Vragen en antwoorden over de jaarlijkse mededeling van de Commissie "Duurzame visserij in de EU: stand van zaken en oriëntaties voor 2024”

Met dank overgenomen van Europese Commissie (EC) i, gepubliceerd op woensdag 14 juni 2023.

Waarom brengt de Commissie vandaag verslag uit over de visserij?

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1380/2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid publiceert de Commissie elk jaar een mededeling met actuele informatie over de toestand van de EU-visserij. Dit leidt tot een openbare raadpleging over de huidige situatie en de toekomstige koers van de vangstmogelijkheden voor 2024.

De vangstmogelijkheden, of de totaal toegestane vangsten (TAC's) — de vangstbeperkingen voor bepaalde visbestanden — zijn quota voor de meeste commerciële visbestanden van Europa om hun toestand gezond te houden of hen te helpen zich te herstellen, en er tegelijkertijd voor te zorgen dat EU-vissers over gezonde visbestanden beschikken om hun levensonderhoud te waarborgen. In het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) zijn de EU-lidstaten wettelijk verplicht de visbestanden op een duurzaam niveau te beheren.

Wat zijn de belangrijkste indicatoren van deze beoordeling?

De EU is nu in het tiende jaar van de tenuitvoerlegging van het GVB, na de hervorming ervan in 2013. In de mededeling wordt de vooruitgang beoordeeld die is geboekt bij de verwezenlijking van de belangrijkste doelstellingen van het GVB: instandhouding van de visbestanden, bescherming van het mariene milieu en waarborging van de economische levensvatbaarheid van de vissersvloot van de EU.

In de mededeling van vandaag wordt met name ingegaan op:

  • de vooruitgang die is geboekt bij het in overeenstemming brengen van de exploitatie van visbestanden met juridisch bindende duurzaamheidsdoelstellingen/parameters;
  • het evenwicht tussen de capaciteit van de EU-vloot en de beschikbare vangstmogelijkheden;
  • de sociale en economische prestaties van de EU-vloot; en
  • de uitvoering van de aanlandingsverplichting (d.w.z. dat alle vangsten naar de haven moeten worden gebracht).

Hoe presteert de EU-vloot in economisch opzicht?

Aangezien brandstofkosten een van de belangrijkste kostenposten voor de vissersvloot van de EU zijn, heeft de piek in de brandstofprijzen als gevolg van de militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne grote gevolgen gehad voor de sociaal-economische prestaties van de vissersvloot van de EU. Na in de zomer van 2022 een piek te hebben bereikt, zijn de brandstofprijzen geleidelijk gedaald, waardoor de vissersvloot van de EU in 2022 van een verliesgevende positie kan evolueren naar een over het geheel genomen kleine winst in 2023. Niettemin zouden de huidige brandstofprijzen, die 70 % hoger blijven dan in 2021, in 2023 gemiddeld zeer klein tot geen nettowinst opleveren. De vissersvloot van de EU zal dus financieel kwetsbaar blijven tenzij de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen wordt verminderd.

De sociaal-economische prestaties zijn echter niet voor alle vlootsegmenten gelijk. Er zijn verschillen tussen vlootsegmenten en visserijgebieden, afhankelijk van de toestand van de visbestanden op regionaal niveau en de verschillende niveaus van energie-efficiëntie in de vlootsegmenten:

  • Vlootsegmenten die afhankelijk zijn van duurzaam geëxploiteerde bestanden en die hun energie-efficiëntie (of hun brandstofintensiteit) hebben verhoogd, zijn doorgaans veerkrachtiger en genereren hogere lonen voor hun vissers.
  • Anderzijds vertonen vlootsegmenten die afhankelijk zijn van overbeviste bestanden en een hoog brandstofverbruik hebben doorgaans slechte economische prestaties en lagere lonen.

De Commissie heeft een stap gezet om de energietransitie van de visserij- en aquacultuursector van de EU te vergemakkelijken door in februari van dit jaar een mededeling goed te keuren die een reeks maatregelen bevat om de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen en die gericht is op een klimaatneutrale visserij- en aquacultuursector. De Commissie heeft maatregelen voorgesteld om de sector te ondersteunen bij het versnellen van de energietransitie, door de brandstofefficiëntie te verbeteren en over te schakelen op hernieuwbare, koolstofarme energiebronnen. Een van de belangrijkste acties is een partnerschap voor energietransitie voor de visserij en de aquacultuur in de EU, dat alle belanghebbenden zal samenbrengen, onder meer op het gebied van visserij, aquacultuur, scheepsbouw, havens, energie, ngo's, nationale en regionale autoriteiten, om gezamenlijk de uitdagingen van de energietransitie van de sector aan te pakken. Het partnerschap zal deze week officieel van start gaan.

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de visbestanden in de verschillende zeebekkens?

