Brief staatssecretaris met veertien fiches betreffende nieuwe voorstellen Europese Commissie - Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 306 toegevoegd aan .
Officiële titel | Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie; Brief staatssecretaris met veertien fiches betreffende nieuwe voorstellen Europese Commissie |
---|---|
Documentdatum | 13-02-2004 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST74333 |
Kenmerk | 22112, nr. 306 |
Van | Buitenlandse Zaken (BUZA) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2003–2004
22 112
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 306
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 februari 2004
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij veertien fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):
-
1.Mededeling: Balans en bijstelling van de prioriteiten van de BTW-strategie
-
2.Mededeling: een samenhangend kader voor de lucht- en ruimtevaartindustrie- een antwoord op het STAR 21 verslag
-
3.Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de coördinatie van het drugsbeleid in de Europese Unie.
-
4.Verordening van de Raad inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zeeen tot wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93 i en (EG) nr. 973/2001 i
-
5.Ontwerp-kaderbesluit betreffende het Europees bewijsverkrijgings-bevelter verkrijging van voorwerpen, documenten en gegevens voor gebruik in strafprocedures
-
6.– Voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG i ter verlenging van de termijn tijdens welke de lidstaten kunnen worden gemachtigd een verlaagd BTW-tarief toe te passen op bepaalde arbeidsintensieve diensten
– Voorstel voor een beschikking van de Raad tot verlenging van de geldigheidsduur van Beschikking 2000/185/EG i waarbij de lidstaten worden gemachtigd om overeenkomstig de procedure vastgesteld in artikel 28, lid 6, van Richtlijn 77/388/EEG i een verlaagd BTW-tarief op bepaalde arbeidsintensieve dienstentoe te passen.
-
7.Voorstel voor een Beschikking van de Raad tot vaststelling van een door het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek voor de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie uit te voeren aanvullend onderzoekprogramma.
-
8.Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2506/96 i betreffende de opening en wijze van beheer van autonome communautaire tariefcontingenten voorbepaalde landbouw- en industrieproducten.
-
9.Voorstel voor een Richtlijn van het Europese parlement en de Raad inzake batterijen en accu’s, alsook gebruikte batterijen en accu’s.
-
10.Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio’s Basisrichtsnoeren voor eenduurzaam Europees toerisme
-
11.Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende grensoverschrijdende fusies van kapitaalvennootschappen
-
12.Mededeling van de Commissie van de Raad van het Europees Parlement betreffende de tenuitvoerlegging van het Actieplan voor Risicokapitaal(APRK)
-
13.Mededeling: De arbeidskwaliteit verbeteren: een overzicht van de recente vorderingen
-
14.Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de berekening en indiening van gegevens over de driemaandelijkse overheidsschuld
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, A. Nicolaï
Fiche 1: Mededeling: Balans en bijstelling van de prioriteiten van de
BTW-strategie
Titel:
Mededeling: Balans en bijstelling van de prioriteiten van de BTW-strategie
DatumRaadsdocument: 22oktober 2003
NrRaadsdocument:: 13853/03, FISC 164
Nr. Commissiedocument: COM (2003) 614definitief i
Eerstverantwoordelijk ministerie: FIN i.o.m. EZ
Behandelingstraject in Brussel:Raadswerkgroep financiële vraagstukken, Ecofin Raad.
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Deze mededeling betreft een verslag van de Europese Commissie over de BTW-strategie van de Europese Commissie van juni 2000 (COM(2000)348def i.). Het verslag bevat een evaluatie van dat beleid en beschrijft het BTW-beleid voor de jaren tot en met 2005. De doelstelling van het voortgangsverslag is om het beleid van de Commissie op het gebied van BTW inzichtelijk te maken.
De Commissie is tevreden over de gevolgde strategie om door een pragmatische aanpak tot verbeteringen te komen en is voornemens deze voort te zetten.
Sinds juni 2000 zijn acht voorstellen op het gebied van de BTW door de Raad aanvaard, te weten:
-
•afschaffing van de verplichting tot aanstelling van de fiscaal vertegenwoordiger,
-
•de harmonisatie van factuurvereisten,
-
•e-commerce Richtlijn (inclusief de mogelijkheid voor ondernemers om zich elektronisch te registreren en elektronisch aangifte te kunnen doen),
-
•Richtlijn betreffende de regels inzake de plaats van levering van gas en elektriciteit,
-
•tariefrichtlijn (normale tarief tot 31 december 2005 mag niet lager zijn dan 15%),
-
•de Verordening betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de BTW,
-
•het fiscalisprogramma (samenwerking tussen deze diensten in het kader van onderzoeken, opleidingsseminars voor ambtenaren en deskundigen van de nationale belastingdiensten, en uitwisselingen van ambtenaren tussen nationale overheidsdiensten)
-
•Richtlijn wederzijdse bijstand bij invordering van schuldvorderingen.
Richtlijnvoorstellen die nog in behandeling bij de Raad zijn betreffen: de bijzondere regeling voor reisbureau’s, de wijziging van het statuut van het BTW-comité, het recht op aftrek en de grensoverschrijdende aftrek, de postale dienstverlening, het toepassingsgebied van de verlaagde tarieven, en tenslotte de procedure voor de goedkeuring van de derogatie-maatregelen en de verlening van uitvoeringsmaatregelen (waarover inmiddels een politiek akkoord is bereikt).
In de periode 2003–2005 wil de Commissie de werking van de BTW verder verbeteren door middel van vereenvoudigingen, modernisering van de regels, het vergroten van uniformiteit in toepassing van de regels, en meer administratieve samenwerking tussen lidstaten. Daarbij hanteert de Commissie twee beleidsuitgangspunten:
-
1.de BTW moet geheven worden in het land waar de dienst of het product verbruikt wordt
-
2.de heffing moet zo eenvoudig mogelijk zijn.
De Commissie wil op de volgende terreinen richtlijnvoorstellen gaan indienen:
-
1.Plaats van belastingheffing over diensten (ingediend op 23 december 2003).
Het gaat hier in eerste instantie om de wijziging van de plaats waar diensten belast moeten worden voor transacties tussen ondernemers (Business 2 Business) die in verschillende lidstaten gevestigd zijn. Op dat punt streeft de Commissie naar een systeem waarbij niet de leverancier de BTW meer hoeft te voldoen, maar daarvoor in de plaats de ondernemer die de dienst in de andere lidstaat afneemt. In tweede instantie (in 2005) zal de Commissie voorstellen om de plaats van belastingheffing van diensten van bedrijven aan consumenten (Business2Consumers) te wijzigen.
