoring van de grensoverschrijdende handel, het maximaliseren van het gebruik van vraagrespons en het reduceren van de gevolgen met betrekking tot het koolstofarm maken, zodat versnippering als gevolg van nationale capaciteitsmechanismen,

met als gevolg nieuwe marktbarrières en minder mededinging, wordt voorkomen 10 .

Versterking van de regionale samenwerking

De hoge mate van interconnectie van de EU-lidstaten door middel van het trans-Europese net is uniek in de wereld en is een belangrijke factor voor een efficiënte omgang met de energietransitie. Zonder de capaciteit om te vertrouwen op opwekkings- of vraagmiddelen van andere lidstaten, zouden de kosten van de energietransitie voor de consumenten aanzienlijk stijgen. Momenteel is de onderlinge samenhang van het grensoverschrijdende systeembeheer veel sterker dan in het verleden. Dit is te danken aan de toename van variabele en gedecentraliseerde opwekking in combinatie met een hogere mate van marktintegratie, met name in kortere markttijdsintervallen. Dit houdt ook in dat nationale acties van regulators of netbeheerders een onmiddellijk effect op andere lidstaten kunnen hebben. Uit ervaring is gebleken dat ongecoördineerde nationale beslissingen tot significante kosten voor de Europese consumenten kunnen leiden.

Het feit dat in sommige gevallen slechts 25 % van de capaciteiten van interconnectoren wordt gebruikt, vaak als gevolg van ongecoördineerde nationale beperkingen, en dat lidstaten geen overeenstemming hebben bereikt over passende prijszones, toont aan dat er behoefte is aan meer coördinatie tussen de transmissiesysteembeheerders (TSB's) en de regulators. Geslaagde voorbeelden van vrijwillige en verplichte samenwerking tussen de TSB's, regulators en overheden hebben aangetoond dat dankzij regionale samenwerking de werking van de markt kan worden verbeterd en de kosten aanzienlijk kunnen worden teruggedrongen. Op bepaalde gebieden, bijvoorbeeld wat betreft het EU-brede marktkoppelingsmechanisme, is samenwerking tussen de TSB's al verplicht, en het systeem van stemming bij meerderheid over bepaalde zaken is succesvol gebleken wanneer vrijwillige samenwerking (waarbij elke TSB vetorecht heeft) geen efficiënte oplossingen voor regionale problemen heeft opgeleverd. In overeenstemming met dit geslaagde voorbeeld moet verplichte samenwerking ook worden toegepast op andere gebieden van het regelgevingskader. De TSB's kunnen dan in "regionale

10 Zie in dit verband ook het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad

betreffende risicoparaatheid in de elektriciteitssector, met betrekking tot risico's voor de voorzieningszekerheid in verband met de beheersing van elektriciteitscrisissituaties.

operationele centra" (ROC's) beslissingen nemen met betrekking tot zaken waarbij versnipperde en ongecoördineerde nationale acties een negatief effect op de markten en de consumenten zouden hebben (bijvoorbeeld op het gebied van systeembeheer, capaciteitsberekening voor interconnectoren, voorzieningszekerheid en risicoparaatheid).

Regelgevend toezicht aanpassen aan regionale markten

Het lijkt passend ook het regelgevend toezicht aan te passen aan de nieuwe realiteit van de markt. Alle belangrijke beslissingen op regelgevingsgebied worden momenteel door de nationale regulators genomen, zelfs wanneer een gemeenschappelijke regionale oplossing nodig is. ACER heeft weliswaar als nuttig forum gediend voor de coördinatie van nationale regulators met uiteenlopende belangen, maar de voornaamste rol van ACER is momenteel beperkt tot coördinatie, advisering en toezicht. In toenemende mate werken marktspelers weliswaar grensoverschrijdend samen en nemen zij beslissingen over bepaalde zaken in verband met netbeheer en de handel in elektriciteit met een gekwalificeerde meerderheid op

regionaal niveau of zelfs op EU-niveau 11 , maar op regelgevingsniveau bestaat er geen

equivalent voor deze regionale besluitvormingsprocedures. Het regelgevend toezicht blijft daarom versnipperd, waardoor besluiten uiteen kunnen lopen en zich onnodige vertragingen kunnen voordoen. Versterking van de bevoegdheden van ACER met betrekking tot deze grensoverschrijdende zaken die een gecoördineerd regionaal besluit vereisen, zou bijdragen tot snellere en meer doeltreffende besluitvorming betreffende grensoverschrijdende kwesties. De nationale regulators die binnen ACER met betrekking tot die kwesties door middel van stemming bij meerderheid besluiten nemen, zouden volledig bij het proces betrokken blijven.

Het lijkt ook passend de rol van ENTSB-E duidelijker te definiëren teneinde de coördinerende rol te versterken en het besluitvormingsproces transparanter te maken.

Verduidelijking van teksten

Tot slot zal de herschikking van de elektriciteitsverordening, de verordening betreffende het Agentschap en de elektriciteitsrichtlijn worden gebruikt voor een aantal redactionele verduidelijkingen met betrekking tot een aantal bestaande voorschriften en voor de herstructurering ervan, teneinde de uitermate technische voorschriften van de drie handelingen begrijpelijker te maken, waarbij de inhoud van de bepalingen onverlet wordt gelaten.

Samenhang met andere bepalingen en voorstellen op het beleidsterrein

Het initiatief betreffende de opzet van de markt is nauw verbonden met andere wetgevingsvoorstellen inzake energie en klimaat die tegelijkertijd worden ingediend. Daartoe behoren met name initiatieven om de energie-efficiëntie van Europa te verbeteren, een pakket betreffende hernieuwbare energie en het overkoepelende initiatief betreffende governance- en verslagleggingsmechanismen voor de energie-unie. Al deze initiatieven zijn gericht op de implementatie van de nodige maatregelen ter verwezenlijking van de doelstelling van een concurrerende, zekere en duurzame energie-unie. De verschillende initiatieven die uit meerdere wetgevende en niet-wetgevende hefbomen bestaan, zijn samengevoegd tot pakketten teneinde een zo groot mogelijk mate van samenhang tussen de verschillende, maar nauw verbonden beleidsvoorstellen te waarborgen.

11 Zie bijvoorbeeld artikel 9 van Verordening (EU) 2015/1222 van de Commissie van 24 juli 2015 tot

vaststelling van richtsnoeren betreffende capaciteitstoewijzing en congestiebeheer (PB L 197 van 25.7.2015, blz. 24).

Het onderhavig voorstel is weliswaar gericht op het bijwerken van de marktvoorschriften teneinde te waarborgen dat de transitie naar schone energie in economisch opzicht voordelig is, maar er vinden synergie-effecten plaats tussen deze bepalingen en het bredere EU- beleidskader inzake klimaat en energie. Dat verband wordt nader verklaar in de

effectbeoordeling van de Commissie 12 .

Het voorstel hangt nauw samen met het voorstel voor een herziene richtlijn hernieuwbare energie en biedt een kader ter verwezenlijking van de doestelling betreffende hernieuwbare energie voor 2030, waartoe ook beginselen behoren die verband houden met ondersteuningsregelingen voor hernieuwbare energiebronnen waardoor deze meer marktgericht, kostenefficiënt en geregionaliseerd wat betreft de werkingssfeer worden in gevallen waarin de lidstaten besluiten de ondersteuningsregelingen te handhaven. Dergelijke maatregelen die zijn gericht op de integratie van hernieuwbare energie in de markt, zoals bepalingen betreffende dispatching, marktgerelateerde belemmeringen voor elektriciteitsproductie voor de eigen behoefte en andere voorschriften inzake de toegang tot de markt, die voorheen deel uitmaakten van de richtlijn hernieuwbare energie, zijn nu geïntegreerd in de elektriciteitsverordening en de elektriciteitsrichtlijn.

Het voorstel voor een verordening inzake de governance van de energie-unie zal bijdragen tot de samenhang van het beleid, doordat de verplichtingen betreffende planning en verslaglegging door de lidstaten worden gestroomlijnd en daardoor de convergentie in de richting van de op EU-niveau vastgestelde energie- en klimaatdoelstellingen wordt bevorderd. De verordening is een nieuw plannings-, verslagleggings- en toezichtsinstrument waarmee in het oog wordt gehouden welke vorderingen een lidstaat maakt wat betreft de implementatie van Europabrede marktvereisten die krachtens de onderhavige handelingen worden vastgesteld.

Het voorstel voor een verordening betreffende risicoparaatheid in de elektriciteitssector vult het onderhavige voorstel aan en is in het bijzonder gericht op overheidsmaatregelen ter beheersing van elektriciteitscrisissituaties en ter preventie van kortetermijnrisico's voor het elektriciteitssysteem.

Het onderhavige voorstel sluit nauw aan bij het mededingingsbeleid van de Commissie op het gebied van energie. In het voorstel zijn met name de resultaten van het sectoronderzoek van de Commissie naar capaciteitsmechanismen geïntegreerd, waardoor volledige overeenstemming met het beleid van de Commissie inzake de handhaving van de staatssteunregelgeving betreffende energie wordt gewaarborgd.

Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

Het voorstel is gericht op de verwezenlijking van de belangrijkste doelstellingen van de energie-unie die deel uitmaken van de kaderstrategie voor een schokbestendige energie-unie met een toekomstgericht beleid inzake klimaatverandering. Zoals reeds vermeld, sluiten de details van het pakket ook aan bij de recente wereldwijde verbintenis van de Unie betreffende het behalen van ambitieuze klimaatdoelstellingen krachtens de op de 21e VN-Conferentie van de Partijen (COP21) in Parijs gesloten klimaatovereenkomst. Het onderhavige voorstel en het voorstel voor de herziening van de EU-regeling voor de emissiehandel dat in juli 2015 is gedaan, versterken elkaar en vullen elkaar aan.

12 [PB: verwijzing naar effectbeoordeling invoegen]

Het voorstel draagt ook bij tot de verwezenlijking van de EU-doelstellingen betreffende de totstandbrenging van werkgelegenheid en groei, aangezien de herziening van de opzet van de elektriciteitsmarkt erop is gericht de energiemarkt van Europa concurrerender en toegankelijker voor nieuwe energietechnologieën te maken. Door het voorstel ontstaan mogelijkheden op de markt ten aanzien van nieuwe technologieën, waardoor de ingebruikname van een aantal diensten en producten wordt bevorderd. Daardoor krijgen Europese ondernemingen een pioniersvoordeel naarmate de energietransitie wereldwijd vordert.

  • 2. 
    RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor de voorgestelde maatregelen is artikel 194 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) dat zorgt voor geconsolideerde en duidelijkere bevoegdheden van de EU op het gebied van energie. Overeenkomstig artikel 194 VWEU zijn de belangrijkste doelstellingen van het energiebeleid van de EU de werking van de energiemarkt te waarborgen, de continuïteit van de energievoorziening in de Unie te waarborgen, energie-efficiëntie, energiebesparing en de ontwikkeling van nieuwe en duurzame energie te stimuleren en de interconnectie van energienetwerken te bevorderen.

Het onderhavige initiatief bouwt tevens voort op een uitgebreide reeks rechtshandelingen die gedurende de afgelopen twintig jaar zijn vastgesteld en bijgewerkt. Teneinde een interne energiemarkt tot stand te brengen, heeft de EU tussen 1996 en 2009 drie opeenvolgende wetgevingspakketten vastgesteld, met als overkoepelende doelstelling de integratie van de markten en de liberalisering van de nationale elektriciteits- en gasmarkten. De bepalingen daarvan hebben betrekking op uiteenlopende aspecten, variërend van markttoegang en transparantie tot consumentenrechten en de onafhankelijkheid van regelgevende instanties.

Gezien de bestaande wetgeving en de stijgende tendens die de integratie van de energiemarkt vertoont, moet het onderhavige initiatief ook worden beschouwd als onderdeel van de aanhoudende inspanning om de integratie en het doeltreffende beheer van de energiemarkten van Europa te waarborgen.

Ook recente oproepen van de Europese Raad 13 en het Europees Parlement om op EU-niveau

actie te ondernemen teneinde een Europese energiemarkt tot stand te brengen, geven aanleiding om maatregelen te treffen.

Subsidiariteit

De voorgestelde veranderingen van de verordening betreffende elektriciteitsmarkten, de richtlijn betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en de verordening tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators zijn nodig voor de verwezenlijking van een geïntegreerde EU- elektriciteitsmarkt en kunnen op nationaal niveau niet op een even efficiënte manier tot stand

13 In februari 2011 heeft de Europese Raad de doelstelling vastgelegd de interne energiemarkt tegen 2014 te voltooien en interconnectie tot stand te brengen om tegen 2015 een einde te maken aan de geïsoleerde positie van de netten van bepaalde lidstaten. In juni 2016 heeft de Europese Raad verder opgeroepen tot een strategie voor de eengemaakte markt voor energie, waarbij de Commissie actieplannen tegen 2018 moet voorstellen en deze moeten worden uitgevoerd.

worden gebracht. Zoals gedetailleerd uiteengezet in de evaluatie van de herschikking van de

wetgevingshandelingen 14 , is gebleken dat geïsoleerde nationale benaderingen hebben geleid

tot vertragingen bij de totstandbrenging van de interne energiemarkt en tot suboptimale en onverenigbare regelgevende maatregelen, onnodige overlapping van interventies en vertragingen bij het corrigeren van marktinefficiënties. De totstandbrenging van een interne energiemarkt die concurrerende en duurzame energie aan iedereen biedt, kan niet worden bereikt op basis van versnipperde nationale voorschriften die betrekking hebben op de handel in energie, het beheer van het gezamenlijk gebruikte net en een bepaalde mate van productstandaardisering.

De toenemende interconnectie van de EU-elektriciteitsmarkten vereist een grotere mate van coördinatie van de nationale actoren. Vanwege de onderlinge afhankelijkheid op het gebied van energie en de netinterconnecties hebben beleidsinterventies in de elektriciteitssector een rechtstreeks effect op aangrenzende lidstaten. Het wordt steeds moeilijker om de stabiliteit van het net en het efficiënt beheer ervan uitsluitend op nationaal niveau te waarborgen, aangezien het risico op overloopeffecten groter wordt door de toenemende grensoverschrijdende handel, de ingebruikname van gedecentraliseerde opwekking en de versterkte participatie van de consumenten. Geen enkel land kan zelfstandig doeltreffend handelen en de consequenties van unilaterale actie zijn gaandeweg duidelijker geworden. Dit algemene beginsel is van toepassing op alle maatregelen die in het onderhavige voorstel zijn opgenomen, variërend van maatregelen met betrekking tot de energiehandel tot het beheer van het en de doeltreffende participatie van de consumenten.

Gemeenschappelijke regionale kwesties die een gecoördineerd besluit vereisen, hebben vaak een significante economische impact op afzonderlijke lidstaten, maar het is gebleken dat vrijwillige samenwerking, hoe nuttig deze ook mag zijn op vele gebieden van samenwerking tussen de lidstaten, vaak niet afdoende is wanneer zich in technisch opzicht complexe

conflicten met significante distributieve effecten tussen lidstaten voordoen 15 . Bestaande

initiatieven op vrijwillige basis, zoals het Pentalateraal Energieforum, hebben bovendien een beperkt geografisch bereik, aangezien zij slechts betrekking hebben op delen van de EU- elektriciteitsmarkt en niet noodzakelijkerwijs op een combinatie van alle landen die in fysieke zin de hoogste mate van interconnectie hebben.

Een concreet voorbeeld is dat ongecoördineerd nationaal beleid betreffende de beginselen die aan distributietarieven ten grondslag liggen, de interne markt zodanig kunnen verstoren dat er grote verschillen zijn tussen de manieren waarop de marktdeelname van diensten inzake gedistribueerde opwekking of energieopslag wordt gestimuleerd. Met het oog op de ingebruikname van nieuwe technologieën en energiediensten die steeds meer over grenzen heen worden verhandeld, is EU-actie van groot belang om een gelijk speelveld en efficiëntere marktresultaten voor alle betrokken partijen te waarborgen.

De coördinerende functie van ACER is aangepast aan de nieuwe ontwikkelingen op de energiemarkten, zoals de toegenomen behoefte aan coördinatie vanwege grotere energiestromen over de grenzen heen en de grotere energieproductie uit vluchtige HE-E. De onafhankelijke nationale regulerende instanties (NRI's) zijn van groot belang voor het regelgevend toezicht op hun nationale energiesector. Een systeem waarbij de onderlinge

14 [PB: verwijzing naar gedeelte van de effectbeoordeling over de evaluatie toevoegen].

15 Zie bijvoorbeeld de discussie over congestiebeheer in Midden-Europa, waar uiteenlopende nationale

belangen hebben geleid tot significante vertragingen met betrekking tot het verhogen van de marktintegratie.

afhankelijkheid van de lidstaten wat betreft markttransacties en systeembeheer steeds toeneemt, vergt regelgevend toezicht dat verder reikt dan nationale grenzen. Het orgaan ACER is opgericht om te voorzien in dergelijk regelgevend toezicht wat betreft situaties waarbij meer dan twee lidstaten zijn betrokken. De belangrijkste rol van ACER als coördinator van de acties van de nationale regulators wordt gehandhaafd; verder zijn aan ACER beperkte aanvullende bevoegdheden toegekend op gebieden waarop versnipperde nationale besluitvorming inzake kwesties met grensoverschrijdende relevantie zou leiden tot problemen of inconsistenties wat betreft de interne markt. De oprichting van regionale operationele centra (ROC's) in het kader van de [herschikking van Verordening (EG) nr. 714/2009 i als voorgesteld bij COM(2016) 861 i/2] vereist bijvoorbeeld supranationaal toezicht dat door ACER moet worden uitgevoerd, aangezien meerdere lidstaten onder de ROC's vallen. Verder zijn bij de invoering van een EU-brede gecoördineerde beoordeling van de toereikendheid in het kader van de [herschikking van Verordening (EG) nr. 714/2009 i als voorgesteld bij COM(2016) 861 i/2] regelgevende goedkeuring van de bijbehorende methodologie en berekeningen nodig die alleen door ACER kunnen worden verricht, aangezien de beoordeling van de toereikendheid in alle lidstaten moet worden uitgevoerd.

Door de toewijzing van nieuwe taken heeft ACER weliswaar meer personeel nodig, maar door de coördinerende rol van ACER worden de lasten voor de nationale overheden verlaagd, zodat er op nationaal niveau administratieve middelen vrijkomen. De voorgestelde benadering zorgt ervoor dat de regelgevingsprocedures worden gestroomlijnd (bijvoorbeeld doordat ACER rechtstreeks goedkeuring verleent en dit niet 28 keer afzonderlijk hoeft plaats te vinden). Door de gecoördineerde ontwikkeling van methodologieën (bijvoorbeeld met betrekking tot de beoordeling van de toereikendheid) wordt de werklast voor de nationale autoriteiten verlaagd en hoeven er geen extra werkzaamheden te worden verricht als gevolg van potentiële problemen door nationale regelgevende acties die niet op elkaar aansluiten.

Evenredigheid

Met de in de elektriciteitsverordening, de elektriciteitsrichtlijn en de verordening betreffende het Agentschap opgenomen beleidskeuzen wordt gestreefd naar aanpassing van de opzet van de elektriciteitsmarkt aan het toenemende aandeel van gedecentraliseerde opwekking en aan voortschrijdende technologische ontwikkelingen.

De voorgestelde hervormingen zijn uitsluitend gericht op hetgeen noodzakelijk is om de nodige vooruitgang voor de interne markt tot stand te brengen, waarbij de lidstaten, de nationale regulators en de nationale actoren zo veel mogelijk bevoegdheden en verantwoordelijkheden hebben.

De opties waarbij een grotere mate van harmonisering plaatsvindt, bijvoorbeeld de invoering van een enkele onafhankelijke Europese energieregulator, een enkele geïntegreerde Europese transmissiesysteembeheerder of een eenvoudig verbod op overheidsmaatregelen zonder mogelijkheden tot vrijstelling, zijn in de effectbeoordeling stuk voor stuk terzijde geschoven. Met de voorstellen wordt in plaats daarvan gestreefd naar evenwichtige oplossingen waarmee de nationale werkingssfeer betreffende regelgevende maatregelen enkel wordt beperkt wanneer gecoördineerde maatregelen duidelijk meer voordelen voor de consumenten opleveren.

De aangenomen beleidsopties zijn erop gericht een gelijk speelveld te creëren voor alle opwekkingstechnologieën en verstoringen van de markt weg te werken, waardoor er onder meer voor wordt gezorgd dat hernieuwbare energiebronnen op gelijke voet de concurrentie op de energiemarkt kunnen aangaan. Bovendien zouden alle marktdeelnemers er in financieel opzicht verantwoordelijkheid voor dragen dat het net in evenwicht blijft. Belemmeringen voor diensten die het net van flexibiliteit voorzien, zoals vraagresponsdiensten, zullen worden verwijderd. Daarnaast zijn de maatregelen erop gericht de liquiditeit van de kortetermijnmarkt te verhogen, zodat schaarste naar behoren invloed heeft op prijsschommelingen en die schommelingen passende prikkels voor een flexibel net bieden.

Verder zullen de lidstaten op retailmarktniveau worden aangemoedigd om allesomvattende prijsregulering geleidelijk af te schaffen, te beginnen met beneden de kostprijs liggende tarieven. Kwetsbare afnemers kunnen worden beschermd door middel van een overgangsregeling met betrekking tot prijsregulering. Om de concurrentie aan te scherpen en overstappen aan te moedigen, zal het gebruik van opzegvergoedingen aan banden worden gelegd. Daarnaast zullen overkoepelende beginselen worden vastgesteld om te waarborgen dat energierekeningen duidelijk en gemakkelijk te begrijpen zijn, en zal op nietdiscriminerende basis toegang tot consumentengegevens worden verleend, waarbij algemene privacybepalingen worden nageleefd.

Overeenkomstig de ontwikkeling van de grensoverschrijdende handel in elektriciteit en de geleidelijke integratie van de markt, zal het institutionele kader zodanig worden aangepast dat het tegemoetkomt aan de behoefte aan aanvullende samenwerking op regelgevingsgebied en aan nieuwe taken voor ACER. ACER krijgt aanvullende taken, met name met betrekking tot regionale samenwerking inzake het energiesysteem, waarbij de nationale regulators hun centrale rol bij de regelgeving op energiegebied blijven spelen.

Alle opties zijn in het kader van de effectbeoordeling bij dit voorstel grondig onderzocht om vast te stellen of zij aan de evenredigheidseisen voldoen. Er moet op worden gewezen dat het voorgestelde beleid is gebaseerd op een compromis tussen bottom-up initiatieven en top-down sturing van de markt. In het kader van de evenredigheid zijn de maatregelen op geen enkele wijze een vervanging van de rol die de nationale overheden, de NRI's en de TSB's spelen bij de uitvoering van uiteenlopende kritieke functies. De nationale regulators worden zelfs aangemoedigd op een meer doeltreffende wijze op regionaal niveau zowel formeel als informeel bijeen te komen teneinde kwesties in verband met het beheer van het elektriciteitssysteem aan te pakken op een schaal die overeenkomt met de schaal van het desbetreffende probleem.

De maatregelen zijn geenszins gericht op een benadering met "volledige harmonisering", maar streven ernaar een gelijk speelveld voor alle marktspelers te creëren, met name wanneer de mogelijkheden van de markt verder reiken dan de nationale grenzen. Uiteindelijk is een bepaalde mate van standaardisering van voorschriften en producten essentieel voor doeltreffende elektriciteitshandel over de grenzen heen. Beslissingen betreffende het beheer van het net zouden daarentegen leiden tot suboptimale marktresultaten indien deze worden overgelaten aan de lidstaten afzonderlijk en aan geïsoleerd handelende regulators. Uit de ervaringen die zijn opgedaan met het opstellen en vaststellen van gemeenschappelijke net- en handelsvoorschriften (zogeheten "netcodes" en "richtsnoeren") sinds het derde energiepakket van 2009 is gebleken dat het samenbrengen van regulators en nationale autoriteiten teneinde tot overeenstemming te komen over gemeenschappelijke voorschriften en methodologieën, zowel op hoog niveau als betreffende technische beginselen, een duidelijke meerwaarde oplevert.

Wat betreft het concurrentievermogen is er een steeds diepere kloof tussen de retail- en wholesalemarkten: de retailmarkten schieten nog steeds te kort wat betreft het dienstenaanbod en tastbare voordelen voor de consumenten. De voorgestelde maatregelen zijn gericht op het toezicht op energiearmoede, de transparantie en duidelijkheid in verband met informatie voor consumenten en de toegang tot gegevens, en leiden derhalve niet tot een onnodige beperking van nationale bevoegdheden.

Keuze van het rechtsinstrument

Met het voorstel worden de belangrijkste rechtshandelingen van het derde energiepakket gewijzigd. Daartoe behoren de elektriciteitsverordening (Verordening (EG) nr. 714/2009 i), de elektriciteitsrichtlijn (Richtlijn 2009/72/EG i) en de verordening tot oprichting van ACER (Verordening (EG) nr. 713/2009 i). Door de keuze voor een herschikking van de genoemde rechtshandelingen zal de rechtszekerheid worden verbeterd. Een wijzigingshandeling was wellicht niet afdoende geweest met het oog op een brede reeks nieuwe bepalingen. De keuze van het instrument zorgt derhalve voor een herziening van reeds vastgestelde en ten uitvoer gelegde voorschriften als natuurlijke ontwikkeling van de huidige wetgeving.

  • 3. 
    RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving

De diensten van de Commissie hebben de prestaties van het huidige wetgevingskader (het derde energiepakket) op vijf punten beoordeeld: relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie, coherentie en toegevoegde waarde voor de EU. Naast de effectbeoordeling is een op zichzelf staande evaluatie uitgevoerd en de resultaten daarvan zijn opgenomen in de probleemanalyse van de effectbeoordeling.

Uit de evaluatie is gebleken dat de doelstellingen van het derde energiepakket, versterken van de concurrentie en verwijden van belemmeringen voor grensoverschrijdende concurrentie op de elektriciteitsmarkten, al met al zijn verwezenlijkt. De actieve versterking van de wetgeving heeft positieve resultaten voor de elektriciteitsmarkten en de consumenten opgeleverd en in het algemeen zijn de markten minder geconcentreerd en meer geïntegreerd dan in 2009. Wat betreft de retailmarkten zijn in het kader van het derde energiepakket nieuwe consumentenrechten ingevoerd, waardoor de positie van de consument op de energiemarkten duidelijk is verbeterd.