In het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (met inbegrip van de Noordzee en de Oostzee) is de overgang naar duurzaamheid wijdverbreid en zichtbaar. Terwijl de meeste bestanden begin jaren 2000 nog werden overbevist, worden de bestanden nu in het algemeen duurzaam geëxploiteerd. Dit is tastbare en belangrijke vooruitgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). Om de waarde van goed beheer in de Golf van Biskaje voor het eerst in het kader van het GVB te illustreren, werden in 2021 geen bestanden overbevist. Veel visserijen in de Oostzee staan echter voor grote uitdagingen.

In de Middellandse Zee en de Zwarte Zee worden de meeste bestanden nog steeds overbevist, maar er is een duidelijke positieve trend naar minder overbevissing. De visserijsterfte is het sterkst gedaald in het oostelijke deel van de Middellandse Zee, gevolgd door de Zwarte Zee en het westelijke deel van de Middellandse Zee. Er is weinig veranderd in het centrale Middellandse Zeegebied. Waar de visserijsterfte is gedaald, neemt de biomassa van het visbestand toe. Dit draagt bij tot een verbetering van de vangsten en de rentabiliteit van de visserij en verhoogt de koolstofefficiëntie ervan (in termen van kg gevangen vis per kg uitgestoten koolstof). Er zijn nog meer inspanningen nodig om de duurzaamheid in de twee zeebekkens te vergroten.

Welke maatregelen neemt de Commissie om de situatie in de Oostzee aan te pakken?

De nijpende situatie in de Oostzee en haar rivieren blijft van invloed op de visbestanden en hun ontwikkeling. De Oostzee kampt momenteel met diverse vormen van druk die tot een achteruitgang van de biodiversiteit hebben geleid, zoals een hoge verontreiniging door nutriëntentoevoer en aanhoudend hoge niveaus van contaminanten. Dit is deels het gevolg van het niet uitvoeren van EU-wetgeving.

Het meerjarig visserijbeheersplan voor de Oostzee maakt gebruik van alle instrumenten van het visserijbeleid — geschorste doelvisserij voor vier van de tien visbestanden, vaststelling van TAC's onder het aanbevolen maximumniveau, sluiting van bepaalde gebieden waar vis paait en beperking van recreatievisserij — om de visbestanden te helpen herstellen. Tenzij de lidstaten de volledige relevante EU-wetgeving volledig toepassen en uitvoeren, zullen de instrumenten van het visserijbeleid echter niet volstaan om alle visbestanden in staat te stellen zich te herstellen. Na een eerste editie in 2020 zal op 29 september 2023 de tweede conferentie „Onze Oostzee” plaatsvinden om met de Oostzeelidstaten te discussiëren over de verwezenlijkingen en uitdagingen in de toekomst.

Welke maatregelen neemt de Commissie om de situatie in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee aan te pakken?

De Commissie moedigt de lidstaten aan hun inspanningen ter verwezenlijking van de doelstellingen van het MAP WestMed voort te zetten en begeleidende maatregelen te ontwikkelen in het kader van het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur (EFMZVA). Het voorstel van de Commissie inzake vangstmogelijkheden zal de uitvoering van het meerjarenplan voor de westelijke Middellandse Zee bevorderen om uiterlijk op 1 januari 2025 de MDOte bereiken. De Commissie zal uiterlijk in juli 2024 verslag uitbrengen over de werking van dit plan.

Het beheer van gedeelde bestanden is ook noodzakelijk om een gelijk speelveld voor alle vissers in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee te waarborgen. De Commissie en de lidstaten zullen daarom blijven werken in de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee en de resultaten opnemen in het voorstel voor vangstmogelijkheden voor 2024.

Hoe staat het met de uitvoering van de aanlandplicht?

Wat de aanlandingsverplichting betreft, blijven de naleving en controle nu in het vijfde jaar van de volledige toepassing ervan zwak. Uit de audits door de Commissie en de initiatieven van het Europees Bureau voor visserijcontrole (EBVC) blijkt een algemeen gebrek aan naleving.

Een deel van de oplossing moet afkomstig zijn van nieuwe en innovatieve controle-instrumenten, met name het gebruik van elektronische monitoring op afstand (REM). Hierover is voorlopig overeenstemming bereikt met het Parlement en de Raad in het kader van het voorstel van de Commissie voor een herzien visserijcontrolesysteem. De Commissie moedigt de lidstaten aan het gebruik van de beschikbare middelen te verbeteren om de selectiviteit te verbeteren en ongewenste vangsten te verminderen.

Zwakke naleving, ongedocumenteerde teruggooi en onjuiste rapportage van vangsten ondermijnen de nauwkeurigheid van de vangstgegevens (aanlandingen, ongewenste vangsten en teruggooi) en de rapportage, die ten grondslag liggen aan de kwaliteit van het wetenschappelijk advies. De Commissie zal met de regionale groepen van de lidstaten en het WTECV samenwerken aan een evaluatie van de vrijstellingen van de aanlandingsverplichting om de nauwkeurigheid van de gegevens te verbeteren.