-
2.Vereenvoudiging van de BTW-verplichtingen door middel van de toepassing van het één-loketsysteem (richtlijnvoorstel wordt voorzien voor 3e kwartaal 2004). De Commissie is van mening dat bedrijven zoveel mogelijk hun BTW-zaken binnen de Europese Unie in eigen land moeten kunnen afhandelen. Ook in gevallen waarbij deze bedrijven BTW in andere lidstaten moeten betalen over hun verkopen. De Commissie meent voorts dat het voordeel van het één-loketsysteem pas volledig wordt benut als het gepaard gaat met een recht op grensoverschrijdende BTW-aftrek, waardoor een belastingplichtige de BTW op uitgaven in de lidstaten waar hij niet is gevestigd, in mindering kan brengen in zijn lidstaat van vestiging. In dit kader wil de Commissie ook de bijzondere regelingen voor kleine ondernemingen onderzoeken, uit hoofde waarvan de lidstaten de belastingplichtigen met een omzet die een bepaalde maximumwaarde niet overschrijdt, een vrijstelling van belasting kunnen toekennen. Daarnaast zullen voorstellen worden gedaan om de regeling van de afstandsverkopen te verbeteren.
-
3.Voorkoming van dubbele belasting in individuele gevallen. De Commissie wil een richtlijnvoorstel indienen waarbij een overlegmechanisme tussen lidstaten wordt geïntroduceerd voor de BTW (voorzien voor 3e kwartaal 2004).
-
4.Rationalisering van de bestaande aan lidstaten verleende beschikkingen om in verband met de bestrijding van misbruik of in het kader van vereenvoudigingen af te mogen wijken van de algemene BTW-regels in de 6e BTW-richtlijn (anti-misbruik of vereenvoudigings-maatregelen). De Commissie wil bezien welke maatregelen een ruimere werkingssfeer zouden kunnen krijgen en welke maatregelen achterhaald zijn. Voorzien voor 2e kwartaal 2004.
-
5.Nieuwe regels voor promotiesystemen en betaalpassen. Het gaat hier om waardebonsystemen en telefoonkaarten waar lidstaten in de uitvoering verschillend mee omgaan en waarmee BTW-misbruik/ ontwijking plaatsvindt. Voorzien voor 2e kwartaal 2004.
-
6.BTW-regeling voor overheden (bepaling in welke gevallen de overheid BTW moet betalen). Voorzien voor 4e kwartaal 2004.
-
7.BTW-heffing over financiële diensten die nu vrijgesteld zijn. Voorzien voor 2005.
Een belangrijk probleem dat de Commissie op BTW-gebied ziet, is de carrouselfraude. Hierbij steekt de verkoper de BTW in eigen zak en moet de fiscus de BTW wel terugbetalen aan de koper. Door dezelfde producten meerdere malen tussen partijen te verkopen, waarbij telkens één partij de BTW in eigen zak steekt, worden de producten steeds goedkoper, maar de schatkist steeds leger. De Commissie wil op dit punt echter nog geen voorstellen indienen, omdat zij daarvoor geen politiek draagvlak aanwezig
acht. Lidstaten moeten eerst beter samenwerken bij de bestrijding van deze fraude en leren van elkaars technieken om de fraude te bestrijden. Als dit niet goed werkt en de fraude onaanvaardbare vormen gaat aannemen, wil de EU-Commissaris pas een meer fundamenteel debat over de toekomst van het BTW-stelsel met de lidstaten aangaan.
Rechtsbasis van het voorstel:art. 93 EG-verdrag
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:advies van het Europees Parlement en unanimiteit van de Raad
Instelling nieuw Comitologie-comité:geen
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: Strikt genomen nog n.v.t. want het betreft een Mededeling. Mocht het leiden tot vervolgvoorstellen: BTW betreft een al grotendeels Europees bepaalde belasting. De lidstaten hebben op het gebied van de BTW een beperkte mate van vrijheid. De belastingstructuur-, grondslag, vrijstellingen en tarief zijn grotendeels geharmoniseerd. Proportionaliteit:Strikt genomen nog n.v.t. want het betreft een Mededeling.
De door de Commissie aangekondigde voorstellen moeten passen binnen het verbeteren van de werking van de interne markt. De richtlijnvoorstellen die worden aangekondigd passen in dat kader.
Consequenties voor de EU-begroting:geen
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Dit valt nog niet aan te geven. Het gaat in deze mededeling alleen om een aangekondigde strategie, nog niet om concrete voorstellen.
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen/zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):
De nieuwe BTW-strategie heeft geen onmiddellijke consequenties. Mocht het echter komen tot concrete voorstellen op het gebied van de BTW-behandeling van overheden, dan zou het overheden kunnen raken.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:N.v.t. betreft een Mededeling.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Wijzigingen in de reeds grotendeels geharmoniseerde BTW hebben doorgaans onmiddellijk gevolgen voor zowel consumptie en productiehuis-houdens als voor de overheid. De wijzigingen kunnen betrekking hebben op de belastingrondslag (bijv. de wijziging op het gebied van de vrijstelling voor financiële diensten), de verdeling van de heffingsbevoegdheid over die grondslag binnen de Europese Unie (bijv. de wijziging van de plaats van dienst), het belastingtarief, en/of de administratieve verplichtingen voor bedrijven en/of belastingadministraties. Voor Nederland spelen budgettaire, economische, sociale, politieke en beheersmatige belangen waarbij het behoud van de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven en een aantrekkelijk fiscaal vestigingsklimaat een grote rol spelen.
De aangekondigde Commissiestrategie stemt qua doelstelling overeen met de Nederlandse belastingpolitiek om de belastingheffing zo
eenvoudig, efficiënt en effectief mogelijk vorm te geven. In het kader van de goede werking van de interne markt past daar bij dat de BTW concurrentieneutraal zou moeten werken, zodat het Nederlandse bedrijfsleven niet belemmerd wordt om over de Nederlandse grens concurrerend te kunnen opereren. De BTW-heffing beoogt een neutrale belasting te zijn, die niet van invloed is op de concurrentieverhoudingen van bedrijven binnen de Europese Unie.
