Ab Harrewijnlezing 2025 - Hoofdinhoud
Beste aanwezigen,
‘Doen we genoeg tegen armoede in Nederland? Wees eens eerlijk.’
Die vraag stond in grote letters op een actieposter tijdens een demonstratie in Den Haag op een zaterdagochtend, 19 mei 1990. Het is die dag zwaarbewolkt. Maar dat weerhoudt mensen er niet van om in groten getale naar het Malieveld te komen. Vanuit het hele land trekken ze naar Den Haag.
Allemaal met één gedeelde zorg: de groeiende armoede. Ze vinden dat het kabinet Lubbers faalt — niet alleen door te weinig te doen, maar ook nog eens het verkeerde.
Op het podium staat die dag een man die zijn woorden met kracht en overtuiging laat klinken. Breedgeschouderd, ogen vol twinkeling, hart vol vuur. Ab Harrewijn is zijn naam. Hij richt zijn blik op de mensenmassa en begint te spreken, recht uit het hart.
Hij benoemt wat heel veel mensen in Nederland vinden en voelen. Hij wijst op de honderdduizenden die aan de zijlijn staan. Die moeten leven in onzekerheid. Kinderen die opgroeien zonder kansen. De vele dak- en thuislozen. Mensen die van rekening naar rekening leven.
En hij benoemt wat velen voelen: dat de groeiende armoede geen toeval is. Dat het geen noodlot is, maar het gevolg van politieke keuzes. Dat het anders kan, en vooral: anders moet.
Niemand zou hoeven leven in onzekerheid. Geen enkel kind zou zonder kansen moeten opgroeien. En niemand — echt niemand — hoort aan de zijlijn te staan in een samenleving als de onze.
Het is onacceptabel dat in ons rijke land nog altijd honderdduizenden mensen niet volwaardig mee kunnen doen. We hoeven niet te wennen aan dit soort onrecht!
Beste mensen, die strijd tegen onrecht… Dat definieerde Ab Harrewijn tot in zijn vezels.
Een strijd die hij jarenlang mét mensen en tussen mensen voerde. Vanuit een wereldbeeld waarin geloof, politiek en actie samensmelten tot één morele opdracht. Een strijd die hem de bijnaam ‘armoedepaus van Nederland’ opleverde. Die velen tot op de dag van vandaag inspireert. Die ook mij inspireert — en waarvoor ik uiteindelijk vanuit de wetenschap de stap naar de politiek heb gewaagd.
Vandaag, in zijn geest, stel ik opnieuw de vraag die op die bewolkte dag op het Malieveld te lezen was:
‘Doen we genoeg tegen armoede in Nederland?’
Ik kan me zomaar voorstellen dat iedereen die hier in de zaal zit nu denkt: ‘Esmah, kom nou, hoezo is dat een vraag? Kijk om je heen, volg het nieuws, luister naar de verhalen! Natuurlijk doen we niet genoeg!’
En ja, het antwoord is ook luid en duidelijk: nee. We doen niet genoeg.
Integendeel zelfs. Van heel ver bekeken lijkt dit landje er prachtig bij te liggen. Maar wie inzoomt, ziet wat anders.
Dit is het land waar het aantal miljonairs groeit, terwijl de rijen bij de voedselbank alsmaar langer worden.
Het land waar gigantische winsten van grote bedrijven niet kunnen verbloemen dat er enorme publieke armoede heerst. Waar in Bloemendaal villa’s worden verbouwd met overheidssubsidies, terwijl de verwarming in Tilburg-Noord uit blijft.
Een land waarin bestaanszekerheid iets is wat je moet ‘verdienen’, in plaats van iets waar je gewoon op kunt rekenen.
Lonen die niet toereikend zijn. Woningen die onbetaalbaar worden. Een overheid die wantrouwt, waar ze zou moeten beschermen.
De afgelopen jaren is het makkelijker geworden voor wie het al goed had — en moeilijker voor wie het minder heeft. En dat is geen toeval, het is beleid.
De armoede groeit. De ongelijkheid groeit.
De afbraak van onze verzorgingsstaat wordt al jarenlang verkocht als ‘eigen verantwoordelijkheid’. En al jaren is het de VVD die de kar trekt.
Ze zeggen trots dat deze regering voor 90% hun verkiezingsprogramma uitvoert. En dat is te merken.
Reclamebureautaal over ‘hardwerkende Nederlanders’ moet aan het zicht onttrekken dat de VVD beleid voert dat dit land oneerlijker maakt.
Het is een bewuste keuze om geen geld vrij te maken voor serieuze armoedebestrijding. Om te bezuinigen op publieke voorzieningen. Om de directeur-grootaandeelhouder er meer op vooruit te laten gaan dan wie de eindjes aan elkaar moet knopen. Om de mensen met de kleinste portemonnee de rekening te laten betalen.
Laat je dus niets wijs maken. Dit gebeurt niet toevallig. Het gebeurt doelbewust.
Ondertussen groeit de armoede in dit land. En als ik sommige collega’s in de Tweede Kamer hoor, lijkt het alsof de realiteit maar niet wil doordringen.
