Verdrag van Lissabon: overeenkomsten en verschillen met Europese grondwet

Met dank overgenomen van Europa Nu.
Vlag Europese Unie
Bron: MPD01605

Het Verdrag van Lissabon waarover de Europese regeringsleiders het in juni 2007 eens werden, komt op een groot aantal punten overeen met de Europese grondwet uit 2004 i. Er zijn echter ook belangrijke verschillen, waardoor het Verdrag van Lissabon zich volgens de Raad van State "kenmerkend onderscheidt van het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa". Hieronder worden een aantal belangrijke verschillen en overeenkomsten op een rij gezet.

1.

Verschillen

  • Het Europese volkslied en de Europese vlag worden niet meer genoemd.
  • De taken van de Europese Commissie i worden duidelijker afgebakend: publieke diensten (zoals volkshuisvesting, sociale zekerheid en gezondheidszorg) vallen niet onder de interne markt. Lidstaten houden dus een ruime bevoegdheid op die terreinen.
  • Het Handvest van de Grondrechten is uit de tekst gehaald. Maar er is wel een verwijzingsregeling opgenomen naar het handvest, waardoor het juridisch bindend blijft (al kunnen landen ervoor kiezen niet mee te doen: de 'opt-out' - het Verenigd Koninkrijk en Polen willen dat).
  • Nationale parlementen i krijgen een zogenaamde 'oranje kaart': als meer dan de helft van alle nationale parlementen vindt dat een voorstel van de Europese Commissie in strijd is met het subsidiariteitsbeginsel, dan moet de Commissie het voorstel heroverwegen en besluiten of zij het voorstel intrekt, aanpast of handhaaft. In dat laatste geval moet de Commissie duidelijk motiveren waarom zij vindt dat er geen strijd is met het subsidiariteitsbeginsel i. Zet de Commissie dan alsnog door, dan kan de Raad van Ministers i met 55% van de stemmen, of een meerderheid in het Europees Parlement i, besluiten het voorstel niet te behandelen.
  • Er komt geen Europese minister voor Buitenlandse Zaken (zoals voorgesteld in de grondwet). Wel blijft de Hoge Vertegenwoordiger voor het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (GBVB) bestaan; deze gaat echter niet alleen deel uitmaken van de Raad van Ministers i, maar ook van de Europese Commissie i,
  • De bepaling uit de Europese Grondwet dat Europese regelgeving voorgaat boven nationale wetgeving, is vervallen. De jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie i dat Europees recht voorrang heeft boven nationaal recht blijft onaangetast.
  • Er wordt nu (in een voetnoot van het Verdrag van Lissabon) verwezen naar de ' Criteria van Kopenhagen ', essentiële zaken waar kandidaat-lidstaten aan moeten voldoen. Dit was een verzoek van Nederland om de drempel voor nieuwe lidstaten te verhogen.
  • Er komt een speciale solidariteitsclausule die stelt dat de EU-lidstaten elkaar helpen bij energiecrises.
  • De huidige rechtsinstrumenten blijven bestaan: richtlijnen, verordeningen, beschikkingen etc. De Europese grondwet stelde voor deze te vervangen door Europese wetten en kaderwetten.
  • De doelstelling uit de Grondwet om tot een volledig vrije markt te komen waarin geen ruimte meer is voor protectionisme van nationale industrie, is geschrapt. Het tegengaan van concurrentievervalsing als doel van de Europese Unie is verhuisd van het verdrag zelf naar een protocol.

2.

Gelijk gebleven

De volgende voorstellen maakten al deel uit van de Europese Grondwet, en zijn overgenomen in het Verdrag van Lissabon. Let wel: in deze gevallen is wel sprake van een wijziging ten opzichte van de huidige situatie.

  • Nationale parlementen i krijgen een zogenaamde 'gele kaart': als 1/3 van de parlementen vindt dat iets beter nationaal dan Europees kan worden geregeld, moet de Commissie i haar voorstellen opnieuw bekijken, eventueel aanpassen en duidelijk maken waarom een voorstel nodig is.
  • Het Europees Parlement i krijgt ook zeggenschap over de landbouwuitgaven: de grootste uitgavenpost van de EU.
  • De Europese Commissie i zou kleiner worden: zo groot als 2/3 van aantal lidstaten, dat wil zeggen nog maar 19 in plaats van 28 eurocommissarissen. Landen krijgen per toerbeurt een eurocommissaris. Dit zou aanvankelijk vanaf 1 november 2014 in gaan, maar later is besloten dat dit niet doorgaat.
  • Tot 1 november 2014 werd er in de Raad van Ministers i gestemd met gewogen stemmen (elk land had een aantal punten, een minimum aantal punten was nodig om een voorstel goed te keuren). Dat is sinds 1 november 2014 veranderd; als 55% van de lidstaten (ten minste 15) die 65% van de Europese bevolking vertegenwoordigen vóór stemmen, is het besluit aangenomen. Dat betekent dat het makkelijker wordt om voorstellen goedgekeurd te krijgen. Deze stemwijze is overigens de hoofdregel; er zijn uitzonderingen.
  • De Europese Raad (de regeringsleiders) krijgt een vaste voorzitter met een zittingsduur van 2,5 jaar.
  • Een miljoen burgers uit de EU kunnen de Europese Commissie vragen een voorstel te maken over een bepaald onderwerp.
  • Het veto op het gebied van asiel- en migratiebeleid en justitiële samenwerking vervalt: één land kan dan niet langer een besluit blokkeren. Nederland dus ook niet. Het Europees Parlement en de Europese Commissie mogen op deze terreinen ook gaan meebeslissen. Voor defensiebeleid, buitenlands beleid, en het vaststellen van de begroting blijft het veto bestaan.
  • Er is uitdrukkelijk opgenomen dat lidstaten uit de EU mogen stappen.