Fiche 2: Mededeling: antwoord op het STAR 21 verslag Titel:
Mededeling: een samenhangend kader voor de lucht- en ruimtevaartindustrie- een antwoord op het STAR 21 verslag
DatumRaadsdocument: 22oktober 2003
NrRaadsdocument: 13705/03
Nr. Commissiedocument: COM (2003)600 final i
Eerstverantwoordelijk ministerie: EZ i.o.m. V&W, DEF, OCW, BZ, FIN
en VROM
Behandelingstraject in Brussel:RWG Onderzoek en de RWG Concurrentie & Groei, Concurrentiekrachtraad
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Voorzitter van de Europese Commissie, Prodi heeft een adviesgroep op hoog niveau ingesteld om het huidige beleid en de regelgeving voor de vliegtuigbouw- en ruimtevaartindustrie te analyseren, en om voorstellen voor verbetering van de positie van de sector te formuleren. Deze groep, Star 21 genaamd (5 EU- commissarissen, 7 topmanagers uit het bedrijfsleven en SG Solana), heeft haar advies juli 2002 uitgebracht.
STAR 21 schetst de lange termijn R&D-strategie m.b.t. tot de aeronautic-sector in Europa. Uitgangspunt is dat lucht- en ruimtevaart een strategisch instrument is voor het realiseren van de Europese ambities op het vlak van economische groei, mobiliteit, transport, handel, milieu en veiligheid & defensie. Naast een infrastructuur (zoals in de vorm van luchthavens, luchtvaartmaatschappijen) wordt een mondiaal concurrerende, Europese vliegtuig- en ruimtevaartindustrie beschouwd als een voorwaarde daarvoor.
Met deze mededeling geeft de Commissie een reactie op Star 21, die als doel heeft de verdere discussie vorm te geven. De Commissie onderkent vijf belangrijke punten om het concurrentievermogen van de Europese lucht- en ruimtevaartindustrie op lange termijn te garanderen en een samenhangend kader tot stand te brengen, te weten defensie, ruimtevaart, onderzoek, EU-regelgeving voor civiele luchtvaart en markttoegang. Volgens de Commissie kan veel vooruitgang worden geboekt door stappen op de eerste 3 onderwerpen te nemen.
1. Defensie.
De vraag naar defensiematerieel in Europa is versnipperd. Eén doeltreffende interne markt op het gebied van defensiematerieel zou economisch gezien rendabeler zijn. De lidstaten moeten volgens de Commissie de harmonisering van militaire en andere veiligheidsgerelateerde eisen stimuleren, met name op het vlak van de planning en de aanschaf van defensiematerieel. Tevens is de Commissie van plan voorbereidende activiteiten uit te voeren ter versterking van het Europese potentieel op het gebied van veiligheidsonderzoek.
2. Ruimtevaart. Rekening houdend met het strategisch en economisch belang van ruimte-
vaart wil de Commissie een overkoepelend Europees beleidskader ontwikkelen waarbinnen de Europese ruimtevaartindustrie en de diverse internationale en intergouvernementele agentschappen hun activiteiten kunnen optimaliseren. De Commissie heeft hiertoe een Witboek over ruimtevaartbeleid uitgebracht (COM 673) dat mede gebaseerd is op een brede consultatieronde rondom het Groenboek Europees Ruimtevaartbeleid. Het Nederlands standpunt inzake het Witboek wordt momenteel in de Interdepartementale Commissie Ruimtevaart (ICR) voorbereid. Zodra gereed, zal dit standpunt het parlement toegaan.
3. Onderzoek:
Op civiel terrein speelt de Unie een steeds grotere rol op het gebied van onderzoek. Europa zal volgens de Commissie baat hebben bij een overkoepelend Europees plan voor Onderzoek & Ontwikkeling in de sector van defensiegerichte luchtvaart. De Commissie ondersteunt het voorstel tot oprichting van het «Europees Bureau voor bewapening, onderzoek en militaire vermogens» die de coördinatie van het onderzoek op het gebied van defensie zal bevorderen.
Op de overige twee punten is reeds progressie gemaakt:
4. Europese regulering van civiele luchtvaart.
Uniformering in certificering en eisen aan geluidsbelasting binnen Europa is van groot belang om te komen tot een betere samenwerking binnen Europa tussen bedrijven in de vliegtuigindustrie onderling en tussen bedrijven en kennisinstellingen in het bijzonder.
5. Markttoegang.
Met name de toegang tot de defensiemarkt levert door de huidige VS-regelgeving problemen op voor EU-bedrijven. Het betreft o.a. beperkingen m.b.t. de aankoop van defensiemateriaal en restricties voor samenwerking tussen VS-defensiebedrijven en buitenlandse bedrijven.
Rechtsbasis van het voorstel:n.v.t., betreft een mededeling.
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:n.v.t., betreft een mededeling
Instelling nieuw Comitologie-comité:n.v.t.
Subsidiariteit en proportionaliteit:Strikt genomen niet van toepassing (mededeling), maar betreft bevoegdheid van de Gemeenschap.
Consequenties voor de EU-begroting:Vooralsnog geen, betreft een mededeling.
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: De nationale financiële consequenties zijn nog onbekend (zie ook 13). Eventueel financiële consequenties dienen ten laste te komen van het verantwoordelijke beleidsdepartement.
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen/zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):n.v.t
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:n.v.t.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Industrieel belang.
Het Nederlandse luchtvaartcluster is toeleverancier voor de integrale vliegtuigbouwers. Voor het cluster is het belangrijk dat zij een zo goed mogelijke toegang hebben tot de buitenlandse vliegtuigbouwers.
Eén Defensiemarkt.
De Mededeling is in lijn met de Nederlandse inzet t.a.v. de gewenste liberalisering van de markt voor defensiematerieel op de langere termijn. Nederland propageert een Europees level playing field op een open en transparante Europese defensiemarkt. Een werkelijk level playing field leidt tot competitieverhoging en kan tot betere prijs/kwaliteit verhouding leiden en bijdragen aan een betere concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven. Voor Nederland als consument van defensiematerieel dient de markt ook open naar buiten te zijn. Vrijheid van materieelverwervingskeuze is hierbij van belang. Voor het openen van de markt voor industrieën uit niet-EU-lidstaten moet er ook sprake zijn van een mondiaal level playing field.
Voor Nederland als consument van defensiematerieel en voor de Nederlandse industrie is een zo ongehinderd mogelijke toegang tot andere markten (name de transatlantische) van belang.
Ruimtevaart.
Een nadere standpuntbepaling t.a.v. het witboek Europees Ruimtevaartbeleid vindt in ICR-kader plaats. In de Kabinetsreactie op het Groenboek is reeds het volgende gesteld:
-
•Nederland onderschrijft voluit de Europese ambitie om ruimtevaart te benutten voor maatschappelijke, economische en wetenschappelijke vooruitgang. Die ambities kunnen alleen door Europese samenwerking worden waargemaakt, echter met oog voor de budgettaire realiteit. De kabinetsreactie is daarom restrictief ten aanzien van de financiële impact voor de lidstaten van deze europeanisering van het ruimtevaartbeleid.