Maar iedere vrijdag, als er geen debat is, ga ik op werkbezoek. Ik ontmoet ouders die hun kind moeten uitleggen waarom er geen cadeautje is. Mensen die sociale contacten mijden omdat ze geen tegenbezoek kunnen betalen. Jongeren met schulden die ontsporen door boetes. Mensen die worden gekort op hun bijstand omdat ze een tas boodschappen kregen van hun moeder.
Laatste voorbeeld: een jonge vrouw die op haar uitkering werd gekort, omdat ze tijdelijk werd opgenomen in een zorginstelling. Zij moest kiezen: gezondheid of huur betalen.
Dus nee, we doen niet genoeg tegen armoede in Nederland.
De strijd tegen armoede is geen individueel gevecht. Het is een collectieve verantwoordelijkheid.
Toch krijgen we al generaties lang te horen: succes is een keuze. Falen is je eigen schuld. Wie tekortkomt, moet beter zijn best doen.
Maar dat is een leugen.
Je kunt mensen niet zeggen “Neem er maar een baantje bij” als de huur al het halve inkomen is. Niet als zelfs een voltijdsalaris niet genoeg is voor de boodschappen. Niet als mensen die ons land draaiende houden — schoonmakers, thuiszorgmedewerkers, pakketbezorgers — naar de voedselbank moeten.
Je kunt ouders niet zeggen “Betaal maar extra bijles” als hun kind achterblijft op een school zonder leraren.
Op een gegeven moment is het geen kwestie meer van eigen verantwoordelijkheid, maar van de manier waarop onze samenleving is georganiseerd. Van politieke keuzes die winnaars en verliezers creëren.
Ik ben opgegroeid in de Leonardusbuurt in Helmond. Een zogeheten ‘achterstandswijk’.
Ik had geluk: mensen om me heen die me steunden, ouders die me op school hielden. Maar geluk mag nooit de fundering zijn van een eerlijke samenleving.
In een eerlijke samenleving telt niet toeval, maar solidariteit. Niet eigenbelang, maar gedeelde verantwoordelijkheid.
Van zelfredzaam naar samenredzaam.
Ab Harrewijn wist dat als geen ander. Van de havens in Amsterdam-Noord tot Overvecht in Utrecht beklom hij het podium met één boodschap: armoede en onrecht bestrijd je niet alleen. Dat doe je samen.
Ook vandaag moeten we samen die strijd voeren.
Wie verandering wil, moet een tegenbeweging bouwen. Een beweging die Nederland weer eerlijk maakt.
Als het huidige beleid armoede veroorzaakt, dan kunnen we dat veranderen — met ander beleid.
En dat begint bij het bundelen van maatschappelijke krachten. En geloof me, die zijn er.
Een meerderheid in dit land wil het eerlijker, socialer, menselijker. Mensen die niet wachten op Den Haag, maar zelf opstaan.
In buurthuizen. In kerken, moskeeën, scholen, sportclubs.
Voorbeelden zie ik in Tilburg:
-
-Coöperaties tegen energiearmoede
-
-Leerlingen en docenten die strijden voor inclusief onderwijs
-
-Thuisgekookt - maaltijden delen met buren
-
-De Burgerij en Stichting Quiet - tegen stille armoede
-
-De Vonk - dag in, dag uit, helpen
Maar ook elders:
-
-Sandra van de kledingbank in Lombardijen
-
-Debora van Debsters in Dordrecht
-
-Carin en Jos van Jurojin in Vlissingen
-
-Tamara van 1 Klein Gebaar in Blerick
-
-Cybille van Blik en Pot in Utrecht
Allemaal genomineerd voor de Ab Harrewijnprijs 2025. Zij zijn de verandering.
Maar ook politiek Den Haag moet in beweging komen. We moeten politiek organiseren.
Ik geloof nog altijd in de kracht van democratie. In de kracht van politiek om verschil te maken.
GroenLinks en de PvdA bouwen aan een nieuwe linkse volkspartij. Gebouwd op rechtvaardigheid, gelijkheid en solidariteit.
Een partij die armoede niet als bijzaak ziet, maar als kern van haar politieke opdracht.
Met partijen die kiezen voor hogere lonen, lagere huren, een betrouwbare overheid. Die niet de rijksten belonen, maar herverdelen naar wie het nodig heeft.
We zoeken samenwerking, maar sluiten geen compromissen met beleid dat mensen in de kou laat staan.
Te vaak bogen linkse partijen mee. Dat gaan we niet meer doen.
Wij doen niet mee aan een regering die de verzorgingsstaat afbreekt. Niet regeren ondanks onze idealen, maar regeren vanaf onze idealen.
Als Ab Harrewijn ons één les naliet, dan is het deze: stel jezelf altijd die ene vraag: is het rechtvaardig?
Die vraag bracht hem naar het Malieveld in 1990. Die vraag moet ons vandaag opnieuw bewegen.
Wij dragen nu de fakkel. Wij zetten zijn strijd voort.
Omdat het anders móet. Omdat het anders kán.
Niet straks. Niet als het uitkomt.
Maar nu.