Kabinet-Schoof: zwakste der 'vechtkabinetten' - Hoofdinhoud
Het bestaan van het kabinet-Schoof is wel gekenmerkt als één lange kabinetsformatie.1) Het hoofdlijnenakkoord vond nauwelijks uitwerking in het regeerprogramma (opmerkelijk voor wat als programkabinet werd gepresenteerd) en steeds waren er strubbelingen, zoals bij de begroting 2025 en de Voorjaarsnota. Een crisis hing bijna vanaf het begin in de lucht.
Nu zijn er vaker 'vechtkabinetten' geweest en coalities tegen wil en dank. Het bekendste voorbeeld is het kabinet-Van Agt II i (1981-1982), dat er zelfs in slaagde al voor het afleggen van de regeringsverklaring ruzie te krijgen. Zowel bij zijn aantreden als toen het gevormd was, liet minister-president Van Agt i blijken dat hij liever met de VVD van Hans Wiegel i was doorgegaan. Tijdens het debat over de regeringsverklaring wekte zijn nonchalance wrevel bij regeringspartij D'66. Vicepremier Joop den Uyl i was evenmin gelukkig in het kabinet en eigenlijk gold dat voor alle bewindslieden.
Op financieel-economisch gebied was de verdeeldheid te groot om echte keuzes te maken, al kwam Den Uyl met zijn staatssecretaris Ien Dales i spoedig met een voorstel om, vanwege de noodzaak sociale voorzieningen betaalbaar te houden, de Ziektewet te versoberen. Vicepremier Jan Terlouw i probeerde energiemaatschappijen meer bij te laten dragen aan economisch herstel en zou nog een wet tot stand brengen voor een Investeringsbank. Minister van Defensie Van Mierlo i boekte enig succes bij het voorkomen van mogelijke plaatsing van kruisraketten. Minister Van Thijn i nam stappen om de inspraak bij burgemeestersbenoemingen te versterken. Het was een vechtkabinet 'van niemand', maar er werd wel geregeerd. Aan de bekwaamheid van Van Kemenade i, Van der Louw i, De Koning i etc. hoefde niet te worden getwijfeld.
Ook het kabinet-Den Uyl i (1973-1977) leek vaak een vechtkabinet, met voortdurende onderhandelingen in het kabinet over zaken als investeringen, ondernemingsraden, de loonpolitiek en abortus. Dat was deels gevolg van het ontbreken van een regeerprogram. Het aantal bijna-crises was legio. Indiening van wetgeving kwam traag op gang en qua resultaten was de oogst mager. Het kabinet nam niettemin belangrijke beslissingen: bijvoorbeeld over het openhouden van de Oosterschelde, de onafhankelijkheid van Suriname, invoering van het minimumjeugdloon en stadsvernieuwing. Het trad op als team, met een premier die leiding gaf. Aan de bekwaamheid van de ministers hoefde niet te worden getwijfeld.
Als 'kabinet van niemand' kan verder het kabinet-Lubbers III i (CDA-PvdA) worden beschouwd. Beide regeringspartners namen steeds meer afstand van het kabinet. CDA-fractievoorzitter Eelco Brinkman i leek soms in de oppositie te zijn en sprak in 1993 op Texel de woorden: 'Het speelkwartier is voorbij'. Er was echter vrijwel geen kabinet dat desondanks zoveel belangrijke wetgeving tot stand bracht als Lubbers III. Arbeidsvoorzieningswet, Huisvestingswet, Invoering basisvorming, Wet voorzieningen gehandicapten, Algemene wet gelijke behandeling, Wet identificatieplicht. En dat is nog maar een greep.
Het kabinet-Schoof was ook een vechtkabinet, maar nauwelijks met een eigen agenda. In weerwil van het etiket 'extraparlementair' waren het de vier fractievoorzitters die de koers bepaalden en daarover ruzie maakten. En met de premier en ministers in een 'bijkamertje'. Minister-president noch ministers durfden kennelijk de regie - die hen feitelijk toebehoorde - in handen te nemen. Daar kwam ongeschiktheid voor het ambt van sommige bewindspersonen bij. Het leverde een treurig experiment op, dat hopelijk niet meer wordt herhaald.
-
1)Podcast Betrouwbare Bronnen, 'De zeven crises van het kabinet-Schoof', aflevering 456