Beëindig “ondoeltreffende” programma’s om vracht van de weg naar het spoor te verschuiven, aldus EU‑controleurs

Met dank overgenomen van Europese Rekenkamer i, gepubliceerd op dinsdag 16 juli 2013.

Volgens een nieuw verslag van de Europese Rekenkamer i (ERK) waren de Marco Polo‑programma’s, die erop gericht waren vracht van de weg te houden, ondoeltreffend en moeten ze in hun huidige opzet worden beëindigd. “ De programma’s waren eenvoudigweg ondoeltreffend, aangezien de streefwaarden ervan niet werden bereikt, ze weinig impact hadden wat betreft het vracht van de weg houden en er geen gegevens waren waarmee de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen (bijv. milieuvoordelen) kon worden beoordeeld”, aldus Ville Itälä i, het ERK-lid dat verantwoordelijk is voor het verslag.

Sinds 2003 worden uit de programma’s Marco Polo i I en II vervoerdienstprojecten gefinancierd die erop gericht zijn vrachtvervoer te verschuiven van de weg naar het spoor, de binnenvaart en de korte vaart. De programma’s zijn onderdeel van de vervoersbeleidsdoelstelling van de EU om alternatieven voor puur wegvervoer van vracht te ontwikkelen. Deze algemeen aanvaarde doelstelling is erop gericht het internationale vrachtvervoer over de weg te beperken en zo de milieuprestaties van het vrachtvervoer te verbeteren, de congestie te verminderen en de verkeersveiligheid te verhogen .

Uit de controle bleek echter dat er niet genoeg relevante projectvoorstellen werden ingediend omdat de marktomstandigheden en de regels van de programma’s marktdeelnemers weerhielden van deelname aan de regeling. De duurzaamheid van de helft van de gecontroleerde projecten was beperkt. Een van de belangrijkste bevindingen van de controle was dat er ernstige aanwijzingen van “buitenkanseffect” waren - wat betekent dat projecten ook zonder EU‑steun doorgang zouden hebben gevonden. Wel 13 van de 16 gecontroleerde begunstigden bevestigden dat zij de vervoerdienst ook zonder subsidie zouden hebben opgezet en geëxploiteerd. Bovendien waren er geen betrouwbare gegevens waarmee de voordelen konden worden beoordeeld wat betreft de impact van het vrachtvervoer op het milieu, de congestie en de verkeersveiligheid .

Gezien de resultaten van de bestaande programma’s beveelt de ERK aan, de EU‑financiering voor vrachtvervoerdiensten overeenkomstig de opzet van de Marco Polo‑programma’s te beëindigen. In de toekomst zou dergelijke financiering moeten berusten op een effectbeoordeling vooraf waaruit blijkt of en in welke mate er sprake is van een EU‑meerwaarde. Deze zou een gedetailleerde marktanalyse van de potentiële vraag en beste praktijken in de lidstaten moeten omvatten.

Noot voor de redactie :

De speciale verslagen van de Europese Rekenkamer (ERK) worden gepubliceerd gedurende het hele jaar en geven de resultaten weer van geselecteerde controles van specifieke EU-begrotingsterreinen of beheersthema’s .

In dit speciaal verslag (SV 3/2013) getiteld “Hebben de Marco Polo‑programma’s op doeltreffende wijze verkeer van de weg gehouden?”, heeft de ERK beoordeeld of de planning en het beheer van en het toezicht op de programma’s door de Commissie zodanig was dat de doeltreffendheid ervan optimaal was, en of de gefinancierde projecten doeltreffend waren . De controlewerkzaamheden waren hoofdzakelijk op het programmaniveau gericht en omvatten analyse van effectbeoordelingen, evaluaties en enquêteresultaten, beoordelingen van projectvoorstellen, controles van het toezicht op gesloten subsidieovereenkomsten aan de hand van stukken en een enquête naar de nationale steunregelingen onder leden van het comité voor het Marco Polo‑programma (MP). Deze werkzaamheden op programmaniveau werden aangevuld met verificatie ter plaatse van de resultaten van 16 afgeronde “modal shift”‑projecten, voor ieder programma (MP I, dat liep tussen 2003 en 2006, en MP II, dat loopt tussen 2007 en 2013) acht.

Uit de controle bleek dat de programma’s ondoeltreffend waren: de gerealiseerde output voldeed niet aan de door de EU‑beleidsmakers vastgestelde streefwaarden en de programma’s hadden weinig impact wat betreft het vracht van de weg houden. Bovendien waren er geen betrouwbare gegevens waarmee de voordelen konden worden beoordeeld wat betreft de impact van het vrachtvervoer op het milieu, de congestie en de verkeersveiligheid. Er werden niet genoeg voorstellen van goede kwaliteit ingediend omdat de programmaopzet niet goed was afgestemd op bedrijven, en de inflexibiliteit bij het beheer en uitvoeringsmoeilijkheden deden begunstigden besluiten goedgekeurde projecten niet uit te voeren, er voortijdig mee te stoppen of de omvang van de gefinancierde dienst te annuleren of terug te brengen zodra de projectperiode voorbij was. Dit leidde tot matige projectresultaten en een matige duurzaamheid van de gefinancierde vervoerdiensten. Bovendien zijn de beperkte als verschoven opgegeven hoeveelheden onzeker en omvatten ze hoeveelheden waarbij sprake is van buitenkanseffect.

Hoewel de Commissie het dagelijks beheer van de programma’s in de loop der tijd heeft verbeterd, heeft zij niet grondig beoordeeld in hoeverre de programma’s de beleidsdoelstellingen op de markt hadden kunnen verwezenlijken; zij hield geen rekening met nieuwe ontwikkelingen en trof niet tijdig corrigerende maatregelen om de duidelijke gebreken in het programmaopzet te verhelpen.

Gezien de resultaten van de bestaande programma’s beveelt de Rekenkamer de Raad i, het Europees Parlement i en de Commissie aan om beëindiging te overwegen van de EU‑financiering voor vrachtvervoerdiensten overeenkomstig de opzet van de Marco Polo‑programma’s (stimulering van het aanbod van bovenaf) die met name leidde tot de in dit verslag beschreven tekortkomingen (onvoldoende opname door de markt, het ontbreken van bewijs betreffende de verwezenlijking van de doelstellingen, hoge administratieve lasten, matige duurzaamheid en buitenkanseffect) en de voortzetting van dergelijke financiering afhankelijk te stellen van een effectbeoordeling vooraf waaruit blijkt of en in welke mate er sprake is van een EU‑meerwaarde. Dit zou inhouden dat er een gedetailleerde marktanalyse van de potentiële vraag wordt gemaakt en dat de ervaringen en beste praktijken van vergelijkbare nationale steunregelingen van lidstaten worden benut. Alleen ingeval de beoordeling positief uitvalt wat betreft zinvol EU‑optreden op dit gebied, beveelt de Rekenkamer de Commissie aan een reeks maatregelen te nemen om de prestatie van toekomstige regelingen te versterken.

Contact:

Aidas Palubinskas

Persvoorlichter Europese Rekenkamer

Kantoor: +352 4398 45410 GSM: +352 621 552224

press@eca.europa.eu www.eca.europa.eu Twitter: @EUAuditorsECA