-
•T.a.v. ruimtevaart en defensie is het Nederlands standpunt dat eerst de defensie behoeften dienen te worden geïdentificeerd, alvorens wordt bepaald of en in hoeverre hiervoor ruimtecapaciteit zou moeten worden ingezet. Het bestaan van een (potentieel) aanbod mag geen reden zijn om een behoefte te creëren. De ontwikkeling van een EU-ruimtecapaciteit voor uitsluitend GBVB/EVDB-doeleinden heeft derhalve geen prioriteit. Nederland heeft er geen bezwaar tegen dat bij de ontwikkeling van het Europese ruimtevaartbeleid ook wordt gekeken naar de militaire dimensie. Het moet echter gaan om in eerste aanleg civiele toepassingen, waarbij dual use toepassingen niet uitgesloten kunnen worden. Ontwikkeling van specifiek militaire systemen heeft geen prioriteit.
Onderzoek.
Nederland steunt deze stap op weg naar verdere Europese samenwerking wat betreft de coördinatie van Onderzoek en Ontwikkeling op het gebied van defensie. De samenwerking dient gericht te zijn op verbeterde coördinatie en afstemming van bestaande (nationale en multinationale) activiteiten. Doublures tussen EU en transatlantische samenwerking moeten worden voorkomen. Van Nederlandse zijde zijn voorshands geen additionele gelden te verwachten en ook op de toepassing van common funding wordt afwijzend gereageerd.
Fiche 3: Mededeling over de coördinatie van het drugsbeleid in de
Europese Unie
Titel:
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de coördinatie van het drugsbeleid in de Europese Unie.
DatumRaadsdocument: 19november 2003
NrRaadsdocument: 14996/03
Nr. Commissiedocument: COM(2003) 681 definitief i
Eerstverantwoordelijk ministerie: VWS i.o.m. JUST, BZ en BZK
Behandelingstraject in Brussel:Horizontale Werkgroep Drugs, Raad Justitie en Binnenlandse Zaken
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Deze mededeling van de Commissie heeft als doel de coördinatie van het drugsbeleid te verbeteren. De conclusies en aanbevelingen van de Commissie zijn met name gericht op verbetering van de coördinatie op het niveau van de Unie. Realisatie van dit doel wordt beoogd door:
I. uit te leggen waarom coördinatie van wezenlijk belang is voor de drugsproblematiek op het niveau van de Europese Unie, waarbij de belangrijkste problemen en belangen worden geschetst;
II. een overzicht te geven van de bestaande coördinatiemodellen, zowel in de lidstaten als bij de Europese instellingen;
III. ideeën aan te reiken en aanbevelingen te formuleren ter verbetering van de coördinatie, mede met oog op een nieuwe, uitgebreide Unie.
Rechtsbasis van het voorstel:n.v.t., betreft een mededeling
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:n.v.t., betreft een mededeling
Instelling nieuw Comitologie-comité:n.v.t.
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: Positief. Het begrip coördinatie wordt in dit stuk gebruikt als zijnde het afstemmen van bepaalde positie’s, zowel binnen lidstaten als op EU niveau, met inachtneming van de bestaande bevoegdheidsverdeling. Het stuk stelt wat betreft de bestaande bevoegdheidsverdeling geen veranderingen voor. Hoewel de Commissie erkent dat de basis wordt gevormd door coördinatiemechanismen op nationaal niveau, richt deze mededeling zich – met het oog op het subsidiariteitsbeginsel – op de coördinatie op het niveau van de (instellingen van de) Europese Unie. Proportionaliteit: Positief: Het betreft een mededeling. De Commissie doet aanbevelingen die niet dwingend zijn gesteld, en zijn dus proportioneel te noemen.
Consequenties voor de EU-begroting:Geen
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:Geen
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen/ zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):Geen
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:N.v.t.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland deelt de visie dat een doeltreffende coördinatie op Europees niveau van wezenlijk belang is, mede met het oog op de komende uitbreiding. Nederland onderschrijft het standpunt van de Commissie dat de coördinatie verbeterd kan worden, en stelt het op prijs dat de Commissie hiertoe aanbevelingen heeft geformuleerd. Nederland kan de aanbevelingen van de Commissie onderschrijven, waarbij opgemerkt kan worden dat aanbeveling 4(spoedige aanname van het kaderbesluit inzake illegale drugshandel) inmiddels achterhaald is. Dit besluit is nl. inmiddels in de JBZ-Raad aangenomen.
Fiche 4: Verordening inzake beheersmaatregelen voor duurzame
exploitatie visbestanden in Middellandse Zee
Titel:
Verordening van de Raad inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee en tot wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93 i en (EG) nr. 973/2001 i
DatumRaadsdocument: 9oktober 2003
NrRaadsdocument: 13406/03 Peche 235
Nr. Commissiedocument: COM (03) 589 i
Eerstverantwoordelijk ministerie: LNV i.o.m. FIN, JUST en BZ
Behandelingstraject in Brussel:Raadswerkgroep Visserij, Landbouw -en Visserijraad
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De situatie van verscheidene visbestanden in de Middellandse Zee is zorgelijk en met de huidige exploitatie kan duurzame visserij niet worden gewaarborgd volgens wetenschappers. In het kader van de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) presenteerde de Commissie op 9 oktober 2002 een Mededeling betreffende de vaststelling van een communautair actieplan voor de instandhouding en de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid(COM (2002) 535 i). In dit actieplan geeft de Commissie de belangrijkste onderdelen van het toekomstige visserijbeleid in de Middellandse Zee aan, en wordt aandacht geschonken aan het instandhoudingsbeleid. In december 2002 heeft de Raad conclusies met betrekking tot dit actieplan goedgekeurd en in juni 2003 heeft het EP een resolutie over dit actieplan aangenomen.
Het huidige voorstel heeft betrekking op een belangrijk onderdeel van het actieplan: de actualisering van de verordening betreffende de voor de Middellandse Zee geldende technische maatregelen (Verordening 1626/94 i) en de invoering van communautaire beheersplannen van de visserij in het gebied.
Het voorstel beslaat de volgende onderwerpen:
-
•Bescherming van soorten en habitats
-
•Bescherming van gebieden
-
•Technische beperkingen ten aanzien van vistuigen en vismaten
-
•Bepalingen t.a.v. sportvisserij
-
•Het instellen van Beheersplannen
-
•Controlemaatregelen
Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 37 van het EG-Verdrag
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:Raad: gekwalificeerde meerderheid, EP: advies
Instelling nieuw Comitologie-comité:Nee
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: n.v.t., het GVB is een exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap.
Proportionaliteit: positief, een verordening is het meest geëigende instrument om de doelstelling van duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee te waarborgen.
Consequenties voor de EU-begroting:
Het voorstel gaat niet in op specifieke budgettaire gevolgen voor de EU-begroting. Nederland zal aan de Commissie vragen wat de precieze budgettaire gevolgen voor de EU-begroting van dit voorstel zijn. Nederland stelt zich op het standpunt dat financiering van uit het voorstel voortvloeiende kosten dient plaats te vinden binnen de bestaande financiële voorzieningen.
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:Geen
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie enhandhaving en/of sanctionering):Geen
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:Inwerkingtreding op de dertigste dag volgende op bekendmaking in het Publicatieblad van de EU. Dit is haalbaar aangezien Nederland geen direct betrokkene is.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland heeft geen directe belangen aangaande dit voorstel. Wel zijn er algemene belangen: naleving van gemeenschappelijke regelgeving en een level playing field voor alle visserijgebieden in de EU. Nederland verwelkomt de plannen van de Commissie om te komen tot een coherente aanpak voor het Middellandse Zeegebied. Aanscherping van regelgeving ter bescherming van de bestanden moet een verduurzaming van de visserij in de hand werken, zoals dat ook in de overige gemeenschaps-wateren wordt betracht. Het mogelijk maken van gelijktijdig aanpak van visserijtechnieken en visserij-inzet in het Middellandse zeegebied wordt als positief gezien.
Nederland zal aan de Commissie vragen wat de precieze budgettaire gevolgen voor de EU-begroting van dit voorstel zijn. Nederland stelt zich op het standpunt dat financiering van uit het voorstel voortvloeiende kosten dient plaats te vinden binnen de bestaande financiële voorzieningen.
Fiche 5: Ontwerp-kaderbesluit betreffende het Europees
bewijsverkrijgingsbevel
Titel:
Ontwerp-kaderbesluit betreffende het Europees bewijsverkrij-gingsbevel ter verkrijging van voorwerpen, documenten en gegevens voor gebruik in strafprocedures
DatumRaadsdocument: 25november 2003
Nr. Raadsdocument: 15221/03 COPEN 119
Nr. Commissiedocument: COM (2003) 688 definitief i
Eerstverantwoordelijk ministerie: JUST i.o.m. BZK en FIN
Behandelingstraject in Brussel:Raadswerkgroep samenwerking in strafzaken, JBZ -Raad
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Het doel van het kaderbesluit is het bewerkstelligen van een snellere, efficiëntere strafrechtelijke samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van het vergaren en overdragen van (bestaand) bewijs. Hoewel in het stuk steeds wordt gesproken over «bewijs», gaat het strikt genomen om voorwerpen, documenten en gegevens ten behoeve van de waarheidsvinding, die tot bewijs in een strafzaak kunnen dienen. Het is immers de rechter in de berechtende staat die uiteindelijk bepaalt welke informatie in het strafproces als bewijs wordt aangemerkt. Het genoemde doel dient te worden bereikt door het invoeren van een uniform Europees bewijsverkrijgingsbevel dat door de justitiële autoriteit van de uitvaardigende lidstaat kan worden afgegeven en door de lidstaat op wiens grondgebied de voorwerpen, documenten of gegevens zich bevinden dient te worden uitgevoerd. Op welke wijze de uitvoerende lidstaat uitvoering geeft aan het bevel wordt aan die lidstaat overgelaten, zolang het resultaat (het vergaren en overdragen van het gevraagde materiaal) maar wordt bereikt. Het kaderbesluit ziet op het verkrijgen en overdragen van bestaand «bewijs». Het heeft derhalve geen betrekking op de inzet van bevoegdheden om nieuwe informatie te vergaren, zoals het afluisteren van telecommunicatie, het observeren van verdachten of het monitoren van bankrekeningen. Ook ziet het niet op het verhoren van verdachten, getuigen of deskundigen of het afnemen en onderzoeken van DNA-materiaal. Voor Nederland gaat het om bevoegdheden als inbeslagneming van voorwerpen, het geven van een bevel uitlevering stukken, het vorderen van gegevens (o.a. over bankrekeningen), doorzoeking ten behoeve van inbeslagneming en de overdracht van het aldus verkregen materiaal. Voorts ziet het kaderbesluit op de verstrekking van informatie die zich bevindt in politieregisters en andere registers. Dit betekent dat informatie over DNA-onderzoeken of informatie afkomstig uit telefoontaps die reeds hebben plaatsgevonden voor het Europees bevel werd afgegeven en die zich in politieregisters bevindt, wel weer onder de reikwijdte van het kaderbesluit kan vallen. Tenslotte ziet het kaderbesluit op het verstrekken van justitiële documentatie (strafbladen).
Op een aantal punten is het voorstel verstrekkend van aard, zo behelst het voorstel niet de mogelijkheid om tenuitvoerlegging te weigeren indien het bevel betrekking heeft op een strafbaar feit dat op Nederlands grondgebied is gepleegd. Ook wordt voorgesteld om na een overgangsperiode van 5 jaar de mogelijkheid af te schaffen om tenuitvoerlegging te weigeren op grond van het ontbreken van dubbele strafbaarheid (d.w.z. wel strafbaar in een andere lidstaat en niet in Nederland). Voorts gaan de bevoegdheden tot het grensoverschrijdend vergaren van computergegevens die zich bevinden op het grondgebied van een andere lidstaat verder dan welke zijn neergelegd in het Cybercrime verdrag van de Raad van Europa. Het voorstel raakt in zijn algemeenheid belangrijke aspecten van het strafprocesrecht en daarmee aan (binnenkort 25) verschillende strafrechtsstelsels van de lidstaten.
Rechtsbasis van het voorstel:artikel 31 en 34, tweede lid, onderdeel b, VEU
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:Advies-recht
Instelling nieuw Comitologie-comité:n.v.t.
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief, afspraken van dit karakter en met deze reikwijdte
over justitiële samenwerking tussen de lidstaten dienen op EU-niveau te
worden gemaakt.
Proportionaliteit: twijfelachtig. Op onderdelen hebben de voorstellen
verstrekkende gevolgen en bestaat er aanleiding te bezien of met minder
vergaande oplossingen hetzelfde doel kan worden bereikt.
Consequenties voor de EU-begroting:geen.
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Op dit moment is moeilijk te overzien wat de financiële gevolgen zullen zijn, indien dit ontwerp-kaderbesluit tot stand komt. Het kaderbesluit zal naar verwachting tot gevolg hebben dat meer opsporingscapaciteit moet worden ingezet ten behoeve van in het buitenland lopende strafzaken. In welke mate dit het geval zal zijn, is thans niet aan te geven. De financiële consequenties kunnen thans nog niet worden ingeschat, waardoor het in deze fase niet mogelijk is te bepalen op welke wijze de kosten bij de diverse departementale begrotingen neerslaan. Hierover zal pas in de loop van het onderhandelingsproces duidelijkheid ontstaan. Als uitgangspunt geldt dat de financiële consequenties voor rekening komen van de beleidsverantwoordelijke departementen (naar huidige inschatting in ieder geval Justitie en BZK).
Ook kan het voorstel een extra administratieve belasting opleveren voor politie en justitie in verband met registratie- en informatieverplichtingen.
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie enhandhaving en/of sanctionering):n.v.t.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:
De Commissie stelt in het ontwerp-kaderbesluit 1 januari 2005 als implementatietermijn voor. Deze termijn is niet reëel. Gelet op de veelomvattendheid van het ontwerp-kaderbesluit zal op zijn minst geheel 2004 besteed worden voor de onderhandelingen over dit ontwerp-kaderbesluit. Gebruikelijk voor dit soort kaderbesluiten is een implementatietermijn van twee jaar na vaststelling van het besluit.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland hecht belang aan een vlotte en doelmatige strafrechtelijke samenwerking tussen de lidstaten. Een Europees bewijsverkrijgingsbevel kan hieraan bijdragen en wordt vanuit dat oogpunt positief beoordeeld. Het kaderbesluit raakt echter aan elementaire onderdelen van het strafprocesrecht. Een grondige bespreking en bestudering van voorstel is daarom noodzakelijk. Nederland acht het dan ook van belang dat het kaderbesluit een goed evenwicht tot stand brengt tussen enerzijds het verbeteren van de strafrechtelijke samenwerking en anderzijds het behoud van een
consistent en werkbaar strafprocesrecht met inbegrip van belangrijke strafprocessuele waarborgen.
Fiche 6: Richtlijn verlaagd BTW-tarief op bepaalde arbeidsintensieve
diensten
Titel:
-
•Voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG i ter verlenging van de termijn tijdens welke de lidstaten kunnen worden gemachtigd een verlaagd BTW-tarief toe te passen op bepaalde arbeidsintensieve diensten
-
•Voorstel voor een beschikking van de Raad tot verlenging van de geldigheidsduur van Beschikking 2000/185/EG i waarbij de lidstaten worden gemachtigd om overeenkomstig de procedure vastgesteld in artikel 28, lid 6, van Richtlijn 77/388/EEG i een verlaagd BTW-tarief op bepaalde arbeidsintensieve diensten toe te passen.
DatumRaadsdocument: 17 december 2003
NrRaadsdocument: 16213/03
Nr. Commissiedocument: COM(2003) 825 definitief i
Eerstverantwoordelijk ministerie: FIN i.o.m. EZ
Behandelingstraject in Brussel:Raadswerkgroep Fiscale Vraagstukken en Ecofin Raad
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De Zesde BTW-richtlijn bevat het systeem van de BTW-heffing zoals dat in de EU-lidstaten moet worden toegepast. De richtlijn bepaalt dat de lidstaten een algemeen BTW-tarief toepassen van ten minste 15%. Daarnaast kunnen de lidstaten voor een limitatieve lijst van goederen en diensten één of twee verlaagde tarieven toepassen wanneer zij dat willen. Voorts is een tijdelijke regeling van toepassing met betrekking tot een verlaagd BTW-tarief voor arbeidsintensieve diensten. Zonder nadere voorziening loopt dit experiment af op 1 januari 2004. Het onderhavige richtlijnvoorstel, met het daarbij behorende voorstel voor een beschikking, ziet op een verlenging van het experiment tot en met 31 december 2005. Voor Nederland betekent dit dat voor de diensten van schoenmakers, fietsenmakers en kledingherstellers, kappersdiensten alsmede voor het schilderen en stukadoren van woningen ouder dan 15 jaar tot en met 31 december 2005 het verlaagd BTW-tarief kan blijven gelden. De verlenging van het experiment geldt alleen voor de lidstaten die reeds gebruik maakten van het experiment. Daarnaast mogen de lidstaten geen verruiming van de reeds in hun lidstaat bestaande verlaagde tarieven op arbeidsintensieve diensten doen plaatsvinden.
Rechtsbasis van het voorstel:artikel 93 EG-verdrag
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:unanimiteit van de Raad en advies van het Europees Parlement
Instelling nieuw Comitologie-comité:nee
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteitpositief, voor wijzigingen in het BTW-systeem is de Gemeenschap bij uitsluiting bevoegd. Het voorstel laat keuzemogelijkheden aan de lidstaten voor het toepassen van het verlaagde tarief.
Proportionaliteitpositief: het beoogde doel – het verder harmoniseren van de BTW-tariefregels – kan niet anders dan met een richtlijn (met daarbij in dit geval een beschikking) worden bereikt.
Consequenties voor de EU-begroting:Het voorstel zal geen effect hebben op de eigen middelen.
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Geen nieuwe implementatie in Wet op de Omzetbelasting 1968; geen agentschappen; geen notificatieverplichtingen; geen handhavings- of sanctioneringsbepalingen
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie enhandhaving en/of sanctionering):geen
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: N.v.t. omdat het een verlenging betreft.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Aan het Nederlandse belang is voorlopig tegemoet gekomen door de verlenging met twee jaar van het experiment met de verlaagde tarieven voor arbeidsintensieve diensten.
Fiche 7: Beschikking Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek voor de
EG voor Atoomenergie
Titel:
Voorstel voor een Beschikking van de Raad tot vaststelling van een door het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek voor de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie uit te voeren aanvullend onderzoekprogramma.
DatumRaadsdocument: 9december 2003
NrRaadsdocument: 15932/03 RECH 260 ATO 223
Nr. Commissiedocument: COM(2003)756 definitief i
Eerstverantwoordelijk ministerie: EZ i.o.m. BZ en VROM
Behandelingstraject in Brussel:Commissie art. 31 Euratom, advies Raad van Beheer van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO), Gemengde Raadswerkgroep Onderzoek/Atoomzaken, Concurrentiekracht-raad
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Doelstelling van het voorstel is de vaststelling van een Aanvullend Programma (AP) ter financiering van de bedrijfsvoering van de Hoge Flux Reactor (HFR) in Petten (NL). Sinds tientallen jaren is dit de gebruikelijke financieringsmodaliteit voor de HFR. Het huidige AP van 4jaar loopt eind 2003 af. De financiële bijdragen voor het nieuwe AP worden rechtsreeks geleverd door Nederland en Frankrijk. Nederland levert het grootste bedrag, nl. 29,75 M EURO; Frankrijk betaalt 0,9 M EURO.
Rechtsbasis van het voorstel:art. 7 EGA
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:Raad: unanimiteit; Europees Parlement: advies
Instelling nieuw Comitologie-comité:n.v.t.
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: De beschikking is subsidiair omdat het een Europees
onderzoeksprogramma betreft en besluitvorming op Europees niveau dus nodig is.
Proportionaliteit: positief omdat een beschikking geschikt en nodig is om het gestelde doel te bereiken.
Consequenties voor de EU-begroting:30,65 M EURO voor periode van 3 jaar (2004–2006) te betalen door Nederland en Frankrijk;
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:De door Nederland te betalen 29,75M EURO komen ten laste van de Begroting van 2004 van EZ/DGE
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie enhandhaving en/of sanctionering):
De Commissie is verantwoordelijk voor de uitvoering van het Aanvullend Programma en houdt de Raad van Beheer van het GCO op de hoogte van de uitvoering van het AP. De Commissie brengt jaarlijks vóór 15 juni verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en het ECOSOC uit over de tenuitvoerlegging van de Beschikking.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:implementatietermijn: 2004–2006
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: De Hoge Flux Reactor in Petten speelt een cruciale rol voor Nederland en voor Europa in onderzoek naar de verbetering van de veiligheid van bestaande kernreactoren zowel binnen de EU als binnen de toetredende Lidstaten. Het is de grootste producent in de EU van medische radioisotopen, speelt een substantiële rol in onderzoek naar het vinden van een oplossing voor het radio-actieve afvalprobleem, in de beproeving van medisch therapeutische technieken alsmede in het onderzoek naar kernfusie en fundamenteel onderzoek. Nederland kan instemmen met het bovengenoemde voorstel.
Fiche 8: Verordening betreffende autonome communautaire tariefcontingenten voor landbouw- en industrieproducten Titel:
Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2506/96 i betreffende de opening en wijze van beheer van autonome communautaire tariefcontingenten voor bepaalde landbouw- en industrieproducten.
DatumRaadsdocument: 23december 2003
NrRaadsdocument: 15562/03
Nr. Commissiedocument: COM (2003) 805 def i.
Eerstverantwoordelijk ministerie: EZ i.o.m. FIN
Behandelingstraject in Brussel:Raadswerkgroep Douane-Unie (gemeenschappelijke douane tarieven) Concurrentiekrachtraad.
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Tijdelijke tariefschorsingen en tariefcontingenten maken de rechtenvrije import mogelijk van goederen die niet (of – bij tariefcontingenten – niet in voldoende mate) kunnen worden geleverd vanuit de Europese Unie. Het systeem van tariefschorsingen (schorsing van invoerrechten) en tariefcontingenten is bedoeld voor de verwerkende industrie in de EU.
Verzoeken om tariefschorsingen of tariefquota kunnen worden gehonoreerd als:
-
•het te importeren product niet of niet in voldoende mate beschikbaar is binnen de EU;
-
•er geen vergelijkbare / equivalente / concurrerende producten beschikbaar zijn binnen de EU;
-
•het product als grondstof of halffabrikaat wordt gebruikt voor verdere verwerking;
-
•het bedrag aan bespaarde invoerrechten op jaarbasis meer dan 20 000 euro bedraagt.
Het betreft hier een voorstel voor tariefquota dat betrekking heeft op zowel de periode 2003 als 2004. De doelstelling van dit voorstel is ervoor te zorgen dat door middel van gunstige voorwaarden wordt tegemoet gekomen aan de behoeften van de communautaire verwerkende industrie.
Rechtsbasis van het voorstel:Artikel 26 EG-verdrag
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:Raad: gekwalificeerde meerderheid, Europees Parlement: geen rol
Instelling nieuw Comitologie-comité:geen
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit:n.v.t., het betreft een exclusieve bevoegdheid van de
Commissie
Proportionaliteit:Positief, een Verordening is de meest geëigende manier
om tariefcontingenten vast te stellen
Consequenties voor de EU-begroting:
De Commissie heeft een totaal verlies aan opbrengsten aan heffingen/
douanerechten berekend van € 3,5 mln. (verlies aan opbrengsten voor de
EU-begroting betekent kostenreductie voor de Europese verwerkende
industrie)
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Als gevolg van dit voorstel zal het Nederlands bedrijfsleven minder douanerechten betalen waardoor er sprake is van kostenreductie. In het algemeen wordt voor Nederland uitgegaan van 10% van het totale verlies aan opbrengsten zoals berekend door de Commissie.
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie enhandhaving en/of sanctionering):Geen
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland staat positief tegenover dit voorstel om schorsingen van rechten te verlenen. Door ondernemingen de mogelijkheid te bieden (gedurende een bepaalde periode) goederen tegen lagere prijzen aan te kopen, wordt de economische activiteit in de Gemeenschap gestimuleerd en verbetert de concurrentiepositie van deze ondernemingen, waardoor
meer werkgelegenheid wordt geschapen, hetgeen positieve effecten heeft op de economie in het algemeen.
Fiche 9: Richtlijn inzake (gebruikte) batterijen en accu’s Titel:
Voorstel voor een Richtlijn van het Europese parlement en de Raad inzake batterijen en accu’s, alsook gebruikte batterijen en accu’s.
DatumRaadsdocument: 2december 2003
NrRaadsdocument: 15494/03
Nr. Commissiedocument: COM (2003) 723 i
Eerstverantwoordelijk ministerie: VROM in nauwe samenwerking met
EZ en i.o.m. BZK, FIN en DEF
Behandelingstraject in Brussel:Milieuraad
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De richtlijn heeft tot doel om de gescheiden inzameling en recycling van alle soorten batterijen en loodaccu’s te verbeteren. Deze richtlijn vervangt de richtlijn 91/157 i/EEC (alsook 91/101/EC en 93/86/EEC). De eerdere richtlijn betreft slechts het op de markt brengen en recyclen van batterijen en accu’s die gevaarlijke stoffen bevatten. Bovendien zijn er geen concrete recyclingsdoelstellingen in opgenomen. Richtlijn 91/157 i/EEC is door lidstaten zeer verschillend geïmplementeerd, waardoor er belemmeringen zijn voor het functioneren van de interne markt. Batterijen en accu’s worden in de praktijk in veel EU landen nauwelijks gescheiden ingezameld en gerecycled.
Motivatie voor dit voorstel is het 6e Milieu-Actieprogramma, waarin hergebruik van afval als belangrijk is aangemerkt. De richtlijn betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (2002/96/EG) stelt dat de huidige richtlijn inzake batterijen en accu’s die gevaarlijke stoffen bevatten (91/157/EEC) zo snel mogelijk moet worden vervangen. Het huidige voorstel van de Commissie gaat verder dan de eerdere richtlijn: het bevat doelstellingen voor de recycling van verschillende soorten batterijen. Bovendien worden producenten van batterijen en accu’s verantwoordelijk gesteld voor de verwerking van hun producten. Het voorstel kent een beperking voor het op de markt brengen van batterijen met kwik, verplichtingen tot de monitoring van nikkel-cadmiumbatterijen in stadsafval, een verbod op het verbranden en storten van batterijen en een verplichting tot het opzetten van inzamelsystemen voor batterijen en accu’s.
Rechtsbasis van het voorstel:art. 95 en 175 van het EG verdrag.
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:Co-decisie procedure (art. 251 EG verdrag). EP Commissie Milieubeheer, Volksgezondheid en Consumentenbeleid (ENVI), rapporteur Blokland.
Instelling nieuw Comitologie-comité:n.v.t.
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief. Het voorstel kent ook productvereisten (gehalte
aan kwik en een verplicht merkteken op alle batterijen), die op EU niveau
gesteld moeten worden om een vrij verkeer van goederen tussen lidstaten
mogelijk te maken.
Proportionaliteit: positief. Het voorstel komt met wettelijke vereisten voor
een geharmoniseerde strategie voor de inzameling en recycling van batte-
rijen maar laat lidstaten vrij in de keuze van de meest geschikte nationale maatregelen om de doelstellingen te bereiken.
Consequenties voor de EU-begroting:Geen
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Verplichtingen voor centrale overheden van de lidstaten:
-
•Zorg dragen voor het (doen) opzetten van inzamelsystemen voor batterijen en accu’s (de richtlijn geeft de lidstaten vrijheid t.a.v. de wijze waarop dit punt wordt ingevuld);
-
•de hoeveelheden nikkel-cadmium batterijen in het restafval monitoren;
-
•onderzoek naar recyclingstechnologieën bevorderen;
Verplichtingen voor decentrale overheden:
In Nederland zijn er weinig gevolgen, een inzamelsysteem functioneert al. In andere lidstaten hangen de gevolgen voor decentrale overheden af van de implementatie die de lidstaat verkiest. Lidstaten krijgen veel vrijheid om zelf te bepalen hoe de doelstellingen bereikt gaan worden.
Verplichtingen voor producenten:
Batterijen en accu’s moeten worden gerecycled en bepaalde soorten batterijen (die kwik bevatten) mogen niet meer op de markt worden gebracht. In Nederland mag dat al niet meer op grond van het Besluit tot vaststelling van regels voor het na gebruik innemen en verwerken van batterijen. Voor accu’s geldt dit nog niet, dit zal moeten worden opgezet. Inzicht in de exacte hoogte van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven zal pas ten tijde van de implementatie van de richtlijn ontstaan. Wel is duidelijk dat enige verzwaring van administratieve lasten zal optreden. Dat geldt overigens uitsluitend voor zover de richtlijn betrekking heeft op accu’s. De onderdelen die betrekking hebben op batterijen behoeven geen nieuwe nationale regelgeving.
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen/zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):
Het voorstel voor de nieuwe richtlijn is in lijn met het in Nederland al in werking zijnde besluit tot vaststelling van regels voor het na gebruik innemen en verwerken van batterijen. Voor accu’s kent Nederland momenteel geen verplicht inzamelsysteem, dat moet nog worden opgezet. Verder, zie onder 10: personele capaciteit voor aanpassing regelgeving en monitoring.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:
18 maanden na inwerkingtreding. Het lijkt haalbaar om binnen deze periode het Besluit tot vaststelling van regels voor het na gebruik innemen en verwerken van batterijen aan te passen.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland heeft al een vorm van producentenverantwoordelijkheid voor batterijen en behaalt al goede inzamelresultaten. Dit voorstel legt ook aan andere lidstaten en aan buitenlandse producenten hogere eisen op. Nederland kan daarom instemmen met dit voorstel. Kritische punten:
-
•Het Nederlands besluit betreft geen accu’s, deze worden in Nederland verwerkt omdat er een markt voor bestaat: bij accuverwerkinstellingen wordt lood herwonnen, en worden de accu’s verder milieuvriendelijk verwerkt. Een verplichting tot het opzetten van een inzamelsysteem
kán (maar hoeft niet) de bestaande recyclingmarkt verstoren, dit zal Nederland afstemmen met de Commissie. • Het voorstel kent een verplichting om op alle batterijen een KCA logo te zetten. Nederland is onlangs door de Commissie in gebreke gesteld vanwege dit logo (afvalcontainer met kruis erdoor). Nederland mag dit logo niet verplichten op klein chemisch afval (zoals batterijen en verfblikken) omdat andere EU richtlijnen al voorzien in andere gevaarssymbolen. Deze richtlijnen zijn uitputtend. Dit voorstel verplicht juist tot het plaatsen van het KCA logo op alle batterijen. Het beleid van de Commissie is op dit punt onduidelijk. Nederland heeft al om opheldering gevraagd.
Fiche 10: Mededeling: Basisrichtsnoeren voor een duurzaam Europees
toerisme
Titel:
Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio’s Basisrichtsnoeren voor een duurzaam Europees toerisme
DatumRaadsdocument: 25november 2003
NrRaadsdocument: 15289/03
Nr. Commissiedocument: COM(2003) 716 definitief i
Eerstverantwoordelijk ministerie: EZ in nauwe samenwerking met
LNV i.o.m. VROM
Behandelingstraject in Brussel:Adviescomité Toerisme (TAC: Tourism Advisory Committee) van de Commissie en Raad van Concurrentievermogen
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Het principe van duurzaam toerisme is als algemeen uitgangspunt door de Commissie gepresenteerd in haar mededeling «Een gezamenlijke aanpak voor de toekomst van het Europese toerisme» (nov. 2001). Deze mededeling kreeg destijds instemming van alle lