Kabinet-De Jong (1967-1971)

Met dank overgenomen van Parlement.com.

Het kabinet-De Jong regeerde aan het einde van de roerige jaren zestig. Er was tijdens deze kabinetsperiode veel onrust in de maatschappij onder meer als gevolg van de democratiseringsgolf bij universiteiten en hogescholen. Ook vrouwen, dienstplichtigen en werknemers vroegen om hervormingen en in 1970 was er een groot loonconflict met de vakbeweging.

Ondanks de maatschappelijke onrust en toenemende politieke polarisatie wist het kabinet enkele hervormingen door te voeren, zoals democratisering van de universiteiten en herziening van de echtscheidingswetgeving. Bovendien zat het kabinet de gehele periode zonder tussentijdse crisis uit. Op 6 juli 1971 volgde het kabinet-Biesheuvel i het kabinet-De Jong op.

1.

Formatie, regeerakkoord en regeringsverklaring

Formatie

Bij de verkiezingen van 1967 raakten de confessionele drie partijen (KVP i, CHU i en ARP i) voor het eerst hun meerderheid kwijt, onder andere door de opkomst van Boerenpartij i en nieuwkomer D'66 i. Ook de PvdA i leed een gevoelig verlies. Demissionair premier Zijlstra i kreeg een informatieopdracht en stelde een beknopt programma op, vooral met financiële punten. Vervolgens zette de PvdA zichzelf buitenspel, waarna de weg naar een kabinet open lag voor de KVP, VVD i, ARP en CHU.

Regeerakkoord en regeringsverklaring

Het regeerakkoord i was in concept geschreven door informateur en demissionair premier Zijlstra. Dit programma vormde de basis van de formatieonderhandelingen. Tijdens de regeringsverklaring op 18 april 1967 ging de nieuwe premier de Jong nader in op de plannen van het nieuwe kabinet.

 

In dit centrumrechtse i kabinet werkten vier partijen samen: KVP i, ARP i, CHU i en VVD i. Minister-president Piet de Jong i was afkomstig uit de KVP. Het kabinet trad na de verkiezingen van 1967 i aan als opvolger van het kabinet-Zijlstra i.

2.

Data en zittingsduur

datum

wat

tot en met

dagen

5 april 1967

Beëdiging i nieuwe bewindslieden, kabinet missionair

27 april 1971

1484

28 april 1971

Ontslag gevraagd, kabinet demissionair i

5 juli 1971

69

 

Totale zittingsduur i kabinet

 

1553

3.

Samenstelling kabinet

Minister-President
P.J.S. de Jong (kvp)

Viceminister-president
Drs. J.A. Bakker (arp)
Dr. H.J. Witteveen (vvd)

Algemene Zaken
minister: P.J.S. de Jong (kvp)

Buitenlandse Zaken
minister: Mr. J.M.A.H. Luns (kvp)
staatssecretaris: H.J. de Koster (vvd) (12 juni 1967 - 6 juli 1971)

minister voor hulp aan ontwikkelingslanden
minister: Drs. B.J. Udink (chu)

Justitie
minister: Mr. C.H.F. Polak (vvd)
staatssecretaris: Dr. K. Wiersma (vvd) (20 april 1970 - 6 juli 1971)

Binnenlandse Zaken
minister: Mr. H.K.J. Beernink (chu)
staatssecretaris: Mr. Ch. van Veen (chu) (10 mei 1967 - 6 juli 1971)

Onderwijs en Wetenschappen
minister: Dr. G.H. Veringa (kvp)
staatssecretaris: Mr. J.H. Grosheide (arp)

Financiën
minister: Dr. H.J. Witteveen (vvd)
staatssecretaris: Dr. F.H.M. Grapperhaus (kvp) (10 mei 1967 - 6 juli 1971)

Defensie
minister: W. den Toom (vvd)
staatssecretaris: A. van Es (arp)
staatssecretaris: J.C.E. Haex (chu) (18 april 1967 - 6 juli 1971)
staatssecretaris: A.E.M. Duynstee (kvp) (28 april 1967 - 6 juli 1971)

Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
minister: Ir. W.F. Schut (arp)

Verkeer en Waterstaat
minister: Drs. J.A. Bakker (arp)
staatssecretaris: M.J. Keyzer (vvd) (18 april 1967 - 6 juli 1971)