Op een aantal gebieden, zowel op wholesale- als op retailniveau, hebben de voorschriften van het derde energiepakket echter slechts in beperkte mate bijgedragen tot de ontwikkeling van de interne elektriciteitsmarkt. In het algemeen is uit de evaluatie gebleken dat nog veel vorderingen kunnen worden gemaakt door het kader voor de opzet van de markt te verbeteren. Zo zijn de algemene welvaart en de uiteindelijke voordelen voor de consument voor verbetering vatbaar. Op het niveau van de wholesalemarkten zijn er nog steeds belemmeringen voor de grensoverschrijdende handel en worden de interconnectorcapaciteiten zelden ten volle benut. Dit is onder meer te wijten aan onvoldoende samenwerking tussen de nationale netbeheerders en de regulators wat betreft het gedeeld gebruik van interconnectoren. In veel gevallen worden doeltreffende grensoverschrijdende oplossingen nog steeds belemmerd door het nationale perspectief van de betrokken partijen, waardoor grensoverschrijdende stromen uiteindelijk worden beperkt. Dit beeld geldt niet voor alle markten en tijdsbestekken: de mate van integratie van de day-ahead-, intraday- en balanceringsmarkten varieert.

Wat betreft de retailmarkten kunnen de prestaties op het gebied van concurrentie aanzienlijk worden verbeterd. De elektriciteitsprijzen variëren nog sterk van lidstaat tot lidstaat om nietmarktgerelateerde redenen, en de prijzen voor huishoudens zijn gestaag gestegen als gevolg van significante stijgingen van de onbetwistbare tarieven (dat wil zeggen netwerkkosten, belastingen en heffingen) die de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden. Wat betreft de consumentenbescherming zijn de stijgende energiearmoede en de onduidelijkheid betreffende de manier waarop de kwetsbaarheid van consumenten en de energiearmoede het best kunnen worden aangepakt nadelig geweest voor het verdiepen van de interne energiemarkt. Overstapgerelateerde tarieven, waaronder opzegvergoedingen, vormen nog steeds een significante financiële belemmering voor de betrokkenheid van de consument. Daarnaast

blijkt uit het grote aantal klachten in verband met de facturering 16 dat de vergelijkbaarheid en

de duidelijkheid van factureringsinformatie nog aanzienlijk kunnen worden verbeterd.

Niet alleen zijn er tekortkomingen wat betreft de verwezenlijking van de oorspronkelijke doelstellingen van het derde energiepakket, er is ook een nieuwe reeks uitdagingen waarmee geen rekening is gehouden tijdens het opstellen van dat pakket. Zoals reed vermeld, behoren daartoe de zeer sterke toename van hernieuwbare bronnen voor de elektriciteitsopwekking, de toename van het aantal overheidsmaatregelen betreffende de elektriciteitsmarkten met het oog op de voorzieningszekerheid en de wijzigingen die op technologisch vlak plaatsvinden. Dit heeft geleid tot significante veranderingen wat betreft de manier waarop markten werken, met name de afgelopen vijf jaar, tot een vermindering van het positieve effect van de hervormingen voor de consument en tot een onvolledige benutting van het potentieel van modernisering. De bestaande wetgeving kan derhalve niet goed op deze ontwikkelingen reageren.

In overeenstemming met de resultaten van de evaluatie en de daarmee samenhangende effectbeoordeling streeft het onderhavige voorstel ernaar deze lacune weg te werken en een kader voor te stellen dat het mogelijk maakt rekening te houden met de technologische ontwikkelingen in de sector, terwijl in onze energiesystemen een transitie plaatsvindt in de richting van nieuwe productie- en verbruiksmodellen.

Raadpleging van belanghebbenden

Ter voorbereiding op het onderhavige initiatief heeft de Commissie meerdere openbare raadplegingen uitgevoerd. Deze stonden open voor EU-burgers, autoriteiten van de lidstaten, deelnemers aan de energiemarkt en organisaties die hun belangen behartigen alsmede andere relevante belanghebbenden, waaronder het mkb en energieverbruikers.

Hier komen met name drie raadplegingen en de resultaten daarvan aan bod:

  • 1) 
    Kwesties in verband met de toereikendheid van hulpbronnen waren het onderwerp van een

openbare raadpleging 17 die plaatsvond van 15 november 2012 tot 7 februari 2013

("Consultation on generation adequacy, capacity mechanisms, and the internal market in

16 Europese Commissie (2016), "Second Consumer Market Study on the functioning of retail electricity markets for consumers in the EU" ("Tweede consumentenmarktonderzoek naar de werking van retailelektriciteitsmarkten voor consumenten in de EU").

17 Europese Commissie (2012), "Consultation Paper on generation adequacy, capacity mechanisms and the internal market in electricity" ("Raadplegingsdocument over de toereikendheid van de opwekking, controlemechanismen en de interne markt voor elektriciteit")

https://ec.europa.eu/energy/sites/ener/files/documents/20130207_generation_adequacy_consultation_do cument.pdf .

electricity", "Raadpleging over de toereikendheid van de opwekking, controlemechanismen en de interne markt voor elektriciteit"). Deze raadpleging was gericht op het inwinnen van de meningen van belanghebbenden over het waarborgen van de toereikendheid van de hulpbronnen en de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening op de interne markt.

Er zijn 148 afzonderlijke antwoorden van overheidsinstanties, de industrie (zowel van de productie- als van de verbruikszijde) en de academische wereld ontvangen. Gedetailleerde

diagrammen over de reacties op de raadpleging zijn online beschikbaar 18 , evenals alle afzonderlijke bijdragen en een samenvatting van de resultaten van de raadpleging 19 .

  • 2) 
    Een openbare raadpleging over retailmarkten voor elektriciteit en eindverbruikers 20 vond

plaats van 22 januari 2014 tot 17 april 2014. De Commissie ontving 237 reacties op de raadpleging, waarbij 20 % van de antwoorden afkomstig was van energieleveranciers, 14 % van DSB's, 7 % van consumentenorganisaties en 4 % van NRI's. Bovendien nam een groot aantal afzonderlijke burgers deel aan de raadpleging. Een samenvatting van de reacties is

beschikbaar op de website van de Commissie 21 .

  • 3) 
    Een uitgebreide openbare raadpleging over een nieuwe opzet van de energiemarkt 22 vond

plaats van 15 juli 2015 tot 9 oktober 2015.

De Commissie heeft 320 antwoord op deze raadpleging ontvangen. Ongeveer 50 % van de reacties was afkomstig van nationale of EU-brede brancheorganisaties. 26 % van de antwoorden was afkomstig van bedrijven die actief zijn in de energiesector (leveranciers, tussenpersonen, verbruikers) en 9 % van netbeheerders. Verder reageerden 17 nationale overheden en meerdere NRI's op de raadpleging. Bovendien nam een groot aantal afzonderlijke burgers en academische instellingen deel aan de raadpleging. Een gedetailleerde beschrijving van de standpunten van de belanghebbenden over alle specifieke beleidsopties is opgenomen in de effectbeoordeling bij dit wetgevingsinitiatief.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Bij de voorbereiding van de voorgestelde verordening en de effectbeoordeling is gebruikgemaakt van een grote hoeveelheid materiaal waarnaar wordt verwezen in de voetnoten in de effectbeoordeling. Daartoe behoren bijna 30 studies en modelleringshulpmiddelen die voornamelijk door onafhankelijke externe partijen zijn gebruikt om de specifieke opties met betrekking tot het onderhavige voorstel te beoordelen. Bijlage V van de effectbeoordeling omvat een volledige opsomming hiervan. Bij de studies

18

https://ec.europa.eu/energy/sites/ener/files/documents/Charts_Public%20Consultation%20Reta il%20Energy%20Market.pdf

19 Europese Commissie (2012), "Consultation Paper on generation adequacy, capacity mechanisms and the internal market in electricity" ("Raadpleging over de toereikendheid van de opwekking, controlemechanismen en de interne markt voor elektriciteit").

https://ec.europa.eu/energy/en/consultations/consultation-generation-adequacy-capacity-mechanismsand-internal-market-electricity

20 Europese Commissie (2014), raadpleging over de retailmarkt voor energie

https://ec.europa.eu/energy/en/consultations/consultation-retail-energy-market

21

https://ec.europa.eu/energy/sites/ener/files/documents/Charts_Public%20Consultation%20Reta il%20Energy%20Market.pdf

22 Europese Commissie (2015), raadpleging over de nieuwe opzet van de energiemarkt COM(2015) 340 i

final https://ec.europa.eu/energy/en/consultations/public-consultation-new-energy-market-design .

zijn uiteenlopende methodologieën toegepast, waarbij het accent op kwantitatieve ramingen in het kader van economische en sociale kosten-batenanalyses lag.

Daarnaast heeft de Commissie een sectoronderzoek verricht naar nationale capaciteitsmechanismen. Van de tussentijdse resultaten daarvan is gebruikgemaakt tijdens de

voorbereidingsfase van het onderhavige voorstel 23 . De resultaten van deze studies vormden

een aanvulling op de hierboven vermelde uitgebreide reacties van de belanghebbenden. De Commissie beschikte dan ook over uitgebreide basisgegevens ter onderbouwing van de huidige voorstellen.

Effectbeoordeling

Alle voorgestelde maatregelen worden ondersteund door de effectbeoordeling. Op 7 november 2016 heeft de Raad voor regelgevingstoetsing een gunstig advies uitgebracht. In bijlage I van de effectbeoordeling is uiteengezet op welke manier rekening is gehouden met de standpunten van de Raad voor regelgevingstoetsing.

In de effectbeoordeling is een aantal beleidsopties voor elke geconstateerd reeks problemen onderzocht. Hieronder worden deze reeksen problemen en de alternatieve trajecten met betrekking tot maatregelen opgesomd:

De opzet van de markt aanpassen aan de toename van hernieuwbare energie en de technologische ontwikkeling

De effectbeoordeling ondersteunt de versterking van de huidige marktvoorschriften teneinde de bestaande verstoringen van de markt weg te werken en daardoor een gelijk speelveld voor alle opwekkingstechnologieën en hulpbronnen tot stand te brengen. Voorschriften die zorgen voor discriminatie van bepaalde hulpbronnen en die de toegang van bepaalde technologieën tot het elektriciteitsnet beperken of bevorderen, worden aangepakt. Daarnaast zouden alle marktdeelnemers financiële verantwoordelijkheid dragen voor op het net veroorzaakte onevenwichtigheden en zouden alle hulpbronnen op de markt op gelijke voorwaarden worden vergoed. Belemmeringen voor de vraagrespons zouden worden weggenomen. Met de gekozen optie zouden verder de kortetermijnmarkten worden versterkt door deze dichter bij realtime te brengen, waardoor optimale mogelijkheden worden geboden om aan flexibiliteitsbehoeften te voldoen, en door de balanceringsmarkten efficiënter te maken. De gekozen optie omvat maatregelen die zouden helpen om alle flexibele gedistribueerde hulpbronnen met betrekking tot opwekking, vraag en opslag bij de markt te betrekken door middel van passende stimulansen, een marktkader dat hierbij beter aansluit en maatregelen om de stimulansen voor de DSB's te versterken.

Een niet-regelgevende benadering werd van de hand gewezen, aangezien hierdoor weinig mogelijkheden worden geboden voor het verbeteren van de markt en het waarborgen van een gelijk speelveld voor alle hulpbronnen. Het huidige EU-regelgevingskader is op de betrokken gebieden beperkt en op andere gebieden ontbreekt het volledig. Daarnaast werd ervan uitgegaan dat door vrijwillige samenwerking niet kon worden voorzien in het passende niveau van harmonisering of zekerheid voor de markt. Ook de optie met volledige harmonisering van de marktvoorschriften werd van de hand gewezen, aangezien de desbetreffende veranderingen zouden kunnen indruisen tegen het evenredigheidsbeginsel en deze veranderingen al met al

23 Tussentijds verslag over het sectoronderzoek naar capaciteitsmechanismen, C(2016) 2107 final.

onnodig zouden zijn gezien de toestand waarin de Europese energiemarkten momenteel verkeren.

Toekomstige investeringen in opwekking bevorderen en ongecoördineerde capaciteitsmechanismen aanpakken

Er zijn meerdere beleidsopties beoordeeld die verder gaan dan het basisscenario, waarbij bij elke optie in een bepaalde mate afstemming en coördinatie op EU-niveau tussen de lidstaten werd voorgesteld alsmede een bepaalde mate waarin de marktdeelnemers afhankelijk zouden zijn van energiemarktbetalingen.

Bij een optie betreffende de zogeheten "energy-only-markt" zouden de Europese markten zodanig worden verbeterd en gekoppeld dat wordt voorzien in de nodige prijssignalen om investeringen in nieuwe hulpbronnen en op de juiste plekken te stimuleren. Bij een dergelijk scenario zouden capaciteitsmechanismen niet meer nodig zijn.

De gekozen optie bouwt voort op dit "energy-only-market"-scenario, maar wijst niet van de hand dat lidstaten capaciteitsmechanismen kunnen gebruiken mits deze zijn gebaseerd op een gezamenlijke methodologie voor de beoordeling van de langetermijntoereikendheid van hulpbronnen die op basis van volledige transparantie wordt uitgevoerd door ENTSB-E en ACER en mits deze beschikken over gemeenschappelijke ontwerpkenmerken met het oog op een hogere mate van verenigbaarheid tussen nationale capaciteitsmechanismen en geharmoniseerde grensoverschrijdende samenwerking. Deze optie bouwt voort op de richtsnoeren van de Europese Commissie inzake staatssteun voor milieubescherming en energie 2014-2020 en op het sectoronderzoek naar capaciteitsmechanismen.

Een niet-regelgevende aanpak werd afgewezen, aangezien de bestaande bepalingen krachtens de EU-wetgeving niet duidelijk en robuust genoeg zijn om het hoofd te bieden aan de uitdagingen waarmee het Europese elektriciteitssysteem wordt geconfronteerd. Bovendien kan door vrijwillige samenwerking wellicht niet worden voorzien in het passende niveau van harmonisering of zekerheid voor de markt. Er moet op dit gebied wetgeving worden vastgesteld teneinde de kwesties op samenhangende wijze aan te pakken. De optie waarbij op basis van regionale of EU-brede beoordelingen van de toereikendheid van de opwekking gehele regio's of uiteindelijk alle EU-lidstaten verplicht zouden worden om capaciteitsmechanismen uit te rollen, is van de hand gewezen als buitenproportioneel.

Onbevredigende prestaties van de retailmarkten: langzame uitvoering en laag niveau van dienstverlening

Bij de voorkeursoptie schaffen de lidstaten allesomvattende prijsregulering geleidelijk af, te beginnen met beneden de kostprijs liggende tarieven, waarbij een in EU-wetgeving vastgestelde termijn geldt. Bij deze optie is een tariefregulering voor kwetsbare afnemers in het kader van een overgangsregeling toegestaan. Om de participatie van de consumenten te versterken, wordt het gebruik van opzegvergoedingen aan banden gelegd. Het vertrouwen van de consument in vergelijkende websites moet worden bevorderd door middel van een certificeringsinstrument dat door de nationale autoriteiten wordt geïmplementeerd. Bovendien zal door middel van overkoepelende beginselen worden gewaarborgd dat energierekeningen duidelijk en gemakkelijk te begrijpen zijn, waarbij minimumeisen aan de inhoud worden gesteld. Verder moeten de lidstaten controleren hoeveel huishoudens onder energiearmoede lijden. Om de ontwikkeling van nieuwe diensten door nieuwe marktdeelnemers en energiedienstverleners mogelijk te maken, wordt tot slot niet-discriminerende toegang tot consumentengegevens gewaarborgd.

Tot de andere opties die in overweging zijn genomen, maar van de hand zijn gewezen, behoren volledige harmonisering van de consumentenwetgeving met uitgebreide waarborgen voor de consumenten, op EU-niveau vastgestelde uitzonderingen op de prijsregulering op basis van een verbruiksdrempel of een prijsdrempel, een standaard gegevensverwerkingsmodel dat wordt gehandhaafd door een neutrale marktspeler, zoals een TSB, die tevens de verantwoordelijkheid ervoor draagt, een verbod op alle overstapvergoedingen, inclusief opzegvergoedingen, alsmede gedeeltelijke harmonisering van de inhoud van energiefacturen, en tot slot een EU-kader voor het controleren van de energiearmoede op basis van een door de lidstaten uitgevoerd onderzoek naar de energieefficiëntie van de woningvoorraad alsmede invoering van preventieve maatregelen waarmee afsluitingen worden voorkomen. Al deze opties zijn afgewezen, omdat ze niet voldoen aan de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid. Handhaven van de status quo werd door nagenoeg alle geraadpleegde belanghebbenden evenmin als haalbare optie beschouwd.

Versterking van het institutionele kader en de rol van het Agentschap

Het institutionele kader van het derde pakket is erop gericht de samenwerking tussen de NRI's en tussen de TSB's te bevorderen. ACER en de ENTSB's hebben sinds hun oprichting een belangrijke rol gespeeld bij de vorderingen die zijn gemaakt in de richting van een werkende interne energiemarkt. Door de recente ontwikkelingen op de Europese energiemarkten die in de effectbeoordeling aan bod zijn gekomen en de daaropvolgende voorstellen betreffende het initiatief inzake de opzet van de markt, is een aanpassing van het institutionele kader echter noodzakelijk. Bovendien is uit de tenuitvoerlegging van het derde pakket gebleken dat sommige gebieden voor verbetering vatbaar zijn wat betreft het kader dat van toepassing is op ACER en de ENTSB's. Wat betreft de overwogen opties voor de hervorming van het institutionele kader is een scenario met ongewijzigd beleid afgewezen, aangezien hierdoor lacunes op het gebied van regelgeving en markttoezicht zouden ontstaan, in overeenstemming met zich ontwikkelende marktbepalingen die elders in dit voorstel aan bod komen en met de vooruitgang inzake secundaire wetgeving die op EU-niveau wordt geboekt.

Een niet-regelgevende aanpak betreffende "strengere handhaving" en vrijwillige samenwerking zonder nieuwe, aanvullende maatregelen ter aanpassing van het institutionele kader is in overweging genomen. Versterkte handhaving van bestaande wetgeving omvat voortzetting van de tenuitvoerlegging van het derde pakket en volledige tenuitvoerlegging van de netcodes en richtsnoeren – als beschreven bij de optie "ongewijzigd beleid" – in combinatie met strengere handhaving. Door strengere handhaving zou het huidige institutionele kader echter niet worden verbeterd.

Een wetgevende optie, waardoor ACER zou veranderen in een soort pan-Europese regulator, is eveneens in overweging genomen, maar uiteindelijk van de hand gewezen. Om ervoor te zorgen dat het Agentschap een dergelijke rol kan vervullen, zou het over een ruim aantal deskundigen moeten beschikken, waardoor het budget en het personeel van ACER aanzienlijk moeten worden opgeschroefd. Het lijkt verder passend om de betrokkenheid van de nationale regulators bij de besluitvorming van het Agentschap te handhaven en meerderheidsbesluiten door de nationale regulators niet stelselmatig te vervangen door besluiten door de directeur.

Dientengevolge zijn wetgevende opties om ACER op basis van het bestaande kader te versterken in overweging genomen. Met de in de effectbeoordeling ondersteunde optie wordt de aanpassing van het institutionele EU-kader aan de nieuwe werkelijkheid van het elektriciteitssysteem mogelijk gemaakt. Bovendien wordt tegemoetgekomen aan de daaruit voortvloeiende behoefte aan aanvullende regionale samenwerking en de bestaande en verwachte lacunes in de regelgeving inzake de energiemarkt, en wordt voorzien in flexibiliteit door middel van een combinatie van bottom-up en top-down benaderingen.

Teneinde de bestaande lacunes in de regelgeving wat betreft de regelgevende functies van de NRI's op regionaal niveau aan te pakken, wordt bij de beleidsinitiatieven in het kader van deze optie bovendien een flexibel regionaal regelgevingskader vastgesteld waarmee de regionale coördinatie en de besluitvorming door de NRI's worden versterkt. Bij deze optie wordt een stelsel van gecoördineerde regionale besluiten en toezicht op bepaalde kwesties door de NRI's van de regio ingevoerd (bijv. ROC's en anderen, uitgaande van de voorgestelde initiatieven inzake de opzet van de markt) en speelt ACER een rol bij het waarborgen van de belangen van de EU.

Grondrechten

Het onderhavige voorstel kan gevolgen hebben met betrekking tot een aantal grondrechten die zijn vastgesteld bij het EU-Handvest van de grondrechten, met name: het recht op eerbiediging van privéleven, familie-en gezinsleven (artikel 7), het recht op bescherming van persoonsgegevens (artikel 8), het verbod van discriminatie (artikel 21), het recht op sociale bijstand (artikel 34), toegang tot diensten van algemeen economisch belang (artikel 36), het recht op een hoog niveau van milieubescherming (artikel 37) en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte (artikel 47).

Hieraan komt het voorstel in het bijzonder tegemoet door middel van een aantal bepalingen inzake consumentenbescherming, energiearmoede, bescherming van kwetsbare afnemers, toegang tot diensten van algemeen economisch belang, gegevensbescherming en privacy.

Een samenvatting van de effectbeoordeling is beschikbaar op de website van de Commissie 24 ,

evenals het gunstige advies van de Raad voor regelgevingstoetsing.

Gezonde regelgeving en vereenvoudiging

Door het voorstel kunnen de administratieve vereisten in beperkte mate toenemen. Doordat een gelijk speelveld voor alle technologieën tot stand wordt gebracht, zodat deze optimaal aan de energiemarkten kunnen deelnemen, moeten deze technologieën bijvoorbeeld voldoen aan een aantal nalevingseisen inzake de markt, waardoor de administratieve werkbelasting enigszins kan toenemen.

De beoogde maatregelen ter verbetering van de liquiditeit en de integratie van de energiemarkten kunnen voor bedrijven ook enig effect op de korte termijn hebben, aangezien zij zich moeten aanpassen aan nieuwe regelingen inzake de energiehandel. Ten opzicht van het basisscenario (ongewijzigd beleid) blijkt dit effect echter minimaal te zijn, aangezien de economische voordelen van de hervorming ruimschoots opwegen tegen enige administratieve reorganisatie op de korte of lange termijn.

Bij de geleidelijke afschaffing van gereguleerde prijzen op lidstaatniveau moeten de NRI's verder meer inspanningen leveren wat betreft het toezien op de markten, het zorgen voor doeltreffende mededinging en het waarborgen van consumentenbescherming. Deze effecten kunnen worden opgevangen door een grotere mate van participatie van de consumenten, waardoor de mededinging op de markt op natuurlijke wijze wordt bevorderd.

24 [PB: verwijzing naar effectbeoordeling invoegen]

Door de reeks activiteiten die moeten worden uitgevoerd op grond van het bijgewerkte institutionele kader wordt er ook een nieuwe reeks eisen tot stand gebracht betreffende betrokkenheid op administratief niveau van de nationale regulators en transmissiesysteembeheerders. Hiertoe behoort participatie binnen ACER en via de besluitvormingsprocessen met het oog het bereiken van overeenstemming over methodologieën en praktijken voor de soepele handel in energie aan de grens.

Een gedetailleerde beschrijving van de administratieve en economische impact van elke overwogen beleidsoptie op het bedrijfsleven en overheidsinstanties is opgenomen in hoofdstuk 6 van de effectbeoordeling.

  • 4. 
    GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De gevolgen voor de begroting in verband met het voorstel in het kader van dit pakket hebben betrekking op de middelen van het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) die zijn beschreven in het financieel memorandum bij het voorstel van de Commissie voor een herschikking van de verordening tot oprichting van ACER. In wezen moeten vanwege de door ACER uit te voeren nieuwe taken, met name wat betreft de beoordeling van de toereikendheid van het systeem en de oprichting van regionale operationele centra, in het Agentschap tot 2020 tot 18 aanvullende FTE's worden gecreëerd en moeten de daarvoor noodzakelijke financiële middelen ter beschikking worden gesteld.

  • 5. 
    OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De Commissie zal toezicht houden op de omzetting en de naleving door de lidstaten en andere actoren van alle maatregelen die uiteindelijk worden aangenomen, en neemt handhavingsmaatregelen wanneer dat nodig is. De Commissie brengt richtsnoeren uit ter ondersteuning van de uitvoering van de goedgekeurde maatregelen, zoals zij eerder heeft gedaan in het kader van de tenuitvoerlegging van het derde energiepakket.

Wat het toezicht en de uitvoering betreft, zal de Commissie worden ondersteund door ACER.

De jaarlijkse rapportage door het Agentschap en de parallelle door de Commissie uitgevoerde evaluaties alsmede de rapportage door de Coördinatiegroep voor elektriciteit maken allemaal deel uit van de bepalingen van het huidige initiatief. Het agentschap wordt verzocht om de toezichtindicatoren verder te herzien om ervoor te zorgen dat ze relevant blijven voor de toetsing van de vooruitgang van de doelstellingen van de onderhavige voorstellen, zodat daarmee rekening kan worden gehouden, onder meer via het jaarlijkse markttoezichtverslag van ACER.

Parallel aan de voorgestelde initiatieven komt de Commissie met een initiatief betreffende de governance van de energie-unie, waarmee de planning, de rapportage en het toezicht worden vereenvoudigd. Op basis van dat initiatief betreffende de governance van de energie-unie worden de huidige bewakings- en rapportageverplichtingen van de Commissie en de lidstaten in het derde energiepakket geïntegreerd in horizontale voortgangs- en toezichtverslagen. Meer informatie over de stroomlijning van de toezicht- en rapportageverplichtingen is te vinden in de effectbeoordeling betreffende de governance van de Europese Unie.

Een uitgebreidere behandeling van toezichtmechanismen en benchmarkindicatoren is te vinden in hoofdstuk 8 van de effectbeoordeling.

  • 6. 
    T OELICHTING BIJ DE SPECIFIEKE BEPALINGEN VAN DE VOORSTELLEN

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (herschikking)

In hoofdstuk I van de voorgestelde richtlijn worden de werkingssfeer en het onderwerp van de richtlijn verduidelijkt, waarbij de nadruk wordt gelegd op de consumenten en het belang van de interne markt en de belangrijkste beginselen daarvan. Daarnaast worden de belangrijkste, in de richtlijn gebruikte definities bijgewerkt.

Hoofdstuk II van de voorgestelde richtlijn omvat het algemene beginsel dat de lidstaten moeten waarborgen dat de EU-elektriciteitsmarkt concurrerend, op de consument gericht, flexibel en niet-discriminerend is. Er wordt benadrukt dat nationale maatregelen geen ongerechtvaardigde belemmering voor grensoverschrijdende stromen, participatie van de consument of investeringen mogen vormen. Daarnaast wordt het beginsel vastgesteld dat energievoorzieningsprijzen marktgebaseerd zijn, waarbij naar behoren gerechtvaardigde uitzonderingen mogelijk zijn. In dit hoofdstuk worden tevens bepaalde beginselen betreffende de werking van de EU-elektriciteitsmarkten verduidelijkt, zoals het recht om een leverancier te kiezen. Bovendien omvat het bijgewerkte voorschriften inzake mogelijke openbaredienstverplichtingen die de lidstaten onder bepaalde omstandigheden aan energiebedrijven kunnen opleggen.

In hoofdstuk III van de voorgestelde richtlijn worden bestaande consumentenrechten versterkt en worden nieuwe rechten vastgesteld waarmee naar een centrale positie voor consumenten op de energiemarkten wordt gestreefd door hen daartoe in staat te stellen en hen betere bescherming te bieden. Er worden voorschriften vastgesteld inzake duidelijkere factureringsinformatie en gecertificeerde vergelijkingsinstrumenten. Het hoofdstuk omvat bepalingen waarmee wordt gewaarborgd dat de consumenten in staat zijn vrijelijk leveranciers of aankoopgroeperingen te kiezen en over te stappen, dat zij recht hebben op een dynamische-prijscontract en dat zij in staat zijn deel te nemen aan vraagrespons alsmede elektriciteitsproductie en -verbruik voor de eigen behoefte. Elke consument krijgt het recht om om een slimme meter te verzoeken die is uitgerust met een minimumreeks van functionaliteiten. Tevens vindt een verbetering plaats van bestaande voorschriften inzake de mogelijkheden van consumenten om hun gegevens te delen met leveranciers en dienstverleners, doordat de rol van de voor het gegevensbeheer verantwoordelijke partijen wordt verduidelijkt en doordat door middel van een uitvoeringshandeling een gemeenschappelijk Europees gegevensformaat wordt vastgesteld dat door de Commissie is ontwikkeld. Bovendien wordt ernaar gestreefd dat de energiearmoede door de lidstaten wordt aangepakt. Verder worden de lidstaten verplicht kaders vast te stellen voor onafhankelijke aankoopgroeperingen en voor vraagrespons alsmede beginselen waarmee zij volledig op de markt kunnen participeren. Er wordt een kader vastgesteld op basis waarvan lokale energiegemeenschappen kunnen deelnemen aan lokale diensten inzake energieopwekking, - distributie, -bundeling, -opslag, -voorziening of -efficiëntie. Daarnaast worden in het hoofdstuk bestaande bepalingen verduidelijkt die betrekking hebben op slimme meters en centrale contactpunten alsmede op rechten inzake buitengerechtelijke geschillenprocedures, universele dienstverlening en kwetsbare afnemers.

In hoofdstuk IV van de voorgestelde richtlijn worden de taken van de DSB's verduidelijkt, met name in verband met de activiteiten van de DSB's op het gebied van de aanbesteding van netwerkdiensten ter waarborging van flexibiliteit, de integratie van elektrische voertuigen en gegevensbeheer. Daarnaast wordt de rol van de DSB's verduidelijkt wat betreft opslag- en oplaadpunten voor elektrische voertuigen.

Hoofdstuk V van de voorgestelde richtlijn omvat een samenvatting van de algemene voorschriften die van toepassing zijn op TSB's, waarbij voornamelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande tekst en slechts het een en ander wordt verduidelijkt met betrekking tot ondersteunende diensten en de nieuwe regionale operationele centra.

Hoofdstuk VI van de voorgestelde richtlijn omvat de voorschriften inzake ontvlechting overeenkomstig het derde energiepakket en blijft ongewijzigd wat betreft de voornaamste materiële voorschriften inzake ontvlechting, met name met betrekking tot de drie regelingen voor TSB's (ontvlechting van eigendom, onafhankelijke systeembeheerder en onafhankelijke transmissiesysteembeheerder) en tot de bepalingen inzake de aanwijzing en certificering van TSB's. Het hoofdstuk omvat slecht een verduidelijking betreffende de mogelijkheden waarover de TSB's beschikken om eigenaar te zijn van opslagvoorzieningen of om ondersteunende diensten aan te bieden.

Hoofdstuk VII van de voorgestelde richtlijn omvat voorschriften inzake de vaststelling, het bereik van de bevoegdheden en taken alsmede de werking van de onafhankelijke nationale energieregulators. In het voorstel wordt met name nadruk gelegd op de verplichting van regulators om met aangrenzende regulators en ACER samen te werken bij kwesties van grensoverschrijdend belang, en wordt de lijst met taken van de regulators bijgewerkt, onder meer wat betreft het toezicht op de nieuw opgerichte regionale operationele centra.

Bij hoofdstuk VIII van de voorgestelde richtlijn worden sommige algemene bepalingen gewijzigd, onder meer wat betreft afwijkingen van de richtlijn, de uitoefening van gedelegeerde bevoegdheden door de Commissie en het krachtens Verordening (EU) nr. 182/2011 i overeenkomstig de comitologieregels opgerichte comité.

In de nieuwe bijlagen bij de voorgestelde richtlijn worden meer vereisten vastgesteld betreffende vergelijkingsinstrumenten alsmede facturering en factureringsinformatie en worden bestaande vereisten betreffende slimme meters en de uitrol daarvan gewijzigd.

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interne elektriciteitsmarkt (herschikking)

Hoofdstuk I van de voorgestelde verordening omvat de werkingssfeer en het onderwerp alsmede de definitie van de termen die erin worden gebruikt. Er wordt gewezen op het belang van onvervalste marktsignalen waarmee meer flexibiliteit, CO2-reductie en innovatie tot stand worden gebracht. Daarnaast worden de voornaamste, in de verordening gebruikte definities bijgewerkt en aangevuld.

Hoofdstuk II van de voorgestelde verordening omvat een nieuw artikel waarin de voornaamste beginselen worden vastgesteld waaraan nationale energiewetgeving moet voldoen teneinde een goed werkende interne elektriciteitsmarkt mogelijk te maken. Bovendien worden de voornaamste juridische beginselen met betrekking tot de voorschriften voor de elektriciteitshandel in verschillende handelstijdsbestekken vastgesteld (balancering-, intraday-, day-ahead- en termijnmarkten), waaronder beginselen betreffende prijsvorming. Het beginsel van de balanceringstaken wordt verduidelijkt en er wordt voorzien in een kader voor meer marktcompatibele voorschriften voor de dispatching en beperking van opwekking en vraagrespons, met inbegrip van voorwaarden betreffende eventuele uitzonderingen daarop.

In hoofdstuk III van de voorgestelde verordening wordt het proces omschreven waarmee de biedzones op gecoördineerde wijze worden vastgesteld, in overeenstemming met het proces van herziening dat is vastgesteld bij Verordening 1222/2015 i tot vaststelling van richtsnoeren

betreffende capaciteitstoewijzing en congestiebeheer 25 . Teneinde het aanhoudende probleem

van significante nationale beperkingen van grensoverschrijdende elektriciteitsstromen aan te pakken, worden de voorwaarden voor dergelijke uitzonderlijke beperkingen verduidelijkt, met name door middel van voorschriften waarmee wordt gewaarborgd dat nationale actoren de invoer en uitvoer van elektriciteit niet om economische redenen beperken. Verder omvat dit hoofdstuk wijzigingen van bestaande beginselen betreffende transmissie- en distributienetwerktarieven en wordt een procedure vastgesteld voor de bevordering van de geleidelijke convergentie van methodologieën inzake transmissie- en distributietarieven. Bovendien worden gewijzigde voorschriften voor het gebruik van congestieheffingen vastgesteld.

In hoofdstuk IV van de voorgestelde verordening worden nieuwe beginselen vastgesteld waarmee op gecoördineerde wijze tegemoet wordt gekomen aan de bezorgdheid van de lidstaten met betrekking tot de toereikendheid van hulpbronnen. Er worden beginselen en een procedure vastgesteld voor de ontwikkeling van een Europese beoordeling van de toereikendheid van hulpbronnen waarmee de behoefte aan controlemechanismen beter kan worden bepaald en indien nodig een betrouwbaarheidsnorm door de lidstaten kan worden vastgesteld. Tevens wordt verduidelijkt hoe en onder welke omstandigheden capaciteitsmechanismen op marktcompatibele wijze kunnen worden ingevoerd. Daarnaast worden marktcompatibele beginselen inzake de opzet van capaciteitsmechanismen verduidelijkt, met inbegrip van voorschriften betreffende de participatie van capaciteit die zich in andere lidstaat bevindt en betreffende het gebruik van interconnectie. Er wordt vastgesteld hoe de regionale operationele centra, de nationale TSB's, het ENTSB voor elektriciteit en de nationale regulators via ACER worden betrokken bij de ontwikkeling van technische parameters voor de participatie van capaciteit die zich in een andere lidstaat bevindt, en er worden operationele voorschriften voor de participatie ervan vastgesteld.

In hoofdstuk V van de voorgestelde verordening worden de taken en plichten van het ENTSB voor elektriciteit en de toezichttaken van ACER op dat gebied vastgesteld, waarbij wordt verduidelijkt dat ACER onafhankelijk en in het Europees belang te werk moet gaan. De taken van de regionale operationele centra worden vastgesteld en er worden criteria alsmede een procedure vastgesteld met betrekking tot het afbakenen van systeembeheersregio's die onder elk regionaal operationeel centrum vallen en tot de coördinerende functies die deze centra vervullen. Verder worden werkregelingen en organisatorische regelingen, eisen inzake raadpleging, eisen en procedures betreffende de vaststelling van besluiten en aanbevelingen alsmede de evaluatie daarvan vastgesteld. Tevens worden de samenstelling en de verantwoordelijkheden van de raad van beheer alsmede de aansprakelijkheidsregelingen van de regionale operationele centra vastgesteld. Daarnaast omvat het hoofdstuk voorschriften inzake de aansluiting van warmtekrachtkoppelingseenheden die voorheen deel uitmaakten van

25 Verordening (EU) 2015/1222 van de Commissie van 24 juli 2015 tot vaststelling van richtsnoeren

betreffende capaciteitstoewijzing en congestiebeheer (PB L 197 van 25.7.2015, blz. 24)

Richtlijn 2012/27 i/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie. De voorschriften betreffende een tienjarig netontwikkelingsplan, het vergoedingsmechanisme tussen transmissiesysteembeheerder, de uitwisseling van informatie en certificering blijven grotendeels ongewijzigd.

Bij hoofdstuk VI van de voorgestelde verordening wordt een Europese entiteit voor DSB's opgericht. wordt een procedure voor de oprichting ervan vastgesteld en worden de taken ervan vastgesteld, onder meer wat betreft de raadpleging van belanghebbenden. Bovendien wordt voorzien in gedetailleerde voorschriften betreffende de samenwerking tussen DSB's en TSB's ten aanzien van de planning en het beheer van hun netten.

Hoofdstuk VII van de voorgestelde verordening omvat de bestaande bevoegdheden en voorschriften op basis waarvan de Commissie gedelegeerde handelingen kan vaststellen in de vorm van netcodes of richtsnoeren. Het hoofdstuk omvat verduidelijkingen betreffende het juridische karakter en de vaststelling van netcodes en richtsnoeren en zorgt ervoor dat de mogelijke inhoud ervan wordt uitgebreid tot gebieden als distributietariefstructuren, voorschriften voor de voorziening van niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten, voorschriften inzake vraagrespons, energieopslag en beperking van de vraag, voorschriften inzake cyberbeveiliging, voorschriften inzake regionale operationele centra alsmede de beperking van opwekking en de redispatching van opwekking en vraag. De procedure voor de uitwerking van netcodes betreffende elektriciteit wordt vereenvoudigd en gestroomlijnd en de nationale regulators worden in staat gesteld om in het kader van ACER besluiten te nemen over kwesties met betrekking tot de tenuitvoerlegging van netcodes en richtsnoeren. Bovendien worden de Europese entiteit voor DSB's en andere belanghebbenden nauwer betrokken bij de procedure inzake de ontwikkeling van voorstellen voor netcodes betreffende elektriciteit.

Hoofdstuk VIII van de voorgestelde verordening omvat de slotbepalingen. Het omvat verder de bestaande voorschriften voor de vrijstelling van nieuwe gelijkstroominterconnectoren van bepaalde eisen van de elektriciteitsrichtlijn en de elektriciteitsverordening, waarbij de procedure voor daaropvolgende wijzigingen daarvan door de NRI's wordt verduidelijkt.

In de bijlage bij de voorgestelde verordening worden de functies van de krachtens de verordening opgerichte regionale operationele centra gedetailleerd omschreven.

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (herschikking)

In het algemeen worden de regels betreffende ACER voorgesteld om te worden aangepast aan de “gezamenlijke aanpak” voor gedecentraliseerde agentschappen van de EU die is overeengekomen tussen het Europees Parlement, de Raad van de EU en de Europese

Commissie (“gezamenlijke aanpak”) 26 . Het is in het geval van ACER op dit moment echter

gerechtvaardigd in beperkte mate af te wijken van de gezamenlijke aanpak.

Hoofdstuk I van de voorgestelde verordening beschrijft de rol, doelstellingen en taken van

ACER en de aard van de handelingen die zij kan vaststellen, en voorziet in regels betreffende raadplegingen en toezicht. De lijst van taken is geactualiseerd en uitgebreid met de taken van

26 Zie: Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad van de EU en de Europese

Commissie over de gedecentraliseerde agentschappen van 19.7.2012.

ACER op het gebied van het toezicht op de groothandelsmarkt en de grensoverschrijdende infrastructuur die na de vaststelling van de verordening aan ACER werd toevertrouwd.

ACER krijgt meer verantwoordelijkheid voor de aanneming van netcodes voor elektriciteit bij het opstellen en indienen van het definitieve voorstel voor een netcode aan de Commissie onder handhaving van de rol van ENTSB-E als technisch deskundige. Het voorstel geeft de DSB’s ook een officiële vertegenwoordiging op EU-niveau, met name bij de ontwikkeling van voorstellen voor netcodes, in overeenstemming met een verruiming van hun verantwoordelijkheden. Het agentschap krijgt de bevoegdheid om te besluiten over de voorwaarden, methoden en algoritmen voor de uitvoering van de netcodes en richtsnoeren op het gebied van elektriciteit.

Voor de regionale taken die slechts een beperkt aantal nationale regulators betreffen, wordt een regionaal besluitvormingsproces geïntroduceerd. De directeur moet dan ook advies geven over de vraag of de betrokken kwestie in de eerste plaats van regionaal belang is. Als de raad van regulators het hiermee eens is, moet een regionaal subcomité van de raad van regulators het betrokken besluit opstellen, dat uiteindelijk door de raad van regulators zelf wordt genomen of verworpen. Anders zou de raad van regulators een besluit nemen zonder tussenkomst van een regionaal subcomité.

In dat hoofdstuk worden ook een aantal nieuwe taken van ACER vastgesteld met betrekking tot bepaalde functies in verband met de regionale operationele centra binnen het agentschap, betreffende het toezicht op de benoemde elektriciteitsmarktbeheerders en in verband met de goedkeuring van de methoden en voorstellen op het gebied van de toereikendheid van de opwekking en de risicoparaatheid.

Hoofdstuk II van de voorgestelde verordening bevat regels over de raad van bestuur, de raad van regulators, de directeur, de raad van beroep en, als nieuwe bepaling, over de werkgroepen van het agentschap. Verschillende individuele bepalingen worden weliswaar aangepast aan de gemeenschappelijke aanpak voor gedecentraliseerde agentschappen van de EU of aan de nieuwe stemmingsvoorschriften van de Raad, maar de voornaamste eigenschappen van de bestaande governancestructuur, met name de raad van regulators, worden behouden.

De afwijking van ACER van de gemeenschappelijke aanpak wordt als volgt gerechtvaardigd:

De voornaamste doelstellingen van het Europese elektriciteitsbeleid, voorzieningszekerheid, betaalbaarheid van elektriciteit en CO 2 -reductie, kunnen het meest doeltreffend worden bereikt in een geïntegreerde Europese elektriciteitsmarkt. Dienovereenkomstig wordt de elektriciteitstransmissie-infrastructuur geleidelijk gekoppeld en nemen de over grenzen heen verhandelde hoeveelheden elektriciteit toe, worden opwekkingscapaciteiten op Europese schaal gedeeld en wordt bij het beheer van het transmissiesysteem rekening gehouden met regionale, grensoverschrijdende aspecten. Door de huidige wetgevingspakketten worden deze tendensen verder versterkt, waardoor de efficiëntie naar verwachting wordt verbeterd, ten bate van de Europese klanten.

Een voorwaarde voor de totstandbrenging van een interne elektriciteitsmarkt is dat de sector wordt opengesteld voor mededinging. Net als in andere sectoren was voor de openstelling van de elektriciteitsmarkt nieuwe regelgeving nodig, met name met betrekking tot het transmissieen distributiesysteem en het regelgevend toezicht. Daartoe zijn onafhankelijke regulerende instanties opgezet. Deze entiteiten dragen een bijzondere verantwoordelijkheid wat betreft het toezicht op de nationale en Europese voorschriften die van toepassing zijn op de elektriciteitssector.

Gezien de toename van de grensoverschrijdende handel en het grensoverschrijdende systeembeheer, waarbij rekening wordt gehouden met de regionale en Europese context, moesten de NRI's hun werkwijze echter in toenemende coördineren met de NRI's van andere lidstaten. ACER is bedoeld als platform voor deze interactie en vervult deze taak sinds de oprichting in 2011. Het orgaan binnen het Agentschap dat de meeste adviezen, aanbevelingen en besluiten van het Agentschap in samenwerking met het personeel van ACER voorbereidt, is dientengevolge de raad van regulators die bestaat uit hoge vertegenwoordigers van de NRI's en een vertegenwoordiger van de Commissie zonder stemrecht. Tijdens de eerste jaren waarin het Agentschap bestond, is gebleken dat de raad van regulators een doeltreffende bijdrage heeft geleverd aan de uitvoering van de taken van het Agentschap.

Aangezien de regulering van de energiemarkten nog steeds grotendeels op nationaal niveau plaatsvindt, zijn de nationale regulators actoren die een belangrijke rol met betrekking tot de energiemarkten spelen. De voornaamste rol van ACER is niet de uitvoering van gedelegeerde bevoegdheden van de Commissie wat betreft regelgeving, maar de coördinatie van de regelgevende besluiten van de onafhankelijke nationale regulators. In het kader van het onderhavige wetgevingsvoorstel blijft deze rolverdeling grotendeels intact. In de huidige structuur zijn de bevoegdheden van de verschillende actoren nauwkeurig uitgebalanceerd, waarbij rekening wordt gehouden met de bijzondere kenmerken van de zich ontwikkelende interne energiemarkt. Indien dit evenwicht in deze fase wordt gewijzigd, kan de tenuitvoerlegging van de beleidsinitiatieven van de wetgevingsvoorstellen in het gedrang komen, hetgeen zou leiden tot belemmeringen voor het belangrijkste doel van het onderhavige voorstel, namelijk de verdere integratie van de energiemarkt. Het lijkt daarom voorbarig om beslissingsbevoegdheden over te dragen aan een raad van beheer, als voorzien in de gemeenschappelijke aanpak. Het lijkt eerder passend om de huidige structuur in stand te houden, waardoor wordt gewaarborgd dat de nationale regulators te werk gaan zonder directe inmenging van EU-instellingen of lidstaten in specifieke kwesties. Tegelijkertijd moeten de werkzaamheden van de regulators door de EU-instellingen worden goedgekeurd door middel van programmerings-, begrotings- en strategiedocumenten. Bovendien zijn de EU-instellingen betrokken bij administratieve zaken. Daarom wordt niet voorgesteld om de opzet en de werking van de bestaande raad van regulators te wijzigen.

Evenmin wordt voorgesteld om het concept van de raad van bestuur aan te passen aan het model van de raad van beheer als voorzien in de gemeenschappelijke aanpak. De raad van bestuur van het Agentschap is in zijn huidige samenstelling de laatste jaren uiterst doeltreffend en efficiënt gebleken. De werking ervan wordt gewaarborgd door vertegenwoordigers van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.

Hoewel de Commissie in dit stadium van mening is dat het niet passend is om de governancestructuur van het Agentschap volledig aan te passen aan de gemeenschappelijke aanpak, zal de Commissie blijven beoordelen of de genoemde afwijkingen van de gemeenschappelijke aanpak nog gerechtvaardigd zijn. De volgende evaluatie vindt plaats in 2021, waarbij niet alleen de doelstellingen, mandaten en taken van het Agentschap worden beoordeeld, maar met name wordt gekeken naar de governancestructuur van het Agentschap.

Hoofdstuk III van de voorgestelde verordening omvat financiële bepalingen. Er wordt voorgesteld om verschillende afzonderlijke bepalingen aan te passen aan de gemeenschappelijke aanpak voor gedecentraliseerde agentschappen.

In hoofdstuk IV van de voorgestelde verordening worden meerdere afzonderlijke bepalingen bijgewerkt overeenkomstig de gemeenschappelijke aanpak, waarbij de bepalingen inzake personeel en aansprakelijkheid grotendeels ongewijzigd blijven.

 713/2009 (aangepast) 2016/0378 (COD) i

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen

energieregulators (herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap  betreffende de werking van de Europese Unie , en met name op artikel 95  194, lid 2 ,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

 nieuw

  • (1) 
    Verordening (EG) nr. 713/2009 i van het Europees Parlement en de Raad 27 is ingrijpend

    gewijzigd. Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, moet die verordening duidelijkheidshalve worden herschikt.

27 Verordening (EG) nr. 713/2009 i van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot oprichting

van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 1).

 713/2009 overweging 1

(aangepast)

In de mededeling van de Commissie van 10 januari 2007 met als titel „Een energiebeleid voor Europa” is benadrukt hoe belangrijk het is de interne markten voor elektriciteit en aardgas te voltooien. Daarbij is een verbetering van het regelgevingskader op Gemeenschapsniveau als een van de belangrijkste voorwaarden aangemerkt.

 713/2009 overweging 2

(aangepast)

Bij Besluit 2003/796/EG i van de Commissie 28 is een onafhankelijke adviesgroep op

het gebied van elektriciteit en gas, de „Europese Groep van regulerende instanties voor elektriciteit en gas” („ERGEG”) opgericht om de raadpleging, coördinatie en samenwerking tussen de regulerende organen in de lidstaten en tussen deze organen en de Commissie te vergemakkelijken, met het oog op consolidering van de interne markten voor elektriciteit en aardgas. Deze groep bestaat uit vertegenwoordigers van de nationale regulerende instanties die zijn ingesteld krachtens Richtlijn 2003/54/EG i van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende

gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit 29 en krachtens

Richtlijn 2003/55/EG i van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003

betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas 30 .

 713/2009 overweging 3

(aangepast)

De werkzaamheden die de ERGEG sinds haar oprichting heeft verricht, hebben een positieve bijdrage geleverd tot de interne markten voor elektriciteit en aardgas. Binnen de sector wordt echter algemeen onderkend dat de vrijwillige samenwerking tussen de nationale regulerende instanties thans zou moeten plaatsvinden binnen een communautaire structuur met duidelijke bevoegdheden, waaronder de bevoegdheid om in een aantal specifieke gevallen zelf een individuele reguleringsbeslissing te nemen. Dit is ook voorgesteld door de ERGEG.

28 PB L 296 van 14.11.2003, blz. 34.

29 PB L 176 van 15.7.2003, blz. 37.

30 PB L 176 van 15.7.2003, blz. 57.

 713/2009 overweging 4

(aangepast)

De Europese Raad van 8 en 9 maart 2007 heeft de Commissie verzocht een voorstel in te dienen voor maatregelen om een onafhankelijk samenwerkingsmechanisme voor de nationale regulerende instanties op te zetten.

 nieuw

  • (2) 
    De oprichting van het agentschap heeft de coördinatie tussen de regulerende instanties over grensoverschrijdende aangelegenheden duidelijk verbeterd. Sinds zijn oprichting heeft het agentschap op grond van Verordening (EU) nr. 1227/2011 i van het Europees

    Parlement en de Raad 31 belangrijke nieuwe taken gekregen op het gebied van het

    toezicht op groothandelsmarkten en op grond van Verordening (EU) nr. 347/2013 i van

    het Europees Parlement en de Raad 32 op het gebied van grensoverschrijdende energieinfrastructuur.

  • (3) 
    Verwacht wordt dat de behoefte aan coördinatie van de nationale regelgeving de komende jaren verder zal toenemen. Het energiesysteem van Europa ondergaat momenteel zijn meest diepgaande verandering in tientallen jaren. Meer marktintegratie en de verandering naar een meer variabele elektriciteitsproductie vereist meer inspanningen om het nationale energiebeleid te coördineren met dat van buurlanden en om de kansen van de grensoverschrijdende verkoop van elektriciteit te benutten.
  • (4) 
    Uit de ervaring met de tenuitvoerlegging van de regels van de interne markt blijkt dat ongecoördineerde nationale maatregelen kunnen leiden tot ernstige marktproblemen, met name op gebieden met veel interconnecties waar de besluiten van de lidstaten vaak een voelbaar effect hebben op hun buurlanden. Om de positieve effecten van de interne elektriciteitsmarkt voor het welzijn van de consument, de voorzieningszekerheid en het koolstofvrij maken te bereiken, moeten de lidstaten, en met name de onafhankelijke nationale regulerende instanties, samenwerken op het gebied van regelgeving met een grensoverschrijdend effect.
  • (5) 
    Gefragmenteerde nationale staatsinterventies in de energiemarkt vormen een toenemend risico voor het goed functioneren van de grensoverschrijdende elektriciteitsmarkt. Het agentschap moet daarom een rol krijgen bij de ontwikkeling van een gecoördineerde Europese beoordeling van de toereikendheid, in nauwe samenwerking met het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders (“ENTSB voor elektriciteit”), om de problemen van gefragmenteerde nationale beoordelingen die verschillende ongecoördineerde methoden volgen en waarbij onvoldoende

31 Verordening (EG) nr. 1227/2011 i van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011

betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie (PB L 326 van 8.12.2011, blz. 1).

32 Verordening (EU) Nr. 347/2013 i van het Europees Parlement en de Raad | van 17 april 2013 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 713/2009 i, (EG) nr. 714/2009 i en (EG) nr. 715/2009 i, (PB L 115 van 25.4.2013, blz. 39).

rekening wordt gehouden met de situatie in buurlanden, te vermijden. Het agentschap moet ook toezicht houden op de technische parameters die door de ENTSB voor elektriciteit zijn ontwikkeld voor een efficiënte deelname van grensoverschrijdende capaciteiten en andere technische eigenschappen van capaciteitsmechanismen.

  • (6) 
    De zekerheid van de elektriciteitsvoorziening vereist een gecoördineerde aanpak om zich voor te bereiden op onverwachte voorzieningencrises. Het agentschap moet derhalve de nationale acties in verband met risicoparaatheid coördineren, in overeenstemming met [de bij COM(2016) 862 i voorgestelde risicoparaatheidsverordening].
  • (7) 
    Als gevolg van de sterke interconnectie van het elektriciteitsnet van de Unie en de toenemende noodzaak om samen te werken met buurlanden om netstabiliteit te behouden en grote hoeveelheden hernieuwbare energie in het net op te nemen, zullen regionale operationele centra een belangrijke rol spelen bij de coördinatie van transmissiesysteembeheerders. Het agentschap moet ervoor zorgen dat er, waar nodig, regelgevend toezicht is op de regionale operationele centra.
  • (8) 
    Aangezien grote delen van de nieuwe elektriciteitsopwekking op lokaal niveau zullen worden aangesloten, zullen distributiesysteembeheerders een belangrijke rol spelen bij de exploitatie van het Europese elektriciteitssysteem op flexibele en doeltreffende wijze.

     713/2009 overweging 5

    (aangepast)

  • (9) 
    De lidstaten moeten nauw samenwerken en de obstakels uit de weg ruimen voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit en aardgas, ten einde de doelstellingen van het communautaire energiebeleid  van de Unie  te bereiken. Uit de effectbeoordeling van de voor een centraal orgaan benodigde middelen is gebleken dat een onafhankelijk centraal orgaan op termijn een aantal voordelen biedt ten opzichte van andere opties.  Bij Verordening (EG) nr. 713/2009 i is Eeen Agentschap  van de Europese Unie  voor de samenwerking tussen energieregulators („het agentschap”) moet worden opgericht om de regelgevingskloof op communautair het niveau  van de Unie  te dichten en bij te dragen tot een efficiënte werking van de interne markten voor elektriciteit en aardgas. Het agentschap moet tevens  stelt  nationale regulerende instanties in staat stellen intensiever op het communautairniveau  van de Unie  samen te werken en op wederzijdse basis aan de uitvoering van communautaire taken  van de Unie  deel te nemen.

     713/2009 overweging 6

    (aangepast)

  • (10) 
    Het agentschap moet ervoor zorgen dat de reguleringstaken die de nationale regulerende instanties overeenkomstig [de herschikte elektriciteitsrichtlijn, zoals voorgesteld door COM(2016) 864 i/2] de Richtlijn 2009/72/EG i van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de

    interne markt voor elektriciteit 33 en Richtlijn 2009/73/EG i van het Europees Parlement en de Raad 34 van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne

    markt voor aardgas op nationaal niveau verrichten, op Gemeenschapsniveau  het niveau van de Unie  naar behoren worden gecoördineerd en zo nodig aangevuld. Daartoe moet zijnde onafhankelijkheid van het Aagentschap van elektriciteits- en gasproducenten, publieke of particuliere transmissie- en distributiesysteembeheerders en consumenten gewaarborgd worden, moet verzekerd worden dat zijn optreden met het Gemeenschapsrecht  van de Unie  strookt en moeten zijn technische en regulerende capaciteiten, transparantie, ontvankelijkheid voor democratische controle en efficiëntie gewaarborgd zijn.

     713/2009 overweging 7  nieuw

  • (11) 
    Het agentschap moet toezicht uitoefenen op de regionale samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders in de elektriciteit- en de gassector en op de uitvoering van de taken van het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit („ENTSB voor elektriciteit”) en het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas („ENTSB voor gas”). Het agentschap moet ook toezicht houden op de uitvoering van de taken van andere entiteiten met gereguleerde functies met een Uniebrede dimensie, zoals energiebeurzen.  De betrokkenheid van het agentschap is van essentieel belang om te zorgen voor een efficiënte en transparante samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders en het functioneren van andere entiteiten met Uniebrede functies in het belang van de interne markten voor elektriciteit en aardgas.

     713/2009 overweging 8

  • (12) 
    Het agentschap moet in samenwerking met de Commissie, de lidstaten en de betreffende nationale instanties toezien op de interne markten voor elektriciteit en aardgas, en het Europees Parlement, de Commissie en de nationale instanties zo nodig van zijn bevindingen op de hoogte stellen. Deze toezichtstaken van het agentschap moeten niet het toezicht door de Commissie of nationale instanties, in het bijzonder nationale mededingingsautoriteiten, Commissie overlappen of hinderen.

     713/2009 overweging 10

    (aangepast)

     nieuw

  • (13) 
    Er moet  Het agentschap biedt  een geïntegreerd kader worden geboden waarbinnen dat nationale regelgevende instanties kunnen  in staat stelt  deel te

33 Zie bladzijde 55 van dit Publicatieblad.

nemen en samen te werken. Dit kader moet bevordert de uniforme toepassing van de wetgeving inzake de interne markten voor elektriciteit en gas in de gehele Gemeenschap  Unie  bevorderen. In bepaalde zaken waarbij meer dan een lidstaat is betrokken, moet heeft het agentschap de bevoegdheid krijgen  gekregen  zelf een individuele beslissing te nemen. Deze bevoegdheid moet onder  duidelijk gespecificeerde  bepaalde voorwaarden gelden voor technische  en regulerings kwesties  die regionaal gecoördineerd moeten worden, met name ten aanzien van de uitvoering van netcodes en richtsnoeren, samenwerking binnen regionale operationele centra , de regulering sbesluiten die nodig zijn om doeltreffend toezicht te houden op de integriteit en de transparantie van de groothandelsmarkt, besluiten betreffende van de infrastructuur voor elektriciteit en aardgas die ten minste twee lidstaten verbindt of kan verbinden, en ten slotte voor vrijstellingen van de internemarktregelgeving voor nieuwe elektriciteitsinterconnectoren en voor nieuwe gasinfrastructuur die ligt in meer dan een lidstaat.

 713/2009 overweging 9 (aangepast)  nieuw

  • (14) 
    Het agentschap speelt een belangrijke rol bij de uitwerking van kaderrichtsnoeren

    („kaderrichtsnoeren”) die naar hun aard niet-bindend zijn. , waarmee dDe netcodes moeten overeenstemmen met die kaderrichtsnoeren. Het wordt tevens passend geacht dat het agentschap, in overeenstemming met het doel ervan, een rol speelt bij de beoordeling van de  ontwerp netcodes (zowel bij de opstelling als bij de wijziging ervan), teneinde te garanderen dat deze overeenstemmen met de kaderrichtsnoeren  en te zorgen voor de nodige mate van harmonisatie , voordat het deze ter de aanneming ervan aan de Commissie aanbeveelt voorlegt.

     nieuw

  • (15) 
    Met de goedkeuring van een reeks netcodes en richtsnoeren die een stapsgewijze invoering en verdere verfijning van gemeenschappelijke regionale en Uniebrede regels bieden, heeft het agentschap een grotere rol gekregen bij het toezicht en de uitvoering van de netcodes en richtsnoeren. Doeltreffend toezicht op netcodes en richtsnoeren is een belangrijke functie van het agentschap en is cruciaal voor de uitvoering van de internemarktregels.
  • (16) 
    Uit de ervaring met de invoering van netcodes en richtsnoeren is gebleken dat het nuttig is de procedure voor de formele goedkeuring van regionale of voor de hele Unie geldende voorwaarden of methoden die in het kader van de richtsnoeren en de netcodes moeten worden ontwikkeld, te stroomlijnen, door ze rechtstreeks in te dienen bij het agentschap, zodat de nationale regulerende instanties daarover een besluit kunnen nemen.
  • (17) 
    Sinds voor de stapsgewijze harmonisatie van de energiemarkten van de Unie regelmatig regionale oplossingen moeten worden gevonden als tussentijdse maatregel, is het passend dat de regionale dimensie van de interne markt daarin doorklinkt en dat voor passende governancemechanismen wordt gezorgd. Regulerende instanties die verantwoordelijk zijn voor gecoördineerde regionale goedkeuring, moeten in staat zijn besluiten van de raad van regulators die van regionaal belang zijn, op te stellen in een regionaal subcomité van de raad van regulators, tenzij die aangelegenheden van algemeen belang voor de Unie zijn.

     713/2009 overweging 11

    (aangepast)

  • (18) 
    Aangezien het agentschap overzicht heeft over de nationale regulerende instanties, moet het de taak krijgen om de Commissie, andere Gemeenschapsinstellingen  van de Unie  en nationale regulerende instanties advies uit te brengen over alle kwesties die in verband staan met het doel waarvoor het is opgericht. Ook moet het de Commissie informeren wanneer het van oordeel is dat de samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders niet het gewenste resultaat oplevert of wanneer een nationale regulerende instantie een beslissing heeft genomen die niet in overeenstemming is met de richtsnoeren, en het advies, de aanbeveling of het besluit van het agentschap niet adequaat uitvoert.

     713/2009 overweging 12

  • (19) 
    Het agentschap moet ook aanbevelingen kunnen doen om de uitwisseling van deugdelijke werkmethoden tussen de regulerende autoriteiten en de marktpartijen te bevorderen.

     713/2009 overweging 13

  • (20) 
    Het agentschap moet zo nodig overleg plegen met belanghebbende partijen en hun in redelijke mate de mogelijkheid bieden commentaar te leveren op de voorgestelde maatregelen, zoals netcodes en voorschriften.

     713/2009 overweging 14

    (aangepast)

  • (21) 
    Het agentschap moet bijdragen aan de tenuitvoerlegging van de richtsnoeren inzake trans-Europese energienetwerken, zoals vermeld in Verordening (EU) nr. 347/2013 i

    van het Europees Parlement en de Raad 35 Beschikking nr. 1364/2006/EG van het

    Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 tot opstelling van richtsnoeren

    voor trans-Europese netwerken in de energiesector 36 , met name wanneer het in

    overeenstemming met artikel 46, lid 3, van deze verordening advies uitbrengt over de niet-bindende tienjarige  Uniebrede  netontwikkelingsplannen die de gehele Gemeenschap dekken.

     713/2009 overweging 15

  • (22) 
    Het agentschap moet bijdragen aan de inspanningen om de zekerheid van de energievoorziening te vergroten.

     713/2009 overweging 16  nieuw

  • (23) 
     Om ervoor te zorgen dat het kader van het agentschap efficiënt is en samenhangt met andere gedecentraliseerde agentschappen, moeten de regels die voor het agentschap gelden worden afgestemd op de gezamenlijke aanpak voor gedecentraliseerde agentschappen die is overeengekomen tussen het Europees

    Parlement, de Raad van de EU en de Europese Commissie 37 . Voor zover nodig moet

    d De structuur van het agentschap moet zijn  echter  worden afgestemd op de specifieke vereisten van de regulering op energiegebied. Met name moet ten volle rekening worden gehouden met de specifieke rol van de nationale regelgevende instanties en moet hun onafhankelijkheid worden gegarandeerd.

     nieuw

  • (24) 
    Aanvullende wijzigingen bij deze verordening kunnen in de toekomst worden overwogen om de verordening volledig in overeenstemming te brengen met de gemeenschappelijke aanpak inzake de gedecentraliseerde agentschappen. Gezien de

35 Verordening (EU) Nr. 347/2013 i van het Europees Parlement en de Raad | van 17 april 2013 betreffende

richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 713/2009 i, (EG) nr. 714/2009 i en (EG) nr. 715/2009 i, (PB L 115 van 25.4.2013, blz. 39).

36 PB L 262 van 22.9.2006, blz. 1.

37 Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad van de EU en de Europese Commissie

over de gedecentraliseerde agentschappen van 19.7.2012.

huidige behoeften aan regulering op energiegebied zijn afwijkingen van de gemeenschappelijke aanpak nodig. Dit voorstel loopt daarom niet vooruit op verdere wijzigingen van de oprichtingsverordening van het agentschap die de Commissie na verdere evaluatie eventueel overeenkomstig deze verordening of op eigen initiatief zou willen voorstellen.

 713/2009 overweging 17

  • (25) 
    De raad van bestuur moet de nodige bevoegdheden krijgen om de begroting vast te stellen, op de uitvoering daarvan toe te zien, een huishoudelijk reglement op te stellen, een financiële regeling vast te stellen en een directeur te benoemen. Er dient te worden voorzien in een regeling betreffende de rotatie van door de Raad benoemde leden van de raad van bestuur, om over langere tijd gezien een evenwichtige deelname door de lidstaten mogelijk te maken. De raad van bestuur moet onafhankelijk en op objectieve wijze optreden, in het algemeen belang, en mag geen politieke instructies verlangen of volgen.

     713/2009 overweging 18

    (aangepast)

     nieuw

  • (26) 
    Het agentschap moet de benodigde bevoegdheden krijgen om zijn regelgevingstaken efficiënt, transparant, onderbouwd en vooral onafhankelijk te vervullen. De onafhankelijkheid van het agentschap van energieproducenten en transmissie- en distributiesysteembeheerders is niet alleen een basisbeginsel van goed bestuur, maar ook van essentieel belang voor het marktvertrouwen. Onverminderd het feit dat zijn leden namens hun respectieve nationale autoriteiten optreden, moet de raad van regulators daarom onafhankelijk van de belangen van de markt opereren, moet belangenverstrengeling vermijden en mag hij geen instructies verlangen of volgen noch aanbevelingen aanvaarden van een regering van een lidstaat,  de instellingen van de Unie  de Commissie of een andere publieke of particuliere entiteit. De beslissingen van de raad van regulators moeten tegelijkertijd in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht van  de Unie  inzake energie, zoals de interne energiemarkt, het milieu en mededinging. De raad van regulators moet verslag uitbrengen aan de Gemeenschapsinstellingen  van de Unie  over zijn adviezen, aanbevelingen en besluiten.

     713/2009 overweging 19

    (aangepast)

     nieuw

  • (27) 
    In gevallen waarin het agentschap beslissingsbevoegdheden heeft, moeten de betrokken partijen om redenen van proceseconomie het recht krijgen om in beroep te gaan bij een raad van beroep, die deel moet uitmaken van het agentschap, maar wel onafhankelijk moet zijn van zijn bestuurlijke en reguleringsstructuur.  Om het functioneren en de volledige onafhankelijkheid van de raad van beroep te garanderen, moet deze raad in de begroting van het agentschap een afzonderlijke begrotingslijn hebben.  Met het oog op de continuïteit zou de raad van beroep bij de benoeming of verlenging van de ambtstermijn van zijn leden, gedeeltelijk moeten kunnen worden vervangen. Tegen de beslissingen van de raad van beroep  kan  moet bij het Gerecht van eerste aanleg of het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen  Unie  beroep kunnen worden aangetekend.
  • (28) 
     Het agentschap moet zijn beslissingsbevoegdheden uitoefenen overeenkomstig de beginselen van billijke, transparante en redelijke besluitvorming. Alle procedurele regels van het agentschap moeten worden vastgelegd in zijn reglement van orde. 

     713/2009 overweging 20

    (aangepast)

     nieuw

  • (29) 
    Het agentschap moet voornamelijk worden gefinancierd uit de algemene begroting van de Europese Unie, uit vergoedingen en uit vrijwillige bijdragen. Met name moeten de middelen die de regulerende instanties momenteel beschikbaar stellen voor hun samenwerking op communautair het niveau  van de Unie , beschikbaar blijven voor het agentschap. Voor subsidies ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie moet de communautaire begrotingsprocedure  van de Unie  blijven gelden. Bovendien moet  een onafhankelijke externe auditeur  de Rekenkamer de rekeningen controleren overeenkomstig artikel 91  107 

    van  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 i van de Commissie 38 

    Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese

    Gemeenschappen 39 .

     713/2009 overweging 21

    (aangepast)

  • (30) 
    Na het opzetten van het agentschap dient dDe begroting ervan  het agentschap  dient doorlopend geëvalueerd te worden door de begrotingsautoriteit op basis van de werklast en resultaten van het agentschap. De begrotingsautoriteit moet waarborgen dat wordt voldaan aan de beste normen op het gebied van doeltreffendheid.

38 Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 i van de Commissie van 30 september 2013 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

 713/2009 overweging 22

(aangepast)

  • (31) 
    Het agentschap moet over hooggekwalificeerd personeel beschikken. Met name moet het kunnen profiteren van de bekwaamheid en ervaring van het door de nationale regulerende instanties, de Commissie en de lidstaten gedetacheerde personeel. Het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen („het statuut”) en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen („de „regeling”), neergelegd in Verordening (EEG, Euratom,

    EGKS) nr. 259/68 40 en de regels die de instellingen van de Europese Gemeenschap

     Unie  gezamenlijk hebben vastgesteld met het oog op de toepassing van dit statuut en deze regeling, moeten van toepassing zijn op het personeel van het agentschap. De raad van bestuur moet in overleg met de Commissie de nodige uitvoeringsmaatregelen vaststellen.

     nieuw

  • (32) 
    De regulerende werkzaamheden van de directeur en de raad van regulators overeenkomstig deze verordening kunnen door werkgroepen worden ondersteund.

     713/2009 overweging 23 (aangepast)

  • (33) 
    Het agentschap moet de algemene voorschriften voor de toegang van het publiek tot documenten van communautaire organen  van de Unie  toepassen. De raad van bestuur moet de praktische maatregelen tot bescherming van commercieel gevoelige en persoonsgegevens vaststellen.

     nieuw

  • (34) 
    Via de samenwerking tussen nationale regelgevende instanties binnen het agentschap blijkt dat meerderheidsbesluiten een essentiële voorwaarde zijn om vooruitgang te boeken ten aanzien van aangelegenheden betreffende de interne energiemarkt die in verschillende lidstaten aanzienlijke economische gevolgen hebben. De nationale regelgevende instanties moeten derhalve in de raad van regulators bij gewone meerderheid stemmen.

40 Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, alsmede van bijzondere maatregelen welke tijdelijk op de ambtenaren van de Commissie van toepassing zijn (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1).

 713/2009 overweging 24

Het agentschap moet indien nodig verantwoording afleggen aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.

 713/2009 overweging 25

(aangepast)

  • (35) 
    Overeenkomstig door de Gemeenschap  Unie  te sluiten relevante overeenkomsten moet deelname van derde landen die geen lid zijn van de Gemeenschap  Unie  aan de werkzaamheden van het agentschap mogelijk zijn.

     713/2009 overweging 26

    De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG i van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie

    verleende uitvoeringsbevoegdheden 41 .

     713/2009 overweging 27

    In het bijzonder moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gegeven om de richtsnoeren aan te nemen die nodig zijn in situaties waarin het agentschap bevoegd wordt om te beslissen over de voorwaarden voor toegang tot en de operationele veiligheid van grensoverschrijdende infrastructuur. Aangezien het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG i bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing.

     713/2009 overweging 28

    (aangepast)

  • (36) 
    De Commissie moet bij het Europees Parlement en de Raad uiterlijk drie jaar nadat de eerste directeur van het agentschap in functie is getreden, en daarna om de vier jaar, een verslag indienen over de specifieke taken en bereikte resultaten van het agentschap, vergezeld van passende voorstellen. In dat verslag moet de Commissie voorstellen doen over aanvullende taken voor het agentschap.

     713/2009 overweging 29

    (aangepast)

  • (37) 
    Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk de deelname van en samenwerking tussen de nationale regulerende instanties op het Gemeenschapsniveau  van de Unie , niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap  Unie  kan worden bereikt, kan de Gemeenschap  Unie  overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, dat ook in dat artikel is neergelegd, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

     nieuw

  • (38) 
    De lidstaten van vestiging van het agentschap dienen de gunstigst mogelijke voorwaarden voor de soepele en efficiënte werking van het agentschap te bieden, waaronder meertalig, op Europa gericht onderwijs en passende vervoersverbindingen.

     713/2009 (aangepast)  nieuw

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

OPRICHTING EN JURIDISCHE STATUS

DOELSTELLINGEN EN TAKEN

Artikel 1

OprichtingOprichting en doelstellingen

  • 1. 
    Er wordt een Agentschap  van de Europese Unie  voor de samenwerking tussen energieregulators, hierna „het agentschap” te noemen, opgericht.
  • 2. 
    Het doel van het agentschap is de in artikel 57 35 van [de bij COM(2016) 864 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsrichtlijn] Richtlijn 2009/72/EG i van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor

    de interne markt voor elektriciteit 42 en artikel 39 van Richtlijn 2009/73/EG i van het

    Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke

    regels voor de interne markt voor aardgas 43 bedoelde regulerende instanties bij te

    staan bij het op het Gemeenschapsniveau  van de Unie uitoefenen van de in de lidstaten vervulde reguleringstaken, en coördineert zo nodig hun optreden te coördineren.

  • 3. 
    Totdat de huisvesting van het agentschap gereed is, biedt de Commissie het agentschap een onderkomen in haar gebouwen.

Artikel 42

Handelingen van het agentschap

Het agentschap:

(a) brengt advies uit en doet aanbevelingen aan transmissiesysteembeheerders , regionale operationele centra en benoemde elektriciteitsmarktbeheerders ;

(b) brengt advies uit en doet aanbevelingen aan regulerende instanties;

(c) brengt advies uit en doet aanbevelingen aan het Europees Parlement, de Raad of de Commissie;

(d) neemt in de in de artikelen 6, 7, 8 en 11 9  van deze verordening  genoemde specifieke gevallen zelf een individuele beslissing;

(e) legt de Commissie niet-bindende kaderrichtsnoeren („kaderrichtsnoeren”) voor in overeenstemming met artikel 556 van [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde

herschikte elektriciteitsverordening] 44 Verordening (EG) nr 861/2 van het Europees

Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang tot

het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit 45 en artikel 6 van

Verordening (EG) nr. 715/2009 i van het Europees Parlement en de Raad 46 van 13 juli

2009 betreffende de voorwaarden voor toegang tot aardgastransmissienetten.

42 Zie bladzijde 55 van dit Publicatieblad.

43 Zie bladzijde 94 van dit Publicatieblad.

44 Zie bladzijde 15 van dit Publicatieblad.

45 Zie bladzijde 15 van dit Publicatieblad.

46 Verordening (EG) nr. 715/2009 i van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de

voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1775/2005 i (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 36).

HOOFDSTUK II

TAKEN

Artikel 53

Algemene taken

Het agentschap mag op verzoek van het Europees Parlement, de Raad of de Commissie of op eigen initiatief aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie advies uitbrengen of aanbevelingen doen over alle aangelegenheden die verband houden met de doelstellingen waarvoor het is opgericht.

Artikel 64

Takenvan het agentschapin verband met de samenwerking van

transmissiesysteembeheerders

  • 1. 
    Het agentschap brengt de Commissie advies uit over de ontwerpstatuten, de ledenlijst en het ontwerpreglement van orde van het ENTSB voor elektriciteit, en van het ENTSB voor gas, overeenkomstig respectievelijk artikel 265, lid 2, van Verordening (EG) nr. 715/2009 i [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening] en artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 715/2009 i.
  • 2. 
    Het agentschap oefent toezicht uit op de uitvoering van de taken van het ENTSB voor elektriciteit, en van het ENTSB voor gas, overeenkomstig respectievelijk artikel 29 9 van [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening] en artikel 9 van Verordening (EG) nr. 715/2009 i.
  • 3. 
    Het agentschap brengt kanadvies uit brengen  aan:

(a) het ENTSB voor elektriciteit en aan het ENTSB voor gas overeenkomstig respectievelijk artikel 8, lid 2, 27, lid 1, onder a), van [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening] en artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 715/2009 i over de netcodes; en

(b) het ENTSB voor elektriciteit en aan het ENTSB voor gas overeenkomstig respectievelijk artikel 27, lid 1, onder b) en h), 9, lid 2, van [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening] en artikel 9, lid 2, eerste alinea van Verordening (EG) nr. 715/2009 i over de ontwerpversie van het jaarlijkse werkprogramma en van het ontwerp van tienjarige netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap  Unie  dekt, en andere relevante documenten als genoemd in artikel 27, lid 1, 8, lid 3, van [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening] en artikel 8, lid 3, van Verordening (EG) nr. 715/2009 i, daarbij rekening houdend met de doelstellingen van afwezigheid van discriminatie, de daadwerkelijke mededinging en de efficiënte en zekere werking van de interne markten voor elektriciteit en aardgas.

  • 4. 
    Het agentschap brengt een naar behoren met redenen omkleed advies, op feitelijke gronden, alsmede aanbevelingen uit aan het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas, het Europees Parlement, de Raad en de Commissie als het van oordeel is dat de ontwerpversie van het jaarlijkse werkprogramma of van het ontwerp van het tienjarige netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap  Unie dekt, die overeenkomstig artikel 27, lid 1, tweede alinea, 9, lid 2, van [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening], respectievelijk artikel 9, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 715/2009 i bij hem is ingediend, niet bijdraagt tot de afwezigheid van discriminatie, de daadwerkelijke mededinging en de efficiënte en zekere werking van de markt of een voldoende niveau van voor derde partijen toegankelijke grensoverschrijdende interconnectie, of niet voldoet aan de desbetreffende bepalingen van [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening, en de bij COM(2016) 864 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsrichtlijn] of Richtlijn 2009/73/EG i en Verordening (EG) nr. 715/2009 i.