Hoe heeft de terugtrekking van het VK uit de EU gevolgen gehad voor de vaststelling van TAC's met derde landen?

Sinds de terugtrekking van het VK uit de EU beslist de EU niet uitsluitend over de Atlantische en Noordzeebestanden. De handels- en samenwerkingsovereenkomst met het VK maakt overleg over TAC-niveaus mogelijk om tot overeenkomsten te komen. Bij de vaststelling van TAC's voor gedeelde bestanden wordt ook rekening gehouden met de conclusies van ander overleg met derde landen in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (EU-VK-Noorwegen, EU-Noorwegen, andere kuststaten).

De handels- en samenwerkingsovereenkomst biedt een solide basis voor het duurzame beheer en de duurzame exploitatie van gedeelde visbestanden. De EU blijft haar doelstellingen verdedigen in het jaarlijkse overleg over de vangstmogelijkheden via het Gespecialiseerd Comité voor de visserij (SCF) EU-VK, dat in het kader van de handels- en samenwerkingsovereenkomst is opgericht.

Het overleg met het VK zal plaatsvinden tussen oktober en december, met het oog op een tijdige afronding, in de aanloop naar de Raad van december. Tegen die tijd wil de Commissie voorstellen de resultaten op te nemen in de TAC-verordening voor 2024. Indien er op 20 december geen overeenstemming is bereikt, bepaalt de handels- en samenwerkingsovereenkomst dat elke partij voorlopige TAC's vaststelt die vanaf 1 januari van toepassing zijn op het door de ICES aanbevolen niveau, waarbij de TAC's voor bijzondere bestanden worden vastgesteld overeenkomstig richtsnoeren. Het SCF werkt momenteel aan deze richtsnoeren.

Wat zijn de vangstmogelijkheden? Hoe worden ze vastgesteld?

Elk jaar stelt de Commissie de totaal toegestane vangsten (TAC's) voor, namelijk de vangstbeperkingen voor visbestanden. De TAC's zijn van toepassing op de meeste commerciële bestanden in de noordelijke EU-wateren en op tonijn en zwaardvis in de Middellandse Zee.

Onafhankelijke wetenschappelijke adviezen en sociaal-economische analyses vormen de basis voor de Commissie om bedragen voor te stellen.

Later dit jaar neemt de Raad, bestaande uit de ministers van Visserij van de lidstaten, een definitief besluit over de TAC's. Zodra de TAC's zijn vastgesteld, worden de bedragen over de lidstaten verdeeld volgens vooraf overeengekomen percentages in nationale quota. De lidstaten beheren deze en verdelen ze over hun visserijsector, als een mogelijkheid om gedurende het kalenderjaar een bepaalde hoeveelheid vis te vangen en aan te landen (zie infografiek „Vaststelling van vangstbeperkingen en quota”).

Het meerjarenplan voor het westelijke Middellandse Zeegebied (MAP WestMed) heeft tot doel tegen 1 januari 2025 duurzame niveauste bereiken. Daarom zal de Raad voor 2024, op basis van wetenschappelijk advies, een besluit nemen over het niveau van de vangstmogelijkheden voor de bestanden die onder het meerjarenplan vallen, tegen de achtergrond van de doelstelling van het meerjarenplan.

Voor de vangstmogelijkheden die in het kader van de regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's) zijn overeengekomen, onderhandelt de Commissie over instandhoudings- en beheersmaatregelen, met inbegrip van vangstmogelijkheden. De verordeningen inzake de vangstmogelijkheden omvatten de door de ROVB's vastgestelde maatregelen, en met name die welke betrekking hebben op de EU. Het tijdschema voor hun opname volgt de kalender van de vergaderingen van die organisaties.

Waar komt het wetenschappelijk advies vandaan?

Vissers en nationale overheden verstrekken gegevens over hun vangsten en visserijactiviteiten, zodat visserijwetenschappers de toestand van de bestanden kunnen beoordelen. De wetenschappers gebruiken ook monsters van commerciële aanlandingen en teruggooi. Tegelijkertijd gebruiken zij onderzoeksvaartuigen om de hoeveelheden vis in zee te bemonsteren op verschillende locaties en op verschillende tijdstippen van het jaar, onafhankelijk van de visserijactiviteit. De deskundigen bepalen de toestand waarin het bestand verkeert en berekenen vervolgens de hoeveelheden die in het jaar daarop zouden mogen worden bevist om de duurzaamheid te waarborgen. Deze werkzaamheden worden geleid door de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES), een onafhankelijke instantie die de Commissie wetenschappelijk advies verstrekt. In bepaalde gevallen worden, net als voor de Middellandse Zee, andere adviesorganen, zoals het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV), geraadpleegd.

Op internationaal niveau is het proces vergelijkbaar: De ROVB's gebruiken gegevens van wetenschappelijke instanties om het nodige wetenschappelijke advies te verstrekken.