Economische Zaken
minister: Mr. L. de Block (kvp) (5 april 1967 - 7 januari 1970)
minister a.i.: P.J.S. de Jong (kvp) (7 januari 1970 - 14 januari 1970)
minister: Mr. R.J. Nelissen (kvp) (14 januari 1970 - 6 juli 1971)
staatssecretaris: Drs. L.J.M. van Son (kvp) (18 april 1967 - 6 juli 1971)

Landbouw en Visserij
minister: Ir. P.J. Lardinois (kvp)

Sociale Zaken en Volksgezondheid
minister: B. Roolvink (arp)
staatssecretaris: Dr. R.J.H. Kruisinga (chu) (18 april 1967 - 6 juli 1971)

Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk
minister: Dr. M.A.M. Klompé (kvp)
staatssecretaris: Mr. H.J. van de Poel (kvp) (29 mei 1967 - 6 juli 1971)

belast met coördinatie van aangelegenheden Suriname en de Nederlandse Antillen betreffend en met de zorg voor aan Suriname en de Nederlandse Antillen te verlenen hulp en bijstand
minister: Drs. J.A. Bakker (arp)

4.

Wijziging in de samenstelling van het kabinet

Tijdens deze kabinetsperiode wijzigde de samenstelling van het kabinet slechts één maal.

  • De Block werd opgevolgd door Nelissen als minister van Economische Zaken

    De enige minister die aftrad, was De Block van Economische Zaken. Formele reden was dat hij vond dat het kabinet krachtiger moest optreden tegen de stijging van lonen in de metaalsector. De overige ministers volgden hem daarin niet.

    Informeel speelde mee dat hij veel gezag had verspeeld. Na de invoering van de btw per 1 januari 1969 had hij namelijk lang geaarzeld om op te treden tegen de prijsstijgingen die daarvan het gevolg waren. Dat was hem op forse kritiek komen te staan. Het KVP-Tweede Kamerlid Nelissen volgde De Block op.

5.

Zetelverdeling in parlement en kabinet

De vier regeringspartijen beschikten samen over een comfortabele meerderheid in zowel Tweede als de Eerste Kamer. Bij de Eerste Kamerverkiezingen van 1969 en 1971 bleef deze meerderheid behouden.

Er vond één afsplitsing van een regeringspartij plaats. Op 27 februari 1968 splitste de Groep-Aarden i zich af van de KVP-fractie in de Tweede Kamer. De Kamerleden Annie Kessel i, Paul Janssen i en Jacques Aarden i besloten hiertoe na onenigheid over de politieke grondslag van de KVP.

 
 

KVP

VVD

ARP

CHU

totaal

Kabinet: ministers / (staatsecretarissen)

6/(4)

3/(2)*

3/(2)

2/(3)

14/(11)*

Tweede Kamer op 5 april 1967

42

17

15

12

86 (57,3%)

Eerste Kamer tot 16 september 1969

25

8

7

7

47 (62,7%)

Eerste Kamer van 16 september 1969 tot 11 mei 1971

24

8

7

8

47 (62,7%)

Eerste Kamer vanaf 11 mei 1971

22

8

7

7

44 (58,7%)

  • de VVD kreeg in 1970 een derde staatssecretaris

6.

Financieel-economisch beleid

Het kabinet-De Jong profiteerde van de hoogste naoorlogse economische groei, zoals gemeten sinds het begin van de jaren '50. Oplopende inflatie en een loon-prijsspiraal vormden de belangrijkste problemen waarmee het kabinet zich geconfronteerd zag.

7.

Wetgeving

8.

Overig beleid per departement

Algemene Zaken i

  • Staatscommissie Cals/Donner

    Het kabinet stelde de Staatscommissie (Cals/Donner) i in, die verbetering van het parlementaire stelsel moest onderzoeken. Tot voorstellen voor ingrijpende veranderingen, zoals invoering van een districtenstelsel of een gekozen minister-president kwam het echter niet.

  • Overheidsvoorlichting en wekelijkse persconferentie

    In het kader van de toenemende vraag naar grotere openbaarheid werd in 1968 een commissie ingesteld over overheidsvoorlichting. Minister-president De Jong besloot na de wekelijkse ministerraad een persconferentie te geven.