    Artikel 5

Taken van het agentschap ten aanzien van de totstandbrenging en tenuitvoerlegging van netcodes en richtsnoeren

  • 1. 
    Het agentschap neemt deel aan de ontwikkeling van netcodes in overeenstemming met artikel 55 6 van [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening] en artikel 6 van Verordening (EG) nr. 715/2009 i.  Het moet met name: 

(a) Het agentschap dient een niet-bindende kaderrichtsnoer richtsnoeren  bij de Commissie indienen wanneer het hierom wordt verzocht uit hoofde van artikel 6, lid 2,55, lid 3, van [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening] of artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 715/2009 i. Het agentschap beziet het niet-bindende kaderrichtsnoer en dient het opnieuw bij de Commissie in wanneer het hierom wordt verzocht uit hoofde van artikel 6, lid 4, 55, lid 6, van [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening] of artikel 6, lid 4, van Verordening (EG) nr. 715/2009 i. ;

(b) Het agentschap dient een naar behoren met redenen omkleed advies over de netcode indienen bij het ENTSB voor elektriciteit of het ENTSB voor gas overeenkomstig artikel 6, lid 7, van Verordening (EG) nr. 714/2009 i of artikel 6, lid 7, van Verordening (EG) nr. 715/2009 i.;

(c) Het agentschap dient de  herziene  netcode bij de Commissie indienen en kan aanbevelen deze aan te nemen overeenkomstig artikel 6, lid 9, 55, lid 10, van [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening] of artikel 6, lid 9, van Verordening (EG) nr. 715/2009 i. Het agentschap stelt een ontwerpnetcode op en dient deze bij de Commissie in wanneer het hiertoeom wordt verzocht uit hoofde van artikel 55, lid 11, 6, lid 10, van [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening] of artikel 6, lid 10, van Verordening (EG) nr. 715/2009 i. ;

(d) 5. Het agentschap brengt overeenkomstig artikel 55, lid 13, 9, lid 1, van [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening] of artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 715/2009 i een naar behoren met redenen omkleed advies uitbrengen aan de Commissie wanneer het ENTSB voor elektriciteit en het ENTSB voor gas geen uitvoering geeft aan een van de netcodes die zijn opgesteld uit hoofde van artikel 27, lid 1, onder a), 8, lid 2, van [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening] of artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 715/2009 i of aan een netcode die is vastgesteld overeenkomstig artikel 55, leden 26, leden 1 tot en met 10, van die verordeningen[de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening] en artikel 6, leden 1 tot en met 10 van Verordening (EG’ nr. 715/2009 maar die door de Commissie niet is aangenomen uit hoofde van artikel 6, lid 11, van die verordeningen 55, lid 12 van [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening] en artikel 6, lid 11 van Verordening (EG) nr. 715/2009 i.

(e) 6. Het agentschap oefent toezicht uitoefenen op en analyseert de implementatie analyseren van de netcodes en de door de Commissie overeenkomstig in artikel 55, lid 12 6, lid 11, van [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening] en artikel 6, lid 11, van Verordening (EG) nr. 715/2009 i aangenomen richtsnoeren, alsmede de weerslag ervan op de harmonisatie van de toepasselijke voorschriften die gericht zijn op het vergemakkelijken van de marktintegratie, alsmede nietnon-discriminatie, daadwerkelijke mededinging en het efficiënt functioneren van de markt;, en het brengtverslag uitbrengen aan de Commissie.

 nieuw

  • 2. 
    In gevallen waarin de netcodes en richtsnoeren die zijn ontwikkeld overeenkomstig hoofdstuk VII van [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening], zorgen voor de opstelling van voorstellen voor voorwaarden of methoden voor de tenuitvoerlegging van die netcodes en richtsnoeren die een formele goedkeuring door alle regulerende instanties of door alle regulators van de betrokken regio behoeven, worden de voorwaarden of methoden ter beoordeling en goedkeuring voorgelegd aan het agentschap. Voorafgaand aan de goedkeuring van de voorwaarden of methoden, worden ze door het agentschap aangepast en zo nodig veranderd om ervoor te zorgen dat ze in overeenstemming zijn met het doel van de netcode of de richtsnoeren en bijdragen tot marktintegratie, non-discriminatie en de doeltreffende werking van de markt. De procedure voor de coördinatie van regionale taken overeenkomstig artikel 7 is van toepassing.
  • 3. 
    In het kader van de herziening van de biedzone, keurt het agentschap de methode en de aannames goed die zullen worden gebruikt in het proces van herziening van de biedzone overeenkomstig artikel 13, lid 3, van [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening], en mag het om wijziging daarvan vragen.

     713/2009 (aangepast)

    • 7. 
      Het agentschap houdt toezicht op de vorderingen bij de uitvoering van projecten om nieuwe interconnectiecapaciteit te scheppen.
    • 8. 
      Het agentschap houdt toezicht op de uitvoering van de netwerkontwikkelingsplannen die de gehele Gemeenschap dekken. Indien het constateert dat de uitvoering niet strookt met het plan, onderzoekt het de redenen van deze inconsistenties en doet aanbevelingen aan de betrokken transmissiesysteembeheerders, de nationale regulerende instanties of andere bevoegde organen met het oog op de uitvoering van de investeringen volgens de netontwikkelingsplannen die de gehele Gemeenschap dekken.
  • 4. 
    9.Het agentschap oefent toezicht uit op de regionale samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders, zulks overeenkomstig artikel 3112 van [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening] en artikel 12 van Verordening (EG) nr. 715/2009 i, en houdt, wanneer het adviezen, aanbevelingen en besluiten opstelt, terdege rekening met het resultaat van deze samenwerking.

     713/2009 (aangepast)  nieuw

    Artikel 67

Takenvan het agentschapin verband met de nationale regulerende instanties

  • 2. 
    Het agentschap mag op basis van zijn werkprogramma, of op verzoek van de

    Commissie of op eigen initatief aanbevelingen doen om de uitwisseling van deugdelijke werkmethoden onder regulerende instanties en marktpartijen te bevorderen.

  • 3. 
    Het agentschap zorgt voor een kader waarbinnen nationale regulerende instanties kunnen samenwerken. Het bevordert de samenwerking tussen de nationale regulerende instanties en tussen de regulerende instanties op regionaal en communautair niveau  en op het niveau van de Unie   om te zorgen voor interoperabiliteit, communicatie en toezicht van regionale prestaties op die gebieden die nog niet geharmoniseerd zijn op het niveau van de Unie en houdt, wanneer het adviezen, aanbevelingen en besluiten opstelt, terdege rekening met het resultaat van deze samenwerking. Wanneer het agentschap bindende voorschriften voor een dergelijke samenwerking nodig acht, richt het tot de Commissie aanbevelingen ter zake.
  • 4. 
    Het agentschap brengt op verzoek van een regulerende instantie of de Commissie

     een feitelijk  advies uit, op feitelijke gronden, over de vraag of een besluit van een regulerende instantie in overeenstemming is met de richtsnoeren als bedoeld in [de bij COM(2016) 864 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsrichtlijn], Richtlijn 2009/73/EG i, [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening] of Verordening (EG) nr. 715/2009 i of met andere relevante bepalingen van deze richtlijnen of verordeningen.

  • 5. 
    Wanneer een nationale regulerende instantie niet binnen vier maanden na de ontvangst van het in lid 4 bedoelde advies van het agentschap hieraan voldoet, stelt het agentschap de Commissie en de betreffende lidstaat daarvan in kennis.
  • 6. 
    Wanneer een nationale regulerende instantie in een concrete situatie niet goed weet hoe zij de richtsnoeren als bedoeld in [de bij COM(2016) 864 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsrichtlijn], Richtlijn 2009/73/EG i, [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening] of Verordening (EG) nr. 715/2009 i moet toepassen, kan zij het agentschap om advies vragen. Na advies van de Commissie brengt het agentschap binnen drie maanden na ontvangst van dergelijke vraag advies uit.
  • 7. 
    Het agentschap neemt overeenkomstig artikel lid 8 een besluit inzake de voorwaarden voor toegang tot en de operationele veiligheid van infrastructuur voor elektriciteit en gas die ten minste twee lidstaten verbindt of kan verbinden („grensoverschrijdende infrastructuur”).

    Artikel 8

    Voorwaarden inzake de toegang tot en de operationele veiligheid van grensoverschrijdende infrastructuur

  • 8. 
    1. Voor Ten aanzien van   regelgevingskwesties van  grensoverschrijdende

     belang infrastructuur neemt het agentschap uitsluitend besluiten over reguleringskwesties die vallen onder de bevoegdheid van de nationale regulerende instanties, waartoe de voorwaarden voor toegang en operationele veiligheid of methoden die van belang zijn voor de grensoverschrijdende handel of operationele veiligheid of andere regelgevingskwesties van grensoverschrijdend belang, kunnen behoren:

    • a) 
      indien de bevoegde nationale regulerende instanties niet in staat zijn gebleken binnen een periode van zes maanden na de datum waarop het geval naar de laatste van deze regulerende instanties is verwezen, overeenstemming te bereiken; of
    • b) 
      in reactie op een gezamenlijk verzoek van de bevoegde nationale regulerende instanties.

    De bevoegde nationale regulerende instanties kunnen gezamenlijk verzoeken dat om verlenging van  de onder a) bedoelde periode met maximaal zes maanden wordt verlengd.

    Bij de voorbereiding van zijn beslissing raadpleegt het agentschap de betrokken nationale regulerende instanties en transmissiesysteembeheerders en wordt het ingelicht over de voorstellen en opmerkingen van alle betrokken transmissiesysteembeheerders.

  • 2. 
    De toegangsvoorwaarden voor de grensoverschrijdende infrastructuur omvatten:
    • a) 
      een procedure voor de toewijzing van capaciteit;
    • b) 
      een tijdschema’s voor de toewijzing;
    • c) 
      het delen van ontvangsten uit congestie; en
  • 9. 
    3. Indien een geval krachtens lid 8 1 naar het agentschap is verwezen, neemt het agentschap:

(a) binnen zes maanden vanaf de datum van de verwijzing een besluit; en

(b) indien noodzakelijk een voorlopig besluit om de voorzieningszekerheid of de operationele veiligheid van de desbetreffende infrastructuurvoorziening te waarborgen.

  • 4. 
    De Commissie kan richtsnoeren vaststellen ten aanzien van die situaties waarin het agentschap de bevoegdheid krijgt om te besluiten over de voorwaarden inzake toegang tot en operationele veiligheid van de grensoverschrijdende infrastructuur. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 32, lid 2, van deze verordening bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
  • 10. 
    5. Indien de in lid 81 bedoelde reguleringskwesties tevens betrekking hebben op vrijstellingen in de zin van artikel 59 17 van [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening] of ontheffingen in de zin van artikel 36 van Richtlijn 2009/73/EG i, is geen cumulatie mogelijk van de termijn van de onderhavige verordening en de in die bepalingen voorziene termijnen.

     nieuw

Artikel 7

Coördinatie van regionale taken binnen het agentschap

  • 1. 
    Voor besluiten op grond van artikel 5, lid 2, laatste zin, van de onderhavige verordening, betreffende te ontwikkelen gezamenlijke regionale voorwaarden of methoden uit hoofde van netcodes en richtsnoeren overeenkomstig hoofdstuk VII van [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening] die regelmatig betrekking hebben op een beperkt aantal lidstaten en waarvoor een gezamenlijk regelgevend besluit op regionaal niveau nodig is, kan het agentschap worden bijgestaan door een groep van de raad van regulators, die uitsluitend bestaan uit de regulerende instanties van de betrokken regio, volgens de procedure van de leden 2 tot en met 4 van dit artikel.
  • 2. 
    De directeur beoordeelt de mogelijke effecten van het gezamenlijke voorstel inzake de interne markt en brengt een advies uit indien het gezamenlijke voorstel voornamelijk van regionaal belang is of indien het een tastbaar effect heeft op de interne markt, met name in gevallen waarin de betrokken kwestie ook buiten de betrokken regio van significant belang is.
  • 3. 
    De raad van regulators zet zo nodig, en met name rekening houdend met het advies van de directeur, een regionale subgroep op, bestaande uit de betrokken leden van de raad van regulators, om het voorstel te herzien en een aanbeveling te doen aan de raad van regulators over de goedkeuring, met inbegrip van mogelijke wijzigingen.
  • 4. 
    Wanneer de raad van regulators een besluit neemt over zijn advies over het voorstel, houdt het terdege rekening met de aanbeveling van de regionale subgroep.
  • 5. 
    De regulerende instanties van de regio wijzen gezamenlijk één coördinerende nationale regulerende instantie aan die verantwoordelijk is voor de coördinatie van de regionale subgroepen van de nationale regulerende instanties. De functie van de coördinerende nationale regulerende instantie roteert iedere twee jaar. De coördinerende nationale regulerende instantie doet dienst als contactpunt voor alle betrokken partijen, met inbegrip van het agentschap. Zij kan, op eigen initiatief of op verzoek van een andere nationale regulerende instantie of de autoriteiten van de regio, van alle betrokken partijen informatie vragen die relevant is voor de uitvoering van de regulerende functies op regionaal niveau en verstrekt het agentschap informatie betreffende de regionale activiteiten van de nationale regulerende autoriteiten van de regio. Regelgevende autoriteiten die in regionale subgroepen of in de raad van regulators actief zijn, stellen voldoende middelen beschikbaar om de groep in staat te stellen zijn functies uit te oefenen.

    Artikel 8

Taken van het agentschap ten aanzien van de regionale operationele centra

  • 1. 
    In nauwe samenwerking met de nationale regulerende instanties en het ENTSB voor elektriciteit houdt het agentschap toezicht op en verricht het onderzoek naar het functioneren van de regionale operationele centra, rekening houdend met de verslagen als bedoeld in [artikel 43, lid 4, van de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening].
  • 2. 
    Om de in lid 1 bedoelde taken efficiënt en vlot uit te voeren, moet het agentschap met name:

(a) besluiten over de configuratie van systeembeheerregio’s overeenkomstig artikel 33, lid 1, van [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening];

(b) waar nodig informatie vragen van regionale operationele centra overeenkomstig artikel 43 van [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening];

(c) advies uitbrengen en aanbevelingen doen aan de Europese Commissie, de Raad en het Europees Parlement;

(d) advies uitbrengen en aanbevelingen doen aan regionale operationele centra.

Artikel 9

Taken van het agentschap ten aanzien van de benoemde elektriciteitsmarktbeheerders

Om ervoor te zorgen dat de benoemde elektriciteitsmarktbeheerders hun functies in het kader van [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening] en

Verordening (EU) 2015/1222 van de Commissie van 24 juli 2015 47 kunnen uitoefenen, moet

het agentschap:

(a) toezicht houden op de voortgang die de benoemde elektriciteitsmarktbeheerders maken bij het opzetten van de functies op grond van Verordening (EU) 2015/1222;

(b) de Commissie aanbevelingen doen overeenkomstig artikel 7, lid 5, van Verordening (EU) 2015/1222;

(c) zo nodig informatie opvragen van de benoemde elektriciteitsmarktbeheerders.

Artikel 10

Taken van het agentschap ten aanzien van de toereikendheid van de

elektriciteitsopwekking en de risicoparaatheid

  • 1. 
    Het agentschap keurt goed en wijzigt zo nodig:

(a) de voorstellen voor methoden en berekeningen in verband met de Europese beoordeling van de toereikendheid van de middelen overeenkomstig artikel 19, leden 2, 3 en 5, van [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening];

(b) de voorstellen voor technische specificaties voor grensoverschrijdende deelname aan capaciteitsmechanismen overeenkomstig artikel 21, lid 10, van [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening];

  • 2. 
    Het agentschap keurt goed en wijzigt zo nodig de methoden:

(a) om elektriciteitscrisisscenario’s op regionaal niveau vast te stellen als beschreven in artikel 5 van [de bij COM(2016) 862 i voorgestelde risicoparaatheidsverordening];

47 Verordening (EU) 2015/1222 van de Commissie van 24 juli 2015 tot vaststelling van richtsnoeren

betreffende capaciteitstoewijzing en congestiebeheer (PB L 197 van 25.7.2015, blz. 24).

(b) om kortetermijnbeoordelingen van de toereikendheid te maken als beschreven in artikel 8 van [de bij COM(2016) 862 i voorgestelde risicoparaatheidsverordening];

 713/2009 (aangepast)

Artikel 119

Overige takenTaken van het agentschap ten aanzien van vrijstellings-, ontheffingsen

certificeringsbesluiten

  • 1. 
    Het agentschap mag de vrijstellingen verlenen als bedoeld in artikel 5917, lid 5, van [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening]. Het mag ook ontheffingen verlenen als bedoeld in artikel 36, lid 4, van Richtlijn 2009/73/EG i wanneer de infrastructuur in kwestie op het grondgebied van meer dan een lidstaat gelegen is.
  • 2. 
    Het agentschap brengt, op verzoek van de Commissie overeenkomstig artikel 3, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 714/2009 i of artikel 3, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 715/2009 i, advies uit over besluiten van de nationale regulerende instanties betreffende certificering.

     713/2009 (aangepast)  nieuw

Artikel 12

Taken van het agentschap ten aanzien van de infrastructuur

 Wat de trans-Europese energie-infrastructuur betreft, moet het agentschap, in nauwe samenwerking met de regulerende instanties en de ENTSB’s: 

(a) 7. Het agentschap houdttoezicht houden op de vorderingen bij de uitvoering van projecten om nieuwe interconnectiecapaciteit te scheppen. ;

(b) 8. Het agentschap houdt toezicht houden op de uitvoering van de netwerkontwikkelingsplannen die de gehele Gemeenschap Unie  dekken.

Indien het constateert dat de uitvoering niet strookt met het  die  plannen, onderzoekt het de redenen van deze inconsistenties en doet aanbevelingen aan de betrokken transmissiesysteembeheerders, de nationale regulerende instanties of andere bevoegde organen met het oog op de uitvoering van de investeringen volgens de netontwikkelingsplannen die de gehele Gemeenschap  Unie  dekken.;

 nieuw

(c) de in de artikelen 5, 11, 12 en 13 van Verordening (EU) nr. 347/2013 i vastgestelde verplichtingen uitvoeren.

Artikel 13

Taken van het agentschap ten aanzien van de integriteit en de transparantie van de

groothandelsmarkt

Met het oog op effectief toezicht op de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt moet het Agentschap, in nauwe samenwerking met de regelgevende instanties en andere nationale autoriteiten:

(a) toezicht houden op groothandelsmarkten, gegevens verzamelen en de marktdeelnemers registreren overeenkomstig artikel 7 tot en met 9 van Verordening

(EU) nr. 1227/2011 48 ;

(b) de Commissie aanbevelingen doen overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1227/2011 i;

(c) onderzoek verrichten overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1227/2011 i.

 713/2009 (aangepast)  nieuw

Artikel 149

Toekenning van nieuwe taken aan het agentschap

Het agentschap kan onder duidelijk omschreven voorwaarden, die door de Commissie zijn vastgesteld in richtsnoeren aangenomen krachtens artikel 57 18 van [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening] of artikel 23 van Verordening (EG) nr. 715/2009 i, over kwesties in verband met het doel waarvoor het is opgericht, belast worden met aanvullende taken  waarbij de grenzen van de overdracht van uitvoeringsbevoegdheden naar agentschappen van de Unie in acht worden genomen  die geen beslissingsbevoegdheden inhouden.

Artikel 1510

Raadplegingen en transparantie

  • 1. 
    Bij de uitvoering van zijn taken, in het bijzonder bij de opstelling van kaderrichtsnoeren overeenkomstig artikel 55 6 van [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening] en artikel 6 van Verordening (EG) nr. 715/2009 i, alsmede bij het voorstellen van wijzigingen van netcodes uit hoofde van  artikel 56 van [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening] of  artikel 7 van  Verordening (EG) nr. 715/2009 i

48 Verordening (EG) nr. 1227/2011 i van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011

betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie (PB L 326 van 8.12.2011, blz. 1).

elk van deze verordeningen, raadpleegt het agentschap uitvoerig en in een vroeg stadium, marktspelers, transmissiesysteembeheerders, consumenten, eindgebruikers, en in voorkomend geval mededingingsautoriteiten ongeacht hun respectieve bevoegdheden, waarbij het, in het bijzonder bij de uitvoering van taken betreffende de transmissiesysteembeheerders, op een open en doorzichtige wijze opereert.

  • 2. 
    Het agentschap zorgt ervoor dat het publiek en alle belanghebbenden zo nodig van objectieve, betrouwbare en gemakkelijk toegankelijke informatie worden voorzien, in het bijzonder met betrekking tot de resultaten van zijn werkzaamheden.

    Alle documenten en notulen van raadplegingsvergaderingen die zijn gehoudens gedurende de uitwerking van kaderrichtsnoeren overeenkomstig artikel 55 6 van [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening] of artikel 6 van Verordening (EG) nr. 715/2009 i, alsmede gedurende de wijziging van  de in lid 1 bedoelde  netwerkcodes uit hoofde van artikel 7 van elk van deze verordeningen, worden openbaar gemaakt.

  • 3. 
    Vóór de goedkeuring van kaderrichtsnoeren overeenkomstig artikel 556 van Verordening (EG) nr. 714/2009 i of artikel 6 van Verordening (EG) nr. 715/2009 i, alsmede vóór de indiening van voorstellen voor  de in lid 1 bedoelde  netcodes uit hoofde van artikel 7 van elk van deze verordeningen, geeft het agentschap aan hoe met de opmerkingen die het heeft ontvangen tijdens de raadpleging, rekening is gehouden. Waar geen rekening is gehouden met opmerkingen, wordt dit gemotiveerd.
  • 4. 
    Het agentschap publiceert op zijn website ten minste de agenda, de achtergrondinformatie en, indien van toepassing, de notulen van alle vergaderingen

    van de raad van bestuur, de raad van regulators en de raad van beroep.

Artikel 1611

Toezicht op en verslaglegging inzake de elektriciteits- en aardgassector

  • 1. 
    Het agentschap ziet, in nauwe samenwerking met de Commissie, de lidstaten en relevante nationale instanties, met inbegrip van de nationale regulerende instanties, en onverminderd de bevoegdheden van de mededingingsautoriteiten, toe op de  groothandels- en kleinhandels  interne markten voor elektriciteit en aardgas, met name op de consumptieprijzen van aardgas en elektriciteit,  de naleving van de in [de bij COM(2016) 864 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsrichtlijn] en Richtlijn 2009/73/EG i vastgestelde consumentenrechten,  de toegang tot hetde netten, met inbegrip van de toegang van energieelektriciteit uit hernieuwbare bronnen,  potentiële belemmeringen van grensoverschrijdende handel, staatsinterventies die voorkomen dat prijzen de werkelijke schaarste weergeven, de prestaties van de lidstaten op het gebied van zekerheid van de elektriciteitsvoorziening, op basis van de resultaten van de Europese beoordeling van de toereikendheid van de middelen, zoals bedoeld in artikel 19 van [de bij COM(2016) 861 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening], met name rekening houdend met de in artikel 16 van [de bij COM(2016) 862 i voorgestelde risicoparaatheidsverordening] bedoelde evaluatie achteraf  en de inachtneming van de rechten van de consument, zoals vastgelegd in Richtlijn 2009/72/EG i en Richtlijn 2009/73/EG i.
  • 2. 
    Het agentschap publiceert  jaarlijks  een jaarlijks verslag over de resultaten van zijn toezichtsactiviteiten als bedoeld in lid 1. In dat verslag geeft het aan welke obstakels eventueel de voltooiing van de interne markten voor elektriciteit en aardgas in de weg staan.
  • 3. 
    Bij het publiceren van zijn jaarverslag kan het agentschap aan het Europees Parlement en de Commissie een advies  uitbrengen  indienen over de  mogelijke  maatregelen die genomen kunnen worden om eventuele obstakels als bedoeld in lid 2 weg te nemen.

HOOFDSTUK IIIII

ORGANISATIEVAN HET AGENTSCHAP

Artikel 172

Juridische status

  • 1. 
    Het agentschap is een communautair orgaan  van de Unie  met rechtspersoonlijkheid.
  • 2. 
    In elke lidstaat heeft het de ruimste handelingsbevoegdheid welke door de nationale wetgeving aan rechtspersonen wordt toegekend. Het kan met name roerende en onroerende goederen verwerven en vervreemden, en in rechte optreden.
  • 3. 
    Het wordt vertegenwoordigd door zijn directeur.

     nieuw

  • 4. 
    De zetel van het agentschap is Ljubljana, Slovenië.

    Het agentschap kan plaatselijke bureaus opzetten in de lidstaten, mits die daarmee instemmen en mits wordt voldaan aan artikel 25, onder j),.

     713/2009 (aangepast)  nieuw

    Artikel 183 SamenstellingAdministratieve en beheersstructuur

Het agentschap bestaat uit:

(a) een raad van bestuur, die de in artikel 13 20 vermelde taken vervult;

(b) een raad van regulators, die de in artikel 2315 vermelde taken vervult;

(c) een directeur, die de in artikel 2517 vermelde taken vervult; en

(d) een raad van beroep, die de in artikel 2919 vermelde taken vervult.

Artikel 1912

Samenstelling van deRraad van bestuur

  • 1. 
    De raad van bestuur bestaat uit negen leden. Elk lid heeft een plaatsvervanger. Twee leden en hun plaatsvervangers worden benoemd door de Commissie, twee leden en hun plaatsvervangers worden benoemd door het Europees Parlement en vijf leden en hun plaatsvervangers worden benoemd door de Raad. Een lid van het Europees Parlement kan geen lid zijn van de raad van bestuur.
  • 2. 
    De ambtstermijn van de leden van de raad van bestuur en van hun plaatsvervangers bedraagt vier jaar en kan eenmaal worden verlengd. De eerste ambtstermijn bedraagt voor de helft van de leden van de raad van bestuur en hun vervangers evenwel zes jaar.
  • 3. 
    2. De raad van bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een vicevoorzitter  met een meerderheid van twee derde van de stemmen . De vicevoorzitter vervangt automatisch de voorzitter als deze zijn of haar taken niet kan uitoefenen. De ambtstermijn van de voorzitter en de vicevoorzitter bedraagt twee jaar en kan eenmaal worden verlengd. De ambtstermijn van de voorzitter en dat van de vicevoorzitter loopt af wanneer zij geen lid meer zijn van de raad van bestuur.
  • 4. 
    3. De voorzitter roept de raad van bestuur in vergadering bijeen. Tenzij de raad van bestuur ten aanzien van de directeur anders beslist, nemen de voorzitter van de raad van regulators, of de door de raad van regulators uit zijn midden benoemde persoon, en de directeur, zonder stemrecht, deel aan de vergadering. De raad van bestuur komt ten minste tweemaal per jaar in gewone zitting bijeen. Hij komt ook bijeen op initiatief van zijn voorzitter, op verzoek van de Commissie of op verzoek van ten minste een derde van zijn leden. De raad van bestuur kan iedereen wiens advies van belang kan zijn uitnodigen om als waarnemer aan de vergaderingen deel te nemen. De leden van de raad van bestuur kunnen zich op de door het reglement van orde van de raad bepaalde wijze laten bijstaan door adviseurs of deskundigen. Het agentschap verzorgt het secretariaat van de raad van bestuur.
  • 5. 
    4. De besluiten van de raad van bestuur worden met een  gewone  meerderheid van twee derde van de aanwezige leden genomen, tenzij in deze verordening anders is bepaald. Elk lid van de raad van bestuur of zijn plaatsvervanger heeft één stem.
  • 6. 
    5. In het reglement van orde worden nader bepaald:

(a) de regeling voor de stemming, met name de voorwaarden waaronder een lid namens een ander lid kan handelen, alsmede de eventuele voorschriften inzake quorum; en

(b) de regeling betreffende de rotatie die van toepassing is op de door de Raad benoemde leden van de raad van bestuur en die ten doel heeft over langere tijd gezien een evenwichtige deelname door de lidstaten mogelijk te maken.

  • 7. 
    6. Een lid van de raad van bestuur is geen lid van de raad van regulators.
  • 8. 
    7. De leden van de raad van bestuur verbinden zich ertoe in het openbaar belang onafhankelijk en op objectieve wijze op te treden, en verlangen of volgen daarbij geen politieke instructies. Daartoe legt ieder lid een schriftelijke verbintenisverklaring af alsmede een verklaring omtrent hun belangen, waarin zij hetzij verklaren dat zij geen belangen hebben die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid, hetzij al hun directe en indirecte belangen vermelden die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid. Deze verklaringen worden jaarlijks openbaar gemaakt.

Artikel 2013

TakenFunctiesvan de raad van bestuur

  • 1. 
    De raad van bestuur moet:

(a) Nna de raad van regulators te hebben geraadpleegd en een gunstig advies te hebben verkregen overeenkomstig artikel 23, onder b),15 lid 2,, benoemt de raad van bestuur de directeur benoemen overeenkomstig artikel 24, lid 2,16, lid 2  en, in voorkomend geval, zijn ambtstermijn verlengen of hem van zijn functie ontheffen; 

(b) 2. De raad van bestuur benoemt formeel de leden van de raad van regulators benoemen overeenkomstig artikel 22 14, lid 1.

(c) 3. De raad van bestuur benoemt formeel de leden van de raad van beroep benoemen overeenkomstig artikel 26, lid 2,18, leden 1 en 2.;

(d) 4. De raad van bestuur ziet erop toeerop toezien dat de Autoriteit haar opdracht vervult en de haar opgedragen werkzaamheden verricht overeenkomstig de in deze verordening vastgelegde voorwaarden.;

(e) 5. De raad van bestuur stelt vóór 30 september van elk jaar  het in artikel 21 bedoelde ontwerp-programmeringsdocument vaststellen voordat het aan de Commissie wordt voorgelegd voor haar advies, en na raadpleging van  in aansluiting op het advies van  de Commissie, en na goedkeuring overeenkomstig artikel 23, lid 5, 15, lid 3, van de raad van regulators, het werkprogramma  programmeringsdocument  van het agentschap voor het volgende jaar vast  met een meerderheid van twee derde van zijn leden vaststellen  en zendt het toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie toezenden. Het werkprogramma wordt vastgesteld onverminderd de jaarlijkse begrotingsprocedure en wordt openbaar gemaakt.;

  • 6. 
    De raad van bestuur keurt een meerjarenprogramma goed en herziet dit indien nodig. Deze herziening geschiedt aan de hand van een evaluatieverslag dat op verzoek van de raad van bestuur door een onafhankelijke externe deskundige wordt opgesteld. Deze documenten worden openbaar gemaakt.

(f) 7. De raad van bestuur oefent  de begroting van het agentschap met twee derde meerderheid goedkeuren en  zijn  andere  begrotingsbevoegdheden  functies  uitoefenen volgens de artikelen 31 tot en met 35 21 tot en met 24.;

(g) 8. De raad van bestuur beslist, na akkoord van de Commissie, besluiten over de aanvaarding van alle legaten, schenkingen en subsidies die afkomstig zijn uit andere bronnen van de  Unie  Gemeenschap of een vrijwillige bijdrage van de lidstaten of de regulerende instanties. In het overeenkomstig artikel 35 24, lid 5, door de raad van bestuur uit te brengen uitgebrachte  advies wordt uitdrukkelijk ingegaan op de in de lijst in dit lid genoemde financieringsbronnen.;

(h) 9. De raad van bestuur oefent in overleg met de raad van regulators, tuchtrechtelijk gezag uitoefenen over de directeur.  Bovendien oefent hij, ten aanzien van het personeel van het agentschap, de bevoegdheden uit die bij het statuut aan het tot aanstelling bevoegde gezag en bij de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden aan het tot het aangaan van de overeenkomst bevoegd gezag zijn verleend; 

(i) 10. De raad van bestuur bepaalt waar nodig het personeelsbeleid bepalen van het agentschap ter uitvoering van het statuut en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden krachtens artikel 110 van het statuut overeenkomstig artikel 3928, lid 2.;

(j) 11. De raad van bestuur stelt de praktische maatregelen vaststellen inzake het recht van toegang tot de documenten van het agentschap, zulks overeenkomstig artikel 4130. ;

(k) 12. De raad van bestuur keurt het bedoelde jaarverslag over de activiteiten van het agentschap goedkeuren op basis van het in artikel 25, onder h), genoemde ontwerpjaarverslag en maakt dit bekendmaken, en doet dat verslag uiterlijk op 15 juni  1 juli  van elk jaar doen toekomen aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en  de Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s. Het jaarverslag over de activiteiten van het agentschap bevat een door de raad van regulators goedgekeurd afzonderlijk hoofdstuk over de reguleringswerkzaamheden van het agentschap in het  dat  verslagjaar.

(l) 13. De raad van bestuur stelt zijn reglement van orde vaststellen en maakt dit bekendmaken.

 nieuw

(m) overeenkomstig artikel 36 de financiële regels vaststellen die van toepassing zijn op het agentschap;

(n) een fraudebestrijdingsstrategie vaststellen die evenredig is met de frauderisico’s en daarbij rekening houden met de kosten en baten van de uit te voeren maatregelen;

(o) regels vaststellen voor de voorkoming en beheersing van belangenconflicten met betrekking tot zijn leden, en met betrekking tot de leden van de kamer van beroep;

(p) de in artikel 41 bedoelde communicatie- en verspreidingsplannen vaststellen en ze up-to-date houden;

(q) een rekenplichtige benoemen die onderworpen is aan het statuut en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden, en die volledig onafhankelijk is bij de uitvoering van zijn taken;

(r) voor een passende follow-up zorgen van de resultaten en aanbevelingen in de interne en externe auditverslagen en beoordelingen, alsook van de resultaten en aanbevelingen die voortvloeien uit de onderzoeken van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF);

(s) machtiging geven tot het sluiten van werkovereenkomsten overeenkomstig artikel 43.

  • 2. 
    De raad van bestuur neemt overeenkomstig artikel 110 van het statuut een besluit dat is gebaseerd op artikel 2, lid 1, van het statuut en artikel 6 van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, waarin hij de nodige bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag delegeert aan de directeur en de voorwaarden vastlegt voor de opschorting van deze gedelegeerde bevoegdheden. De directeur kan deze bevoegdheden op zijn beurt delegeren.
  • 3. 
    Wanneer uitzonderlijke omstandigheden dat vereisen, kan de raad van bestuur door middel van een besluit de delegatie van de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag aan de directeur en de bevoegdheden die deze laatste op zijn beurt heeft gedelegeerd, tijdelijk opschorten en deze bevoegdheden zelf uitoefenen of delegeren aan een van zijn leden of aan een ander personeelslid dan de uitvoerend directeur.

     nieuw

Artikel 21

Jaarlijkse en meerjarige programmering

  • 1. 
    Elk jaar stelt de raad van bestuur een programmeringsdocument vast dat de meerjarige en de jaarlijkse programmering bevat, op basis van een ontwerpvoorstel van de directeur, met inachtneming van het advies van de Commissie en in verband met de meerjarige programmering, na raadpleging van het Europees Parlement. Hij stuurt het elk jaar uiterlijk op 31 januari door naar het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.

    Het programmeringsdocument wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting en wordt, indien nodig, dienovereenkomstig aangepast.

  • 2. 
    Het jaarlijkse werkprogramma bevat gedetailleerde doelstellingen en beoogde resultaten, met inbegrip van prestatie-indicatoren. Het bevat voorts een beschrijving van de te financieren acties en een indicatie van de financiële en personele middelen die aan iedere actie worden toegewezen overeenkomstig de beginselen die gelden voor activiteitsgestuurde begroting en beheer. Het jaarlijkse werkprogramma is in overeenstemming met het meerjarige werkprogramma waarvan sprake is in lid 4. Het vermeldt duidelijk de taken die zijn toegevoegd, gewijzigd of geschrapt ten opzichte van het vorige begrotingsjaar. In de jaarlijkse en/of meerjarige programmering wordt de strategie opgenomen voor de betrekkingen met derde landen of internationale organisaties, zoals bedoeld in artikel 43, en de maatregelen in verband met die strategie.
  • 3. 
    De raad van bestuur past het vastgestelde jaarlijkse werkprogramma aan wanneer het agentschap een nieuwe taak krijgt toegewezen.

    Iedere wezenlijke verandering van het jaarlijkse werkprogramma wordt vastgesteld door middel van dezelfde procedure als die welke voor het oorspronkelijke jaarlijkse werkprogramma geldt. De raad van bestuur kan aan de uitvoerend directeur de bevoegdheid delegeren om niet-wezenlijke veranderingen door te voeren in het jaarlijkse werkprogramma.

  • 4. 
    Het meerjarige werkprogramma omvat een beschrijving van de algemene strategische programmering, met inbegrip van de doelstellingen, beoogde resultaten en prestatie-indicatoren. Het behelst ook de programmering van de middelen, met inbegrip van de meerjarige begroting en de personele middelen.

    Deze programmering van de middelen wordt jaarlijks bijgewerkt. De strategische programmering wordt in voorkomend geval geactualiseerd, met name om rekening te houden met de resultaten van de in artikel 45 bedoelde evaluatie.

     713/2009 (aangepast)  nieuw

Artikel 2214

Samenstelling van deraad van regulators

  • 1. 
    De raad van regulators bestaat uit:

(a) hooggeplaatste vertegenwoordigers van de regulerende instanties overeenkomstig artikel 56, lid 1, van [de bij COM(2016) 864 i/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsrichtlijn] en artikel 39, lid 1, van Richtlijn 2009/73/EG i, alsmede per lidstaat een plaatsvervanger die thans een hoge functie bij deze instanties vervult, beide benoemd door de nationale regulerende instantie ;

(b) een vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van de Commissie.

Slechts één vertegenwoordiger per lidstaat van de nationale regulerende instantie mag worden toegelaten tot de raad van regulators.

Elke nationale regulerende instantie is verantwoordelijk voor de benoeming van de plaatsvervanger uit het huidige personeel van de nationale regulerende instantie.

  • 2. 
    De raad van regulators kiest uit zijn midden een voorzitter en een vicevoorzitter. De vicevoorzitter vervangt de voorzitter als deze zijn of haar taken niet kan uitoefenen. De ambtstermijn van de voorzitter en de vicevoorzitter bedraagt tweeënhalf jaar en kan worden verlengd. De ambtstermijn van de voorzitter en dat van de vicevoorzitter loopt echter in ieder geval af wanneer zij geen lid meer zijn van de raad van regulators.

    Artikel 23

    Functies van de raad van regulators

  • 1. 
    3. De raad van regulators  en de subcomités uit hoofde van artikel 7 beslist beslissen met een  gewone  meerderheid van twee derde van zijn aanwezige leden waarbij elk lid één stem heeft, behalve voor het in lid 5, onder b), bedoelde advies, dat met een meerderheid van twee derde van zijn aanwezige leden wordt vastgesteld. Elk lid of diens plaatsvervanger heeft één stem.
  • 2. 
    4. De raad van regulators stelt zijn reglement van orde vast en maakt dit bekend. Het reglement van orde bepaalt; daarin worden de nadere bijzonderheden van de stemming vastgesteld, met name de voorwaarden waaronder een lid namens een ander lid kan handelen, alsmede de eventuele quorumvoorschriften. Het reglement van orde kan specifieke werkmethoden omvatten voor de bespreking van punten die zich voordoen in het kader van regionale samenwerkingsinitiatieven.
  • 3. 
    5. Bij de uitoefening van de taken die hem bij deze verordening worden toebedeeld en onverminderd het feit dat zijn leden namens hun respectieve regulerende instantie optreden, is de raad van regulators onafhankelijk en verlangt of volgt hij geen instructies van enige regering van een lidstaat, de Commissie of van andere publieke of particuliere entiteiten.
  • 4. 
    6. Het agentschap verzorgt het secretariaat van de raad van regulators.

Artikel 15

Taken van de raad van regulators

  • 5. 
    1. De raad van regulators:

(a) De raad van regulators brengt aan de directeur advies uit over de in de artikelen 4 tot en met 145 tot en met 9 bedoelde adviezen, aanbevelingen en besluiten waarvan de aanneming wordt overwogen. Voorts geeft de raad van regulators de directeur bij de uitoefening van zijn taken richtsnoeren op de gebieden die binnen zijn bevoegdheid vallen, met uitzondering van besluiten die worden genomen uit hoofde van artikel

16, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1227/2011 i 49  .;

(b) 2. Obrengt overeenkomstig artikel 2013, lid 1, onder a), en artikel 2416, lid 2, brengt de raad van regulators advies uit bij de raad van bestuur over de kandidaat die voorgedragen wordt als directeur.; Hij neemt dit besluit met een meerderheid van drie vierde van zijn leden.

(c) 3. De raad van regulators keurt overeenkomstig artikel 20, lid 1, onder e), 13, lid 5, en artikel 25, onder f), 17, lid 6, en in overeenstemming met de overeenkomstig artikel 33, lid 3,23, lid 1, opgestelde voorlopige ontwerpbegroting het werkprogramma van het agentschap voor het volgende jaar goed en dient het vóór 1 september van elk jaar ter goedkeuring in bij de raad van bestuur.;

(d) 4. De raad van regulators keurt het afzonderlijke hoofdstuk over de reguleringswerkzaamheden in het jaarverslag overeenkomstig artikel 20, lid 1, onder

k), 13, lid 12, en artikel 25, onder g),17, lid 8, goed.

  • 6. 
    5. Het Europees Parlement kan, met volledige inachtneming van diens onafhankelijkheid, de voorzitter van de raad van regulators, of de vicevoorzitter, verzoeken om voor zijn bevoegde commissie een verklaring af te leggen en vragen

    van leden van die commissie te beantwoorden.

Artikel 2416

De directeur

  • 1. 
    Het agentschap wordt geleid door een directeur, die optreedt overeenkomstig de in artikel artikel 23, lid 5, onder a), 15, lid 1, tweede zin, bedoelde richtsnoeren alsmede, waar in deze richtlijn vermeld, overeenkomstig het advies van de raad van regulators. Onverminderd de respectieve rollen van de raad van bestuur en de raad van regulators met betrekking tot de taken van de directeur, verlangt of volgt de directeur geen instructies van enige regering, noch van de Commissie  instellingen van de Unie  of van enige andere publieke of private entiteit  of persoon. De directeur legt verantwoording af aan de raad van bestuur. De directeur mag de vergaderingen van de raad van regulators als waarnemer bijwonen .
  • 2. 
    De directeur wordt, na een  open en transparante selectieprocedure  openbare oproep tot het indienen van blijken van belangstelling, op grond van zijn verdiensten, bekwaamheden en ervaring die relevant zijn voor de energiesector, door de raad van

49 Verordening (EG) nr. 1227/2011 i van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011

betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie, PB L 326 van 8.12.2011, blz. 1.

bestuur benoemd uit ten minste drie door de Commissie voorgedragen kandidaten, na gunstig advies van de raad van regulators. Vóór de benoeming kan de door de raad van bestuur gekozen kandidaat worden verzocht een verklaring voor de bevoegde commissie van het Europees Parlement af te leggen en vragen van de commissieleden te beantwoorden.  Voor het sluiten van de arbeidsovereenkomst met de directeur wordt het agentschap vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad van bestuur. 

  • 3. 
    De ambtstermijn van de directeur bedraagt vijf jaar. In de loop van de negen maanden voordat deze periode afloopt, verricht de Commissie een beoordeling. Daarin kijkt de Commissie met name naar:

(a) de prestaties van de directeur;

(b) de taken en verplichtingen van het agentschap in de volgende jaren.

De onder b) bedoelde beoordeling wordt uitgevoerd met bijstand van een onafhankelijke, externe deskundige.

  • 4. 
    De raad van bestuur kan op voorstel van de Commissie, na raadpleging van en met grondige aandacht voor het beoordelingsverslag en het advies van de raad van regulators over deze beoordeling de ambtstermijn van de directeur eenmaal met ten hoogste drie  vijf  jaar verlengen, maar alleen indien zulks op grond van de taken en verplichtingen van het agentschap kan worden verantwoord.  Een uitvoerend directeur wiens ambtstermijn is verlengd, mag na afloop van de verlengde ambtstermijn niet deelnemen aan een andere selectieprocedure voor hetzelfde ambt. 
  • 5. 
    De raad van bestuur stelt het Europees Parlement in kennis van zijn voornemen om de ambtstermijn van de directeur te verlengen. In de maand die voorafgaat aan de verlenging van zijn of haar ambtstermijn kan de directeur worden gevraagd een verklaring voor de bevoegde commissie van het Europees Parlement af te leggen en vragen van de commissieleden te beantwoorden.
  • 6. 
    Indien de ambtstermijn van de directeur niet wordt verlengd, blijft hij zijn ambt uitoefenen totdat zijn vervanger is aangewezen.
  • 7. 
    De directeur kan alleen uit zijn ambt worden ontzet nadat de raad van bestuur na gunstig advies van de raad van regulators daartoe heeft besloten. De raad van bestuur neemt dit besluit met een meerderheid van drie vierde  twee derde  van zijn leden.
  • 8. 
    Het Europees Parlement en de Raad kunnen de directeur verzoeken verslag uit te brengen over de uitvoering van zijn taken. Het Europees Parlement kan de directeur tevens verzoeken om voor zijn bevoegde commissie een verklaring af te leggen en vragen van leden van die commissie te beantwoorden.

Artikel 2517

Taken van de directeur

 De directeur: 

(a) 1. De directeur treedt op als  is de wettelijke vertegenwoordiger van het agentschap en is met de  dagelijkse  leiding ervan belast.

(b) 2. De directeur bereidt de werkzaamheden van de raad van bestuur voor. Hij of zij neemt, zonder stemrecht, deel aan de werkzaamheden van de raad van bestuur.  De directeur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de door de raad van bestuur genomen besluiten; 

(c) 3. De directeur stelt de in de artikelen 5 tot en met 9 bedoelde adviezen, aanbevelingen en besluiten  op, stelt deze vast en maakt deze bekend.  vast, die  De in de artikelen 3 tot en met 11 en artikel 14 bedoelde adviezen, aanbevelingen en besluiten   worden alleen vastgesteld als zij een gunstig advies van de raad van regulators hebben gekregen, en hij maakt deze bekend..;

(d) 4. De directeur zorgt voor de tenuitvoerlegging van het jaarlijkse werkprogramma van het agentschap, zulks volgens de aanwijzingen van de raad van regulators en onder het administratief toezicht van de raad van bestuur. ;

(e) 5. De directeur neemt de nodige maatregelen, met name met betrekking tot de vaststelling van interne administratieve instructies en de publicatie van nota’s, om ervoor te zorgen dat het agentschap werkt overeenkomstig deze verordening. ;

(f) 6. De directeur stelt jaarlijks een ontwerpwerkprogramma van het agentschap voor het volgende jaar op en dient het  , na goedkeuring van het ontwerp door de raad van bestuur,  uiterlijk op 30 juni van dat  elk  jaar  op 31 januari  in bij de raad van regulators, het Europees Parlement en de Commissie.  De directeur is verantwoordelijk voor de uitvoering van het programmeringsdocument en voor de rapportage aan de raad van bestuur; 

(g) 7. De directeur stelt een voorlopige ontwerpbegroting van het agentschap op ingevolge artikel 3323, lid 1, en voert de begroting van het agentschap uit  overeenkomstig de  ingevolge artikel artikelen 34 and 3524.;

(h) 8. De directeur stelt jaarlijks een ontwerpjaarverslag op met  waarin  een apart hoofdstuk over de reguleringswerkzaamheden van het agentschap en een hoofdstuk over financiële en administratieve aangelegenheden is opgenomen   , en legt dit voor aan de raad van bestuur  op.;

(i) 9. De directeur oefent jegens het personeel van het agentschap de bevoegdheden uit als bedoeld in artikel 3928, lid 3, uit.;

 nieuw

(j) stelt een actieplan op voor de follow-up van de conclusies van interne of externe auditverslagen en evaluaties, alsmede onderzoeken van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en rapporteert tweemaal per jaar aan de Commissie en regelmatig aan de raad van bestuur over de geboekte vooruitgang;

(k) is verantwoordelijk voor het besluit of het, om de taken van het agentschap op een efficiënte en effectieve manier uit te voeren, nodig is een of meer personeelsleden in een of meer lidstaten te vestigen. Het besluit om een plaatselijk kantoor op te zetten vereist de toestemming vooraf van de Commissie, de raad van bestuur en de betrokken lidstaat of lidstaten. In die besluiten wordt het toepassingsgebied gespecificeerd van de activiteiten die in dat lokale kantoor moeten worden uitgevoerd, op zodanige wijze dat onnodige kosten en verdubbeling van administratieve functies van het agentschap worden vermeden.

 713/2009 (aangepast)

Artikel 2618

Instelling en samenstelling van deRraad van beroep

 nieuw

  • 1. 
    Het agentschap richt een raad van beroep op.

     713/2009 (aangepast)  nieuw

  • 2. 
    1. De raad van beroep bestaat uit zes leden en zes plaatsvervangers die gekozen worden uit het huidige of voormalige hogere personeel van de nationale regulerende instanties, mededingingsautoriteiten of andere nationale of communautaire instellingen  of instellingen van de Unie  met relevante ervaring in de energiesector. De raad van beroep wijst zelf zijn voorzitter aan. De besluiten van de raad van beroep worden genomen met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen van ten minste vier van de zes leden ervan. De raad van beroep komt bijeen wanneer dit noodzakelijk is.
    • 2. 
      Na een openbare oproep tot het indienen van blijken van belangstelling benoemt de raad van bestuur formeel de leden van de raad van beroep op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de raad van regulators.
  • 3. 
    6.  De raad van beroep stelt zijn reglement van orde vast en maakt dit bekend.   In dat reglement van orde worden de voorschriften vastgesteld voor de organisatie en het functioneren van de raad van beroep en de regels die van toepassing zijn op de overeenkomstig dit artikel bij de raad aanhangig gemaakte beroepen. De raad van beroep legt het ontwerp van zijn reglement van orde voor aan de Commissie. De Commissie brengt advies uit over het ontwerp van reglement van orde binnen drie maanden na de datum van ontvangst daarvan. De raad van beroep stelt zijn reglement van orde vast binnen twee maanden na ontvangst van het advies van de Commissie. Eventuele latere substantiële wijzigingen van het reglement van orde worden ter kennis van de Commissie gebracht. De Commissie brengt vervolgens een advies uit over die wijzigingen.

    De begroting van het agentschap omvat een aparte begrotingslijn voor de

    financiering van de werking van de griffie van de raad van beroep. 

  • 4. 
     De besluiten van de raad van beroep worden genomen met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen van ten minste vier van de zes leden ervan. De raad van beroep komt bijeen wanneer dit noodzakelijk is  .

    Artikel 27

    Leden van de raad van beroep

  • 1. 
    3. De ambtstermijn van de leden van de raad van beroep bedraagt vijf jaar. Deze termijn kan  eenmaal  worden verlengd.
  • 2. 
    De leden van de raad van beroep zijn onafhankelijk bij het nemen van hun besluiten. Zij zijn niet gebonden aan enige instructie. Zij verrichten geen enkele andere taak in het agentschap zelf of in de raad van bestuur of de raad van regulators van het agentschap  noch in een van de werkgroepen daarvan.  Ook wordt een lid van de raad van beroep niet uit zijn ambt ontzet, tenzij het op ernstige wijze tekort is geschoten en de raad van bestuur na raadpleging van de raad van regulators daartoe besluit.

    Artikel 28

    Uitsluiting en wraking in de raad van beroep

  • 1. 
    4. De leden van de raad van beroep nemen niet deel aan de behandeling van een beroepsprocedure als zij daarbij een persoonlijk belang hebben, als zij eerder als vertegenwoordiger van een van de partijen bij de behandeling betrokken zijn geweest of als zij een rol hebben gespeeld bij het besluit waartegen het beroep is ingesteld.
  • 2. 
    5. Indien een lid van de raad van beroep om een van de in lid 1 genoemde redenen of om enige andere reden meent dat een medelid niet aan een beroepsprocedure zou mogen deelnemen, stelt dat lid de raad van beroep daarvan in kennis. Een lid van de raad van beroep kan om een van de in lid 4 genoemde redenen of als aan zijn onpartijdigheid wordt getwijfeld, door een partij in de beroepsprocedure worden gewraakt. Zulke wraking is onontvankelijk indien gegrond op de nationaliteit van een lid of indien de wrakende partij in de beroepsprocedure, terwijl zij op de hoogte was van een reden tot het maken van de wraking, toch reeds een andere procedurehandeling in de beroepsprocedure heeft verricht dan het maken van bezwaar tegen de samenstelling van de raad van beroep.
  • 3. 
    6. De raad van beroep beslist in de in de leden 1 en 24 en 5 bedoelde gevallen zonder deelname van het betrokken lid over de te nemen maatregelen. Voor het nemen van deze beslissing wordt het betrokken lid in de raad van beroep vervangen door zijn plaatsvervanger. Indien de plaatsvervanger in een met deze  die  van het lid vergelijkbare situatie verkeert, wijst de voorzitter een van de andere beschikbare plaatsvervangers aan.
  • 4. 
    7. De leden van de raad van beroep verbinden zich ertoe in het openbaar belang en onafhankelijk op te treden. Daartoe leggen zij een schriftelijke verbintenisverklaring af alsmede een schriftelijke verklaring omtrent hun belangen, waarin zij hetzij verklaren dat zij geen belangen hebben die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid, hetzij al hun directe en indirecte belangen vermelden die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid. Deze verklaringen worden jaarlijks openbaar gemaakt.

     713/2009 (aangepast)  nieuw

Artikel 2919

RechtsmiddelenBesluiten waartegen beroep kan worden ingesteld

  • 1. 
    Een natuurlijke of rechtspersoon, met inbegrip van de nationale regulerende instanties, kan beroep instellen tegen een tot hem gericht besluit als bedoeld in de artikelen 4 tot en met 14 7, 8 of 9,  van deze verordening en in artikel 12, lid 6, van Verordening (EU) nr. 347/2013 i van het Europees Parlement en de Raad, alsmede in artikel 9, lid 11, van Verordening (EU) 2015/1222 van de Commissie of tegen een besluit dat, ofschoon in de vorm van een besluit gericht tot een andere persoon, hem rechtstreeks en individueel raakt.
  • 2. 
    Het beroep wordt tezamen met  en  de uiteenzetting van de gronden voor het beroep  worden  binnen twee maanden na de kennisgeving van het besluit aan de betrokken persoon, dan wel bij gebreke daarvan, binnen twee maanden na de dag van publicatie van het besluit door het agentschap, schriftelijk bij het agentschap ingediend. De raad van beroep neemt binnen twee  vier  maanden na instelling van het beroep een besluit ter zake.
  • 3. 
    Een ingevolge lid 1 van dit artikel ingesteld beroep heeft geen schorsende werking. De raad van beroep kan echter, indien hij van oordeel is dat de omstandigheden dit vereisen, de toepassing van het bestreden besluit opschorten.
  • 4. 
    Indien het beroep ontvankelijk is, onderzoekt de raad van beroep of het gegrond is. Hij nodigt de partijen in de beroepsprocedure zo vaak als noodzakelijk is uit om binnen een bepaalde termijn opmerkingen te maken naar aanleiding van de kennisgevingen van de raad zelf of de mededelingen van de andere partijen in de beroepsprocedure. Het is partijen in de beroepsprocedure toegestaan een mondelinge uiteenzettingen te geven.
  • 5. 
    De raad van beroep kan overeenkomstig dit artikel elke bevoegdheid uitoefenen die binnen de bevoegdheid van het agentschap valt, dan wel de zaak terugverwijzen naar het bevoegde orgaan van het agentschap. Dit orgaan is gebonden aan de beslissing van de kamer van beroep.
  • 6. 
    7. De door de raad van beroep genomen besluiten worden door het agentschap bekendgemaakt.

Artikel 20

Beroep bij het Gerecht van eerste aanleg en het Hof van Justitie

  • 1. 
    Overeenkomstig artikel 230 van het Verdrag kan bij het Gerecht van eerste aanleg of bij het Hof van Justitie beroep worden ingesteld tegen besluiten van de raad van beroep of, bij ontbreken van recht op beroep bij de raad van beroep, tegen besluiten van het agentschap.
  • 2. 
    Indien het agentschap nalaat een besluit te nemen, kan overeenkomstig artikel 232 van het Verdrag bij het Gerecht van eerste aanleg of bij het Hof van Justitie beroep wegens nalaten worden ingesteld.
  • 3. 
    Het agentschap moet de noodzakelijke maatregelen treffen ter uitvoering van het arrest van het Gerecht van eerste aanleg of het Hof van Justitie.

     nieuw

    Artikel 30 Werkgroepen

  • 1. 
    Wanneer dat gerechtvaardigd is, en met name om de regelgevende werkzaamheden van de directeur en de raad van regelgevers op het gebied van regelgevingskwesties te ondersteunen, kan de raad van bestuur werkgroepen instellen.
  • 2. 
    De werkgroepen bestaan uit deskundigen van het personeel van het agentschap, van de nationale regulerende instanties en van de Commissie, indien nodig. Het agentschap behoeft de kosten van de deelname van deskundigen van het personeel van de nationale regulerende instanties in de werkgroepen van het agentschap niet te dragen.
  • 3. 
    De raad van bestuur stelt een intern reglement van orde vast voor de werking van de werkgroepen.

     713/2009 (aangepast)

HOOFDSTUK IVIII

FINANCIËLE BEPALINGENOPSTELLING EN

STRUCTUUR VAN DE BEGROTING

Artikel 3121

  Structuur van deBbegroting van het agentschap

  • 1. 
     Onverminderd eventuele andere middelen   bestaan  Dde ontvangsten van het agentschap bestaan met name uit:

(a) een subsidie  bijdrage  van de  Unie  Gemeenschap, die in de algemene begroting van de Europese Unie (afdeling Commissie) wordt opgenomen;

(b) vergoedingen die overeenkomstig artikel 3222 aan het agentschap betaald worden;

(c) vrijwillige bijdragen van de lidstaten of de regulerende instanties, uit hoofde van artikel 20, lid 1, onder g)13, lid 8; en

(d) legaten, schenkingen of subsidies uit hoofde van artikel 20, lid 1, onder g)13, lid 8.

  • 2. 
    De uitgaven van het agentschap bestaan uit  omvatten  administratieve, infrastructurele, werkings- en personeelskosten.
  • 3. 
    De ontvangsten en uitgaven van het agentschap moeten in evenwicht zijn.
  • 4. 
    Van alle ontvangsten en uitgaven van het agentschap wordt een raming gemaakt voor elk boekjaar, dat samenvalt met een kalenderjaar; d. Deze ontvangsten en uitgaven worden in de begroting van het agentschap opgenomen.

     713/2009

Artikel 3222

Vergoedingen

 347/2013 overweging 20

  • 1. 
    Aan het agentschap is een vergoeding verschuldigd voor het aanvragen van een vrijstellingsbesluit overeenkomstig artikel 119, lid 1, en voor besluiten inzake grensoverschrijdende kostenverdeling die door het agentschapworden genomen overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EU) nr. 347/2013 i van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 inzake richtsnoeren voor trans-Europese

    energie-infrastructuur 50 .

     713/2009 (aangepast)  nieuw

  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde vergoedingen worden vastgesteld door de Commissie.

Artikel 3323

Opstelling van de begroting

  • 1. 
    De directeur stelt jaarlijks uiterlijk op 15 februari een  voorlopige ontwerpraming  voorontwerp van begroting op voor de operationele uitgaven en het werkprogramma voor het volgende boekjaar en zendt deze ontwerpramingdit voorontwerp aan de raad van bestuur, tezamen met een voorlopige personeelsformatie.
  • 2. 
    De raad van bestuur maakt  stelt  jaarlijks op basis van  de voorlopige ontwerpraming  het ontwerp van de directeur een  voorlopige ontwerp raming van de ontvangsten en uitgaven van het agentschap voor het volgende boekjaar  vast .
  • 3. 
    De raad van bestuur dient deze de  voorlopige ontwerp raming, die tevens een ontwerppersoneelsformatie bevat,  elk jaar uiterlijk op 31 januari  uiterlijk op 31 maart bij de Commissie in. Vóór de definitieve vaststelling van de raming wordt het ontwerp van de directeur eerst ingediend bij de raad van regelgevers, die daarover een met redenen omkleed advies mag uitbrengen.
  • 4. 
    De Commissie dient de in lid 21 vermelde raming tezamen met het voorontwerp van de algemene begroting van de Europese Unie in bij het Europees Parlement en de Raad („de begrotingsautoriteit”).
  • 5. 
    Op basis van de  ontwerp ramingen voert de Commissie in het voor ontwerp van de algemene begroting van de Europese Unie de  ramingen  vooruitzichten in die zij noodzakelijk acht met betrekking tot de personeelsformatie en het bedrag van de subsidie ten laste van de algemene begroting overeenkomstig  artikel 313 en volgende  272 van het Verdrag.
  • 6. 
    De  Raad stelt in zijn rol van  begrotingsautoriteit stelt de personeelsformatie voor het agentschap vast.
  • 7. 
    De raad van bestuur stelt de begroting van het agentschap  vast  op. Deze wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Europese Unie. Indien nodig wordt de begroting dienovereenkomstig aangepast.

50 PB L 115 van 25.4.2013, blz. 39.

  • 8. 
     Voor elke wijziging van de begroting, met inbegrip van de personeelsformatie, wordt dezelfde procedure gevolgd. 
  • 9. 
    8. De raad van bestuur stelt de begrotingsautoriteit onverwijld in kennis van de projecten die hij voornemens is te realiseren en die aanzienlijke financiële gevolgen voor de financiering van de begroting van het agentschap kunnen hebben, met name vastgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen. De raad van bestuur licht tevens de Commissie hierover in. Als een van de takken van de begrotingsautoriteit voornemens is advies uit te brengen, stelt deze het agentschap binnen twee weken na ontvangst van de informatie over het project in kennis van zijn voornemen om een dergelijk advies uit te brengen. Indien het agentschap geen antwoord ontvangt, kan het doorgaan met het geplande project.

Artikel 3424

Uitvoering van en toezicht op de begroting

  • 1. 
    De directeur treedt op als ordonnateur en voert de begroting van het agentschap uit.
  • 2. 
    Uiterlijk op 1 maart na afloop van het boekjaar deelt de rekenplichtige van het agentschap de voorlopige rekeningen, vergezeld van het verslag over het financieel en begrotingsbeheer in het boekjaar, mede aan de rekenplichtige van de Commissie en aan de Rekenkamer. De rekenplichtige van het agentschap zendt het verslag over het financieel en begrotingsbeheer uiterlijk 31 maart van het volgende jaar ook toe aan het Europees Parlement en de Raad. De rekenplichtige van de Commissie consolideert dan de voorlopige rekeningen van de instellingen en gedecentraliseerde organen overeenkomstig artikel 128147 van Regulation (EU, Euratom) No 966/2012

    of the European Parliament and of the Council 51 Verordening (EG, Euratom) nr.

    1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van

    toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen 52 (het

    „Financieel Reglement”).

    Artikel 35

    Indiening van de rekeningen en kwijting

  • 1. 
    1. De rekenplichtige van het agentschap dient de voorlopige rekeningen van het begrotingsjaar (jaar N) uiterlijk op 1 maart van het volgende begrotingsjaar (jaar N+1) in bij de rekenplichtige van de Commissie en bij de Rekenkamer.
  • 2. 
    2.  Het agentschap zendt uiterlijk 31 maart van het jaar N+1 een verslag over het budgettair en financieel beheer voor het jaar N toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer. 

51 Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

52 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

  • 3. 
    Uiterlijk op 31 maart  van het jaar N+1  na afloop van het boekjaar zendt de rekenplichtige van de Commissie de voorlopige rekeningen van het agentschap, vergezeld van het verslag over het financieel en begrotingsbeheer in het boekjaar, toe aan de Rekenkamer. Het verslag over het financieel en begrotingsbeheer tijdens het boekjaar wordt ook toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.
  • 4. 
    Na ontvangst van de door de Rekenkamer geformuleerde opmerkingen over de voorlopige rekeningen van het agentschap  voor het jaar N  overeenkomstig artikel 129  148  van het Financieel Reglement stelt de  rekenplichtige directeur op eigen verantwoordelijkheid de definitieve rekeningen van het agentschap op  voor dat jaar. De uitvoerend directeur  en zendt hij zijze voor advies toe aan de raad van bestuur.
  • 5. 
    De raad van bestuur brengt advies uit over de definitieve rekeningen van het agentschap  voor het jaar N .
  • 6. 
    De directeur  rekenkundige van het agentschap  zendt deze definitieve rekeningen  voor het jaar N , vergezeld van het advies van de raad van bestuur, uiterlijk op 1 juli  van het jaar N+1  na afloop van het boekjaar toe aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.
  • 7. 
    De definitieve rekeningen worden  uiterlijk 15 november van het jaar N + 1  bekendgemaakt  in het Publicatieblad van de Europese Unie .
  • 8. 
    De directeur zendt de Rekenkamer uiterlijk op  30 september van het jaar N+1 

    15 oktober een antwoord op haar opmerkingen. Hij of zij zendt dit antwoord ook toe aan de raad van bestuur en de Commissie.

  • 9. 
    Overeenkomstig artikel 146, lid 3, van het Financieel Reglement verstrekt dDe directeur verstrekt het Europees Parlement op verzoek alle inlichtingen die nodig zijn voor een goed verloop van de kwijtingsprocedure voor het  jaar N betrokken boekjaar  overeenkomstig artikel 109, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 i van de Commissie .
  • 10. 
    Het Europees Parlement verleent op aanbeveling van de Raad, die bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, vóór 15 mei van het jaar N+2, kwijting aan de directeur voor de uitvoering van de begroting van het boekjaar N.

Artikel 3625

Financiële voorschriften

Na raadpleging van de Commissie stelt de raad van bestuur de financiële voorschriften  vast  op die van toepassing zijn op het agentschap. Deze voorschriften mogen afwijken van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 i Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 indien de specifieke eisen van de werking van het agentschap dit noodzakelijk maken en de Commissie vooraf toestemming heeft verleend.

Artikel 26

Fraudebestrijdingsmaatregelen

  • 1. 
    Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige handelingen is Verordening (EG) nr. 1073/1999 i van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding

    (OLAF) 53 zonder enige beperking van toepassing op het agentschap.

  • 2. 
    Het agentschap treedt toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het

    Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) 54 en treft onverwijld passende

voorzieningen die op alle werknemers van het agentschap van toepassing zijn.

  • 3. 
    De financieringsbesluiten, akkoorden en toepassingsinstrumenten die daaruit voortvloeien, bepalen uitdrukkelijk dat de Rekenkamer en OLAF voor zover nodig een controle ter plekke kunnen uitvoeren bij de begunstigden van de kredieten van het agentschap en bij de personeelsleden die bevoegd zijn voor de toekenning van deze kredieten.

     nieuw

Artikel 37

Fraudebestrijding

  • 1. 
    Om de bestrijding van fraude, corruptie en andere illegale handelingen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 883/2013 i te bevorderen, treedt het agentschap binnen zes maanden na de datum waarop het operationeel is geworden toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 betreffende de interne onderzoeken verricht door OLAF en stelt het de geschikte, voor alle werknemers van het agentschap geldende bepalingen vast volgens het model van de bijlage bij dat akkoord.
  • 2. 
    De Europese Rekenkamer is bevoegd voor het uitvoeren van een audit ter plaatse en audits op basis van documenten bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die van het agentschap middelen van de Unie hebben ontvangen.
  • 3. 
    OLAF kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EG) nr. 1073/1999 i en Verordening (EG, Euratom) nr. 2185/96 onderzoeken verrichten, waaronder controles en inspecties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in verband met een subsidie of een door het agentschap gefinancierde overeenkomst.

53 PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

54 PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.

  • 4. 
    Onverminderd de leden 1, 2 en 3 omvatten de samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en internationale organisaties, de contracten, de subsidieovereenkomsten en de subsidiebesluiten van het agentschap bepalingen die de Europese Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid verlenen dergelijke controles en onderzoeken te verrichten overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden.

     713/2009 (aangepast)  nieuw

    HOOFDSTUK V

    ALGEMENE BEPALINGENEN SLOTBEPALINGEN

    Artikel 3827

    Voorrechten en immuniteitenen zetelovereenkomst

  • 1. 
    Het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is van toepassing op het agentschap.

     nieuw

  • 2. 
    De regelingen betreffende de huisvesting van het agentschap in de lidstaat van vestiging en de voorzieningen die deze lidstaat moet treffen, alsmede de bijzondere regels die in de lidstaat van vestiging van toepassing zijn op de directeur, de leden van de raad van bestuur, de werknemers van het agentschap en hun gezinsleden, worden vastgelegd in een zetelovereenkomst tussen het agentschap en de lidstaat waar de zetel is gevestigd. Deze overeenkomst wordt gesloten na goedkeuring door de raad van bestuur.

     713/2009 (aangepast)

    Artikel 3928

    Personeel

  • 1. 
    Het Statuut  van de ambtenaren van de Europese Unie ("het statuut") en  de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden  van de Europese Unie ("de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden")  en de regels die de instellingen van de Europese  Unie  Gemeenschap gezamenlijk hebben vastgesteld met het oog op de toepassing van dit statuut en deze regeling, zijn van toepassing op  al  het personeel van het agentschap, met inbegrip van de directeur.
  • 2. 
    De raad van bestuur stelt in overleg met de Commissie de nodige uitvoeringsmaatregelen vast volgens de regelingen van artikel 110 van het statuut

    van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen.

  • 3. 
    Het agentschap oefent ten aanzien van zijn personeel de bevoegdheden uit die krachtens het sStatuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen zijn verleend aan het tot aanstelling bevoegde gezag, alsook die welke krachtens de rRegeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen zijn verleend aan het tot het aangaan van overeenkomsten bevoegde gezag.
  • 4. 
    De raad van bestuur kan bepalingen vaststellen waardoor uit de lidstaten gedetacheerde nationale deskundigen voor het agentschap kunnen werken.

Artikel 4029

Aansprakelijkheid van het agentschap

 nieuw

  • 1. 
    De contractuele aansprakelijkheid van het agentschap wordt beheerst door de wet die op het betrokken contract van toepassing is.

    Arbitrageclausules in een door het agentschap gesloten contract zijn onderworpen aan de jurisdictie van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

     713/2009 (aangepast)

  • 2. 
    1. In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt het agentschap overeenkomstig de algemene beginselen die de wetgevingen van de lidstaten gemeen hebben, alle schade die het agentschap zelf of het personeel ervan bij de uitoefening van hun taken hebben veroorzaakt.
  • 3. 
    Het Hof van Justitie  van de Europese Unie  heeft rechtsbevoegdheid in geschillen over de vergoeding van dergelijke  de in lid 2 bedoelde  schade.
  • 4. 
    2. De persoonlijke geldelijke en tuchtrechtelijke aansprakelijkheid van de personeelsleden van het agentschap ten aanzien van het agentschap valt onder de desbetreffende voor het personeel van het agentschap geldende voorschriften.

Artikel 4130

Toegang tot documentenTransparantie en communicatie

  • 1. 
    Verordening (EG) nr. 1049/2001 i van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei

    2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement,

    de Raad en de Commissie 55 is van toepassing op de documenten van het agentschap.

  • 3. 
    Tegen de besluiten van het agentschap ingevolge artikel 8 van Verordening (EG) nr.

    1049/2001 kan een klacht worden ingediend bij de Ombudsman of beroep worden ingesteld bij het Hof van Justitie onder de voorwaarden als bedoeld in respectievelijk artikel  228  195 en artikel  263  230 van het Verdrag.

     nieuw

  • 4. 
    Op de verwerking van persoonsgegevens door het agentschap is Verordening (EG)

    nr. 45/2001 56 van toepassing. De raad van bestuur stelt maatregelen vast voor de

    toepassing van Verordening (EG) nr. 45/2001 i door het agentschap, onder meer betreffende de benoeming van de functionaris voor gegevensbescherming van het agentschap. Deze maatregel worden vastgesteld na raadpleging van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.

  • 5. 
    Het agentschap mag op eigen initiatief communicatieactiviteiten op zijn bevoegdheidsgebied uitvoeren. De toewijzing van middelen voor communicatieactiviteiten mag niet nadelig zijn voor de effectieve uitvoering van de

    taken als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 14. De communicatieactiviteiten worden uitgevoerd in overeenstemming met de betrokken, door de raad van bestuur vastgestelde communicatie- en verspreidingsplannen.

    Artikel 42

Bescherming van gerubriceerde gegevens en gevoelige niet-gerubriceerde gegevens

  • 1. 
    Het agentschap stelt eigen veiligheidsvoorschriften vast die gelijkwaardig zijn aan de veiligheidsvoorschriften van de Commissie voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (EUCI) en gevoelige niet-gerubriceerde informatie, onder meer voorschriften betreffende de uitwisseling, verwerking en opslag van dergelijke

informatie, zoals omschreven in Besluiten (EU, Euratom) 2015/443 57 en 15/444 58 .

55 Verordening (EG) nr. 1049/2001 i van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).

56 Verordening (EG) nr. 45/2001 i van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000

betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

57 Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende veiligheid binnen de

Commissie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 41).

  • 2. 
    Het agentschap kan ook besluiten de in lid 1 bedoelde besluiten van de Commissie mutatis mutandis toe te passen. De beveiligingsvoorschriften van het agentschap hebben onder andere betrekking op bepalingen voor de uitwisseling, de verwerking en de opslag van gerubriceerde EU-informatie en gevoelige niet-gerubriceerde informatie.

     713/2009 (aangepast)

Artikel 4331

Deelneming van derde landenSamenwerkingsovereenkomsten

  • 1. 
    Het agentschap staat open voor deelname van derde landen die met de  Unie  Gemeenschap overeenkomsten hebben gesloten op grond waarvan zij  en die  Gemeenschapswetgeving  van de Unie  op het gebied van energie en, voor zover van toepassing, milieu en mededinging, hebben aangenomen en toepassen.
  • 2. 
    Op basis van de desbetreffende bepalingen van deze overeenkomsten worden afspraken gemaakt over met name de aard, omvang en procedurele aspecten van de betrokkenheid van deze landen bij de werkzaamheden van het agentschap, waaronder afspraken over de financiële en personele bijdrage.

     nieuw

  • 3. 
    De raad van bestuur stelt een strategie vast voor betrekkingen met derde landen en internationale organisaties waarvoor het Bureau bevoegd is. De Commissie zorgt ervoor dat het agentschap binnen zijn mandaat en het bestaande institutionele kader opereert door het sluiten van een passende werkovereenkomst met de directeur van het agentschap.

Artikel 32

Comité

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door een comité.
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG i van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

58 Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de

veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).

 713/2009 (aangepast)  nieuw

Artikel 4433

Talenregeling

  • 1. 
    Verordening nr. 1 van de Raad 59 van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in

de Europese Economische Gemeenschap is op het agentschap van toepassing.

  • 2. 
    De raad van bestuur beslist over de interne talenregeling van het agentschap.
  • 3. 
    De voor het functioneren van het agentschap vereiste vertaaldiensten worden geleverd door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie.

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 4534

Beoordeling

  • 1. 
     Uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening en daarna om de vijf jaar,  voert dDe Commissie verricht, bijgestaan door een externe, onafhankelijke deskundige, een evaluatie uit  om de prestaties van het agentschap ten aanzien zijn doelstellingen, mandaat en taken te beoordelen. In de evaluatie wordt met name nagegaan of het noodzakelijk is om het mandaat van het agentschap te wijzigen, alsmede de financiële implicaties van zo’n wijziging  van de activiteiten van het agentschap. Bij deze evaluatie worden de resultaten van het agentschap en zijn aanpak getoetst aan zijn doelstelling, mandaat en taken zoals vastgelegd in deze verordening en in zijn jaarlijkse werkprogramma’s. De evaluatie vindt plaats op basis van een uitvoerige raadpleging in overeenstemming met artikel 10.

59 Verordening nr. 1 van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische

Gemeenschap (PB 17 van 6.10.1958, blz. 385).

 nieuw

  • 2. 
    Wanneer de Commissie van oordeel is dat het voortbestaan van het agentschap niet langer gerechtvaardigd is in het licht van zijn doelstellingen, mandaat en taken, kan zij voorstellen om deze verordening dienovereenkomstig te wijzigen of in te trekken.

     713/2009 (aangepast)  nieuw

  • 3. 
    2. De Commissie dient  de bevindingen van  de in lid 1 bedoelde evaluatie in bij  tezamen met de conclusies in bij het Europees Parlement, de Raad en bij  de raad van regulators van het agentschap.  De bevindingen van de evaluatie moeten openbaar worden gemaakt.  De raad van regulators doet aanbevelingen betreffende wijzigingen van deze verordening, het agentschap en zijn werkmethoden aan de Commissie, die deze aanbevelingen, vergezeld van haar advies en passende voorstellen, aan het Europees Parlement en de Raad kan doorgeven.
  • 4. 
    Binnen drie jaar nadat de eerste directeur in functie is getreden, dient de Commissie de eerste evaluatie in bij het Europees Parlement en de Raad. Daarna komt zijdient de Commissie ten minste om de vier  vijf  jaar met een nieuwe evaluatie  in bij het Europees Parlement en de Raad .

     nieuw

Artikel 46

Intrekking

Verordening (EG) nr. 713/2009 i wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige

verordening en moeten worden gelezen volgens de in bijlage II opgenomen

concordantietabel.

 713/2009 (aangepast)

Artikel 4735

Inwerkingtreding en overgangsmaatregelen

  • 1. 
    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende opna die van haarde bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
  • 2. 
    De artikelen 5 tot en met 11 zijn van toepassing met ingang van 3 maart 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

  • 1. 
    KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1. Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators

1.2. Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur 60

Beleidsterrein: ENERGIE

Activiteit: 32.02 Conventionele en duurzame energiebronnen

1.3. Aard van het voorstel/initiatief

 Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie

 Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende

actie 61

 Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie

 Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie

1.4. Doelstelling(en)

1.4.1. De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

In het strategisch plan van de Europese Commissie voor de periode 2016-2020 zijn de strategische meerjarendoelstellingen tot het einde van het decennium vastgesteld. In het kader van het strategisch plan heeft het onderhavige voorstel betrekking op: “algemene doelstelling A: Een nieuwe impuls voor banen, groei en investeringen”.

Door het institutionele kader dat ten grondslag ligt aan de werking van de Europese energiemarkt te hervormen, voorzien we de markten van de juiste governancemechanismen om duurzame en concurrerende energie voor iedereen te leveren.

Een steeds sterker onderling verbonden energiemarkt kan alleen doeltreffend functioneren, als er passende besluitvormingsforums bestaan waarin de nationale regulators samenkomen. Om de Europese energiemarkt te kunnen integreren moet ACER een dergelijke rol krijgen, alsmede de middelen om de aan hem toegewezen taken te kunnen vervullen.

60 ABM: activiteitsgestuurd beheer (activity-based management); ABB: activiteitsgestuurde begroting (activity-based

budgeting). 61 In de zin van artikel 54, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.

1.4.2. Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

Betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

Het initiatief valt onder begrotingsonderdeel 32 02 10: Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER)

Specifieke doelstelling nr.

Naast de werkzaamheden die reeds zijn verricht door het Agentschap beoogt het huidige initiatief de taken van ACER uit te breiden om te voorzien in een aantal aanvullende

doelstellingen, waarvan het belang voor de welvaart van de Europese energiemarkten niet genoeg kan worden benadrukt.

Dit onderzoek van de taken van het agentschap is derhalve verre van marginaal, aangezien ACER invulling moet geven aan nieuwe taken met een groot toepassingsgebied. Deze omvatten met name de nieuwe taken in verband met de beoordeling van de veiligheid van het systeem voor de evaluatie van de invoering van mechanismen voor capaciteitsvergoeding, alsmede de opstelling van en het toezicht op de regionale operationele centra. Voor het agentschap zijn dit afwijkingen van de gebruikelijke gang van zaken, hetgeen de vraag om de aanvullende posten, die in dit financieel memorandum zijn opgesomd, rechtvaardigt.

Voor zover dergelijke nieuwe doelstellingen van invloed zijn op de financiële middelen die aan het agentschap zijn toegewezen, worden zij hieronder integraal opgenomen. Het onderstaande omvat ook verwijzingen naar de verordeningen waaruit de taken voortvloeien (de elektriciteitsverordening of de risicoparaatheidsverordening) en waarin de taken ofwel worden weergegeven of uitsluitend toegewezen in het ACER-verordeningsvoorstel.

  • 1) 
    Goedkeuring en wijziging van methoden die verband houden met de nieuwe Europese beoordeling van de opwekkingstoereikendheid, alsmede de uitvoering van een beoordeling van voorstellen voor de introductie van dergelijke nieuwe mechanismen op nationaal niveau. Deze taak vormt de kern van de versterkte aanpak van capaciteitsmechanismen op Europees niveau, wordt gerechtvaardigd door de elektriciteitsverordening en komt tot uitdrukking in artikel 9 van de ACER-verordening. Wij schatten dat er op volle sterkte in totaal 7 fte (voltijdequivalent) voor deze taak nodig is.
  • 2) 
    Toezicht houden op de marktprestaties, en met name op de "flexibiliteitsbelemmeringen" op het niveau van de lidstaten, met inbegrip van prijsinterventies. Bovendien moet ACER een methode opzetten voor marktprestaties afgezet tegen voorzieningszekerheidsindicatoren. Markttoezicht en ontwikkeling van de methode is van eminent belang om te komen tot marktintegratie en mededinging op deze gebieden. De elektriciteitsverordening en artikel 11 van de ACER-verordening omschrijven dit, en de benodigde personeelsformatie hiervoor is 0,5 fte.
  • 3) 
    Besluiten nemen over de samenstelling van nieuwe regionale operationele centra (ROC’s) en een regelmatige toezicht en analyse van de prestaties daarvan uitvoeren. Dit omvat ook het op regelmatige basis geven van adviezen en aanbevelingen, naarmate de behoefte daaraan zich voordoet. De opzet van ROC’s is een pijler van de regionaliseringsbenadering; daarvoor is volgens raming 1,5 fte nodig. Artikel 6 van de ACER-verordening omschrijft deze taak.
  • 4) 
    Zorgen voor de interoperabiliteit, de communicatie en het toezicht op regionale prestaties buiten gebieden die niet op EU-niveau zijn geharmoniseerd en die niet onder bovenstaand punt 3) vallen. Dit omvat onder meer de ondersteuning en de coördinatie van de nationale regulerende instanties (NRA’s) die op regionaal niveau samenwerken. Deze activiteiten vergen 1 fte en zijn nodig om volledig van de voordelen van de regionalisatiebenadering te profiteren, zoals bedoeld in artikel 7 van de ACER-verordening.
  • 5) 
    Verbetering van de efficiëntie van de groothandelsmarkt door onder meer: goedkeuring en wijziging van methoden die relevant zijn voor de grensoverschrijdende handel in elektriciteit en andere regelgevingskwesties met grensoverschrijdende relevantie; vaststellings- en uitvoeringsregels voor het gebruik van congestie-inkomsten met het doel om te investeren in het net; vaststellingsregels voor de herverdeling van de bedoelde inkomsten en mogelijke geschillen tussen actoren; toezicht op de intra-daymarkt om verstoringen weg te nemen en een meer liquide handel tot stand te brengen. Al met al denken we 3 fte nodig te hebben, speciaal voor deze nieuwe taak, zoals bepaald in de artikelen 9 en 17 van de elektriciteitsverordening en artikel 7 van de ACER-verordening.
  • 6) 
    Besluiten nemen over geschillen tussen NRA’s via een versterkte raad van beroep aangezien meer zaken voor die raad worden gebracht naar aanleiding van de gelijktijdige uitbreiding van de werkingssfeer van de besluiten van ACER en in het licht van een versterkt regionaal kader. Voor deze taken is 1 fte nodig overeenkomstig artikel 19 van de ACER- verordening.
  • 7) 
    Oprichting van een EU-entiteit van distributiesysteembeheerders (EU DSO), die moet zorgen voor een soepele werking en samenwerking tussen EU DSB en de transmissiesysteembeheerders (TSB’s). Evenals de oprichting van regionale operationele centra (ROC’s) is de oprichting van een EU DSO van cruciaal belang om de uitdagingen die samenhangen met een meer decentraal energiesysteem aan te pakken. Overeenkomstig artikel 50 van de elektriciteitsverordening zijn hiervoor 2 fte nodig.
  • 8) 
    Goedkeuring en wijziging voor de vaststelling van elektriciteitscrisisscenario’s op regionaal niveau, waarbij de methode regelmatig wordt geanalyseerd en gewijzigd. Deze taken zijn van cruciaal belang voor de uitvoering van de in de risicoparaatheidsverordening vastgestelde Europese risicoparaatheidsbenadering; voor deze taken zijn 2 fte nodig.

Wij willen onder de aandacht brengen dat de bovengenoemde lijst met taken samenhangt met de meer algemene ramingen voor nieuwe taken en de daarmee samenhangende behoeften aan personeel, die in de effectbeoordeling te vinden zijn – specifiek in de bijlage over de hervorming van het institutionele kader (hoofdstuk 3.4 van de bedoelde bijlage bij de effectbeoordeling).

De oorspronkelijke raming bood een grove ondergrens van ongeveer 18 extra personeelsleden op grond van de voorgestelde beleidsoptie, wat overeenkomt met de 18 voltijdequivalenten, zoals in dit memorandum gespecificeerd. De beoordeling van dit memorandum moet echter beter worden geacht, wat betreft zowel de mate van gedetailleerdheid van de gespecificeerde taken als de nauwkeurigheid van de ramingen, aangezien deze zijn uitgevoerd tegen de achtergrond van de concrete wetgevingsvoorstellen, hetgeen ten tijde van de opstelling van de effectbeoordeling om overduidelijke redenen niet mogelijk was.

Ook moet erop worden gewezen dat, zoals uitvoeriger is uiteengezet in de begeleidende toelichting bij de bovengenoemde wetgevingsvoorstellen, de aanvullende taken die ACER gaat uitvoeren, aan het subsidiariteitsbeginsel zullen voldoen, ook wat betreft de vraag in hoeverre zij middelen op nationaal niveau zullen vrijmaken voor vergelijkbare taken.

1.4.3. Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.

Het totale effect van het voorstel is dat de werking van de groothandels- en kleinhandelsenergiemarkten wordt versterkt.

De nettobijdrage van de rol van ACER in alle nieuwe taken tezamen zal , indien doeltreffend uitgevoerd, zeer grote effecten hebben via de efficiëntieverbeteringen en de algemene economische en sociale welvaart. In de effectbeoordeling bij het pakket voorstellen in het kader van het initiatief met betrekking tot de opzet van de markt, wordt geraamd dat de invoering van ROC’s en de optimalisering van de netwerkfuncties op regionaal niveau jaarlijks kan leiden tot ongeveer 1 miljard EUR extra, terwijl grensoverschrijdende deelname aan capaciteitsmechanismen zullen leiden tot besparingen van 2 miljard EUR in 2030.

Het toezicht van de Europese toereikendheidsbeoordeling zal leiden tot een efficiëntere regionale coördinatie van het capaciteitsmechanisme om de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening te garanderen, en daardoor kosten te besparen voor de energieconsumenten. Deze mechanismen worden momenteel grotendeels gefinancierd via nationale heffingen en belastingen, met consumenten die hoge, onnodige kosten op zich moeten nemen voor ongecoördineerde maatregelen die gericht zijn op het waarborgen van de voorzieningszekerheid.

De methoden voor de handel in elektriciteit en de exploitatie van het net die door ACER moeten worden ontwikkeld, leiden tevens tot een hoger percentage energiemarktkoppeling, door het gebruik van capaciteit aan de grens te verbeteren, de congestie terug te dringen en de prijsverstoringen te beperken.

De begunstigden van het initiatief zijn onder meer de marktpartijen in de hele keten, alsmede marktdeelnemers en consumenten. Wanneer de effectievere methoden eenmaal worden toegepast, zal de concurrentie in de groothandels- en kleinhandelsmarkten eveneens een positieve impuls krijgen.

Markttoezicht en het stimuleren van samenwerking in regelgevingskwesties moet er in feite uiteindelijk toe leiden dat de prijzen de onderliggende marktrealiteiten beter weergeven en dat de dalende groothandelsprijzen voor energie beter tot uitdrukking komen op kleinhandelsniveau.

De oprichting van regionale operationele entiteiten verkleint eveneens de noodzaak dat een beroep moet worden gedaan op nationale elektriciteitswaarborgen, waarvoor de kosten worden gedragen door het systeem als geheel en in laatste instantie door de consumenten.

Nauwere internationale samenwerking op regelgevingsgebied moet ook de

voorzieningszekerheid in de hele EU sterk verbeteren, waarvan de systeembeheerders en het

systeem als geheel profiteren.

De ontwikkeling van methoden om de markt flexibeler te maken is tevens profijtelijk voor marktdeelnemers die voldoende flexibiliteitsdiensten bieden, alsmede voor aanbieders van nieuwe technologieën die gericht zijn op een flexibeler energienet.

1.4.4. Resultaat- en effectindicatoren

Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

De prestaties van het Agentschap zijn al onderworpen aan door de Commissie uitgevoerde evaluaties die op gezette tijden door externe instanties worden uitgevoerd ter waarborging van de neutraliteit van de beoordeling.

Bovendien voorziet het jaarlijks werkprogramma, dat onderworpen is aan toezicht en advies door de Europese Commissie, in essentiële prestatie-indicatoren van ACER ten opzichte van vastgestelde streefdoelen.

Indicatoren omvatten bijvoorbeeld de tijdige levering van overeengekomen methoden, aangezien die op grond van de voorgestelde verordening verplicht zijn; naast doeltreffende samenwerking tussen NRA’s en de snelle afhandeling van beroepen worden deze ingesteld bij de raad van beroep van ACER. Andere prestatie-indicatoren op het niveau van het agentschap omvatten, op grond van de eis van markttransparantie, dat het agentschap per beoordelingscyclus een analyse uitvoert van een bepaald aantal marktgegevenspunten.

Rekening houdend met de uiteindelijke doelstelling van integratie van de energiemarkten en de rol van ACER bij het samenbrengen van nationale instanties, transmissie- en distributiesysteembeheerders, kan de doeltreffendheid van de maatregelen van ACER worden afgemeten aan betere marktprestaties.

Die marktprestaties worden behandeld in een uitgebreid, door het agentschap uitgevoerd jaarlijks markttoezichtverslag, waarin onder meer verslag wordt gedaan van de tarieven voor het gebruik van interconnecties, de prestaties van de marktkoppeling, de winstmarges op de markt, alsmede een aantal andere marktindicatoren die rechtstreeks samenhangen met de methoden en activiteiten van het agentschap.

1.5. Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1. Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

ACER in staat stellen nieuwe activiteiten te starten wanneer deze door de verordening worden vastgesteld, overeenkomstig de ontwikkelingen op de energiemarkt; bijdragen tot een concurrerende, duurzame en veilige energie-unie.

1.5.2. Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

De noodzaak van optreden door de EU is gebaseerd op aanwijzingen dat afzonderlijke nationale benaderingen kunnen leiden tot suboptimale maatregelen, onnodig dubbel werk, marktinefficiënties en “ieder-voor-zich”-beleid. Kortom, de totstandbrenging van een interne energiemarkt die zorgt voor concurrerende en duurzame energie voor iedereen, zou onmogelijk zijn zonder duidelijke, gemeenschappelijke voorschriften inzake de handel in energie, de werking van het net en een zekere mate van productstandaardisering. ACER biedt een forum voor nationale regulators om gezamenlijk overeenstemming te bereiken over gedeelde beginselen en methoden.

De toegenomen interconnectie van de EU-elektriciteitsmarkt biedt kansen, maar levert ook problemen op. Bij gebrek aan gecoördineerde maatregelen inzake kwesties die directe gevolgen hebben voor de grensoverschrijdende elektriciteitsmarkten, zou de totstandbrenging van een interne energiemarkt een utopie blijven. Nationale beleidsinterventies in de elektriciteitssector hebben rechtstreekse gevolgen voor naburige lidstaten, vanwege de onderlinge energieafhankelijkheid en de netinterconnecties. Het waarborgen van de stabiliteit van het net en de efficiënte werking ervan kan steeds moeilijker op nationaal niveau alleen worden gedaan, aangezien de toegenomen grensoverschrijdende handel, het van de grond komen van gedecentraliseerde elektriciteitsopwekking en de toegenomen deelname van consumenten het potentieel voor overloopeffecten versterken. Geen enkele lidstaat kan alleen doeltreffend handelen en de externe gevolgen van unilaterale maatregelen zijn mettertijd groter geworden.

Terwijl de lidstaten in zekere mate vrijwillig reeds samenwerken om enkele van de bovengenoemde problemen aan te pakken, bijvoorbeeld via regionale initiatieven zoals het Pentalateraal Energieforum, werken deze forums als politieke coördinatie-instanties en kunnen zij geen bindende besluiten nemen over detailkwesties waarover een besluit moet worden genomen om de bestaande fragmentering van de werking van het systeem te vermijden, toezicht te houden op de regelgeving en overheidsinterventie in de elektriciteitsmarkten te voorkomen.

1.5.3. Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Een evaluatie van de Commissie over de activiteiten van het agentschap is bekendgemaakt op 22.1.2014 [C(2014) 242 final]. Bij die evaluatie is gebleken dat ACER sinds de oprichting ervan een geloofwaardige en gerespecteerde instelling is geworden die een prominente rol speelt op het gebied van energieregelgeving In het algemeen houdt ACER zich bezig met de juiste prioriteiten, die zijn vastgesteld in de oprichtingsverordening en in het jaarlijkse programmeringsdocument. Het agentschap heeft zich echter beklaagd over een gebrek aan middelen om haar taken te vervullen en, om de statutaire doelstellingen te bereiken, was een zekere mate van herverdeling nodig. In dit verband is het van bijzonder belang dat ten behoeve van de nieuwe taken die in het kader van het onderhavige voorstel aan het agentschap worden opgedragen voldoende en evenredige budgettaire en personele middelen worden uitgetrokken om een ware energie-unie te kunnen opbouwen.

1.5.4. Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Het voorstel is in overeenstemming met de politieke richtsnoeren van de Commissie Juncker, aangezien de totstandbrenging van een schokbestendige energie-unie met een toekomstgericht klimaatbeleid daarin tot een van de strategische doelstellingen is uitgeroepen.

Deze ambitie is bevestigd in het werkprogramma van de Commissie voor 2015 en verder uitgewerkt in de kaderstrategie van de Commissie voor een schokbestendige energie-unie [COM(2015) 80 final i van 25.2.2015]. Een verdere stimulans voor de totstandbrenging van een duurzame en concurrerende Europese energie-unie was de ratificatie van de overeenkomst van de Verenigde Naties tijdens de 21e Conferentie van de partijen (COP21) in Parijs.

Bovendien wordt in de klimaat- en energiedoelstellingen van de EU voor 2020 en 2030 voorzien in de integratie van een groter aandeel hernieuwbare elektriciteitsopwekking, waardoor een grotere behoefte aan een flexibel netbeheer ontstaat om te zorgen voor een kostenefficiënte omschakeling naar schone energie. Betere samenwerking op regelgevingsgebied binnen ACER is een voorwaarde om deze doelstellingen te bereiken.

1.6. Duur en financiële gevolgen

 Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

–  Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

–  Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ

 Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

– Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2018 tot en met 2019,

– gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7. Beheersvorm(en) 62

Direct beheer door de Commissie

–  uitvoerende agentschappen;

Gedeeld beheer met lidstaten

Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

 internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

 de EIB en het Europees Investeringsfonds;

 de in de artikelen 208 en 209 bedoelde organen;

 publiekrechtelijke organen;

 privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

 privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

 personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken

basishandeling.

Opmerkingen

Geen.

62 Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/EN/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx .

  • 2. 
    BEHEERSMAATREGELEN

2.1. Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Alle agentschappen van de EU werken onder een strikt controlesysteem met een interne auditdienst, de dienst Interne audit van de Commissie, de raad van bestuur van ACER, de Rekenkamer en de Begrotingsautoriteit. Dit systeem is vastgelegd in de verordening tot

oprichting van het ACER van 2009, en blijft van toepassing.

2.2. Beheers- en controlesysteem

2.2.1. Mogelijke risico's

Geen.

2.2.2. Controlemiddel(en)

Niet van toepassing.

2.3. Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

Reeds sinds de oprichting van ACER gelden er fraudebestrijdingsmaatregelen; deze blijven van kracht. Daarin wordt met name gesteld dat de Rekenkamer en OLAF voor zover nodig een controle ter plekke kunnen uitvoeren bij de begunstigden van de kredieten van het agentschap en bij de personeelsleden die bevoegd zijn voor de toekenning van deze kredieten. Deze bepalingen maakten deel uit van artikel 26 van de oprichtingsverordening van ACER, en blijven gelden.

  • 3. 
    GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1. Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

• Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Begrotingsonderdeel Soort

Rubriek krediet

Bijdrage

van het

meerjarige in de zin van financiële Omschrijving……1A…………………...…… GK/ van EVA-

van van derde artikel 21, lid 2,

kader …… NGK 63 landen 64 kandidaatonder

b), van het

lidstaten 65 landen Financieel

Reglement

32.02.10: Agentschap voor de

samenwerking tussen GK NEE NEE NEE JA

energieregulators (ACER)

• Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Begrotingsonderdeel Soort

Rubriek krediet

Bijdrage

van het

meerjarige in de zin van van

financiële Nummer artikel 21, lid 2, kandidaatvan derde onder b), van het

kader [Omschrijving……………………………]

GK/ NGK van EVA- landen

lidstaten landen Financieel

Reglement

[XX.YY.YY.YY] JA/NE JA/NE

E JA/NEE E JA/NEE

63 GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten. 64 EVA: Europese Vrijhandelsassociatie. 65 Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.

3.2. Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële

kader Nummer Rubriek 1A

ACER (alleen nieuwe taken) 2019 2020

Titel 1: Vastleggingen (1) 280 000 992 000 Betalingen

  • (2) 
    280 000 992 000

Titel 2: Vastleggingen

(1a) 46 000

Betalingen (2a) 46 000

Titel 3: Vastleggingen (3a)

Betalingen (3b)

Vastleggingen =1+1a +3 280 000 1 038 000

TOTAAL kredieten

voor ACER =2+2a Betalingen 280 000 1 038 000

+3b

Merk op dat de bovenstaande begrotingscijfers zijn gebaseerd op de veronderstelling van een geleidelijk tijdschema voor de personeelswerving, waarbij wordt uitgegaan van gemiddeld zes maanden aanwezigheid van personeel dat in het eerste jaar in dienst moet worden genomen.

Rubriek van het meerjarige financiële

kader 5 "Administratieve uitgaven"

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

2019 2020

DG: uitsluitend toezicht op nieuwe taken ENER

 Personele middelen 0 0

 Andere administratieve uitgaven 0 0

TOTAAL DG ENER Kredieten 0 0

TOTAAL kredieten

voor RUBRIEK 5 (totaal vastleggingen =

van het meerjarige financiële kader totaal betalingen)

0 0

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

2019 2020

TOTAAL kredieten Vastleggingen 280 000 1 038 000 onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5

van het meerjarige financiële kader Betalingen 280 000 1 038 000 3.2.2. Geraamde gevolgen voor de kredieten voor ACER

–  Voor het voorstel zijn geen beleidskredieten nodig

–  Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

– Vastleggingskredieten, in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaar Jaar Jaar Jaar Vul in: zoveel jaren als nodig om de duur van

Vermeld N N+1 N+2 N+3 de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) TOTAAL

doelstellingen en outputs OUTPUTS

Soort Gem. tal Koste tal Koste tal Koste tal Koste tal Koste tal Koste tal Koste Totaal Totale

 66 kosten A an n A an n A an n A an n A an n A an n A an n aantal kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1 67 …

  • Output
  • Output
  • Output

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2…

  • Output

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2

66 Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).

67 Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…".

TOTALE KOSTEN

3.2.3. Geraamde gevolgen voor de personele middelen van ACER

3.2.3.1. Samenvatting

–  Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

–  Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

2019 2020

Ambtenaren (AD)

Ambtenaren (AST)

Arbeidscontractante

n 8 14

Tijdelijke

functionarissen 0 4

Gedetacheerde

nationale deskundigen 0 0

TOTAAL 8 18

Geraamde gevolgen voor het personeel (aanvullende fte) – personeelsformatie

Functiegroep en rang 2019 2020

AD16

AD15

AD14

AD13

AD12

AD11

AD10 2

AD9 2 AD8

AD7

AD6

AD5

AD Totaal 0 4

AST11

AST10

AST9

AST8

AST7

AST6

AST5

AST4

AST3

AST2

AST1

AD Totaal

AST/SC 6

AST/SC 5

AST/SC 4

AST/SC 3

AST/SC 2

AST/SC 1

AST/SC Totaal

EINDTOTAAL 0 4 Geraamde gevolgen voor het personeel (extra) - extern personeel

Arbeidscontractanten 2019 2020

Functiegroep IV 8 14

Functiegroep III

Functiegroep II

Functiegroep I

Totaal 8 14

Gedetacheerde nationale deskundigen 2019 2020

Totaal 0 0

Merk op dat de eerste indienstneming is gepland voor begin 2019, als voorbereiding op de uitvoering van de verordening. De goedkeuring moet zo mogelijk eind 2018, en liefst vóór de verkiezingen van het Europees Parlement in mei 2019 plaatsvinden.

De samenstelling van het personeel op kruissnelheid (18 fte in 2020, moet wellicht worden herzien in het licht van de uitkomst van de wetgevingsprocedure, om te zorgen voor een passend evenwicht tussen functieprofielen en uit te voeren nieuwe taken. De Commissie zal de personele en budgettaire behoeften voor het volgende jaar derhalve op tijd opnieuw beoordelen.

3.2.3.2. Geraamde personeelsbehoeften van het verantwoordelijke DG

–  Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

–  Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1 decimaal)

Jaar Jaar Jaar Vul in: zoveel jaren als nodig

N N+1 N+2 Jaar N+3 om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)

XX 01 01 02 (delegaties)

XX 01 05 01 (onderzoek door derden)

10 01 05 01 (eigen onderzoek)

Extern personeel (in voltijdequivalenten fte) 68

XX 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen")

XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties)

XX 01 04 - zetel

70

jj 69

  • delegaties

XX 01 05 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden)

10 01 05 02 (AC, END, SNE – eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

TOTAAL

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

68 AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END =

Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JED= Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties).

69 Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen). 70 Voornamelijk voor de structuurfondsen, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

(Elfpo) en het Europees Visserijfonds (EVF).

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Extern personeel

De beschrijving van de berekening van de kosten per voltijdequivalent dient in bijlage V, punt 3, te worden opgenomen.

3.2.4. Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

–  Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader

–  Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader

Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

De begrotingslijn van ACER (032010) moet worden verhoogd met het in tabel 3.2.1 vermelde jaarlijkse bedrag.

–  Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of

herziening van het meerjarige financiële kader 71

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

3.2.5. Bijdragen van derden

– Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden

– Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaar Jaar Jaar Jaar Vul in: zoveel jaren als nodig om

N N+1 N+2 N+3 de duur van de gevolgen weer te Totaal geven (zie punt 1.6)

Medefinancieringsbron

TOTAAL medegefinancierde kredieten

71 Zie de artikelen 11 en 17 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad tot bepaling van

het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020.

3.3. Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

–  Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

–  Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

 voor de eigen middelen

 voor de diverse ontvangsten

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Voor het Gevolgen van het voorstel/initiatief 72

Begrotingsonderdeel voor lopende

ontvangsten: begrotingsjaar beschikbare 2018 2019 2020 Jaar Vul in: zoveel jaren als nodig om de duur

kredieten N+3

van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

ACER begrotingsonderdeel

32 02 10 ………….

Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

72 Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden

vermeld, d.w.z. na aftrek van 25% aan inningskosten.


3.

Herziene versies, correcties en addenda

5 okt
'17
ANNEX to the Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL Establishing a European Union Agency for the Cooperation of Energy Regulators (recast)
PROPOSAL

15149/16 ADD 1 REV 1
5 okt
'17
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL establishing a European Union Agency for the Cooperation of Energy Regulators (recast)
PROPOSAL

15149/1/16 REV 1
2 dec
'16
BIJLAGEN bij Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (herschikking)
PROPOSAL
Secretary-General of the European Commission
15149/16 ADD 1
 
 
 

4.

Meer informatie

 

5.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.