Oranje kaart

Met dank overgenomen van Europa Nu.
Binnenhof - Den Haag

De nationale parlementen van de lidstaten van de Europese Unie hebben de mogelijkheid om bij nieuwe voorstellen voor Europese wetgeving aan te geven dat het onderwerp van een wetsvoorstel niet op Europees niveau, maar op landelijk, provinciaal of gemeentelijk niveau thuishoort. Als de helft van de nationale parlementen aangeeft dat een onderwerp niet Europees behandeld moet worden dan moet de Europese Commissie i het voorstel heroverwegen. Er wordt dan gesproken van de 'oranje kaart'.

De Europese Commissie kan bij een oranje kaart besluiten het voorstel door te zetten, maar dan moet ze in een uitgebreid advies uitleggen waarom het voorstel wel Europees behandeld kan worden. Vervolgens moeten de Raad van Ministers i en het Europees Parlement i besluiten of het voorstel in behandeling genomen zal worden of op voorhand al wordt afgewezen.

Wanneer één derde van alle parlementen bezwaar maakt dan is er sprake van een gele kaart i.

De mogelijkheid van de gele kaart is (mede) op aandringen van Nederland in het Verdrag van Lissabon i opgenomen. Het doel van de kaart was het versterken van de democratische controle van de nationale parlementen op de wetgeving in Brussel.

1.

Randvoorwaarden oranje kaart

Beoordeling alleen op subsidiariteit

Het inzetten van wetgeving op het juiste niveau - Europees of op een bestuursniveau in de lidstaten - wordt ook wel het subsidiariteitsbeginsel i genoemd. De nationale parlementen mogen wetsvoorstellen alleen toetsen aan dit beginsel, ze mogen geen oordeel vellen over de inhoud van het voorstel.

Reikwijdte

Controle op het subsidiariteitsbeginsel door nationale parlementen geldt voor alle voorstellen waar de Europese Unie gedeelde bevoegdheid heeft met de lidstaten, of bevoegd is maatregelen te nemen waarmee ze helpt het beleid, en met name de grensoverschrijdende aspecten daarvan, van de lidstaten beter op elkaar af stemmen. Terreinen waar de Europese Unie exclusieve bevoegdheid heeft vallen buiten deze procedure.

Termijnen

Parlementen moeten binnen acht weken nadat het voorstel is uitgebracht en aan de nationale parlementen is toegezonden reageren. Daarop geldt één uitzondering: vanaf 2019 is de termijn rond de Kerstperiode verlengd. Vanaf dat jaar telt de periode tussen 20 december en 10 januari niet mee in de acht weken tijd die parlementen hebben om een voorstel te beoordelen. Zij hebben in dat geval dus langer de tijd.

Stemverhoudingen

Ieder parlement van de lidstaten heeft twee stemmen. Bij tweekamerstelsels, zoals in Nederland, heeft iedere kamer één stem. Het maakt niet uit hoe groot het land is, of hoeveel zetels een parlement heeft.

Doorzetten voorstel: drempel Raad en EP

Mocht de Commissie ervoor kiezen een voorstel ondanks een oranje kaart te willen doorzetten, dan stemmen de Raad en het EP vóór de inhoudelijke behandeling eerst of zij het voorstel wel in behandeling zullen nemen. Hierbij mogen de Raad en het EP het voorstel alleen beoordelen naar de maatstaf van het subsidiariteitsbeginsel. Een 'nee' van óf de Raad óf het EP is afdoende het voorstel af te wijzen.

In de Raad is voor een 'nee' 55% van de lidstaten benodigd, in het EP een meerderheid van de uitgebrachte stemmen i.

Verzoek tot extra uitleg

Een parlement kan bezwaar maken tegen een voorstel. Een parlement kan de Commissie ook vragen om nadere uitleg over een voorstel en de beweegredenen op Europees niveau of de Commissie vragen om met een voorstel wetgeving te komen vóór ze een eventueel negatief oordeel afgeeft.

2.

Juridisch kader

De gele kaart vindt zijn basis in het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) i:

  • rol nationale parlementen: VEU titel II art. 12 i
  • procedurele details: protocollen 1 (art. 3), 2 (art. 7, lid 2)

3.

Meer informatie