Buitenlandse Zaken i

  • Tsjechoslowakije

    Op het gebied van het buitenlands beleid speelden onder meer de gevolgen van de het ingrijpen door de Sovjet-Unie en enkele landen van het Warschaupact in Tsjechoslowakije in het voorjaar van 1968 - de zogenaamde 'Praagse lente'. Naar aanleiding hiervan besloot het kabinet tot verhoging van de defensie-uitgaven met f 225 miljoen.

  • Verbetering relatie met Indonesië

    De verbeterde relatie met Indonesië werd in 1970 bezegeld met een staatsbezoek van president Soeharto. Dit bezoek werd echter overschaduwd door een bezetting door Zuid-Molukse jongeren van de ambassade van Indonesië in Den Haag, waarbij een politieagent om het leven kwam.

Justitie i

  • Familie-, huwelijks- en zedelijkheidsbeleid

    Het kabinet bracht wetten tot stand op het gebied van familie-, huwelijks- en zedelijkheidsgebied, zoals een nieuwe echtscheidingswet, een wet tot legalisering van de verkoop van voorbehoedsmiddelen en een wet die zorgt voor grotere gelijkheid van homoseksuelen.

Binnenlandse Zaken i

  • Bestuurscrisis Amsterdam

    De commissie-Enschedé oordeelde in december 1966 dat de Amsterdamse burgemeester Van Hall zijn gezag had verspeeld vanwege zijn gebrekkige optreden tegen de onlusten eerder dat jaar - in het bijzonder de 'Telegraafrellen' van 13 en 14 juni. De bestuurscrisis in Amsterdam werd opgelost door het ontslag van burgemeester Van Hall i en de benoeming van oud-minister Samkalden i als opvolger.

Onderwijs en Wetenschappen i

  • Bezetting Maagdenhuis

    In 1969 werd het bestuurscentrum van de Universiteit van Amsterdam, het Maagdenhuis, bezet door studenten.

Financiën i

  • Invoering btw

    Per 1 januari 1969 werd in Nederland de Belasting Toegevoegde Waarde, oftewel de btw ingevoerd.

Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening i

  • Groeigemeenten en stadsvernieuwing

    Als uitwerking van de Tweede nota ruimtelijke ordening worden groeigemeenten, zoals Zoetermeer, Nieuwegein en Amstelveen verder ontwikkeld. Krotopruiming en stadsvernieuwing krijgen meer aandacht. In 1971 wordt de huurliberalisatie verder uitgebreid. Ook besloot het kabinet tot aanleg van diverse nieuwe wegen.

  • Milieumaatregelen

    Op milieugebied komen enkele wetten tot stand. Zo komt er een Wet verontreiniging oppervlaktewateren en een Wet op de luchtverontreiniging.

Economische Zaken i

  • Stimuleringsbeleid

    In sommige sectoren, met name de scheepsbouw (Verolme) en de textielindustrie, ontstonden problemen die tot massaontslagen leidden. Het kabinet probeerde via specifieke maatregelen economisch zwakkere regio's, zoals Zuid-Limburg en Noord-Nederland, te stimuleren. Hierbij werd onder meer voorgesteld rijksdiensten te verplaatsen van het westen naar andere delen van het land.

Sociale Zaken en Volksgezondheid i

  • Loonpauze

    Een in 1970 door het kabinet ingestelde loonpauze leidde tot felle protestacties en stakingen. De loonmaatregel richtte zich tegen een door vakbonden en werkgevers afgesproken loonsverhoging van f 400. Het kabinet moest de maatregel na de protesten deels intrekken.

  • Invoering minimumloon

    Een wet regelde in 1968 dat er een minimumloon kwam, eerst vanaf 25 jaar, en vanaf 1970 vanaf 23 jaar.

9.

Troonredes

In de vier troonredes van het kabinet-De Jong kregen de internationale situatie en de stand van economie en rijksbegroting veel aandacht.

10.

Einde van het kabinet

Het kabinet zat zijn volledige termijn uit en werd demissionair op 28 april 1971, de dag van de verkiezingen i. Op 6 juli 1971 volgde het kabinet-Biesheuvel i het kabinet-De Jong op.

 

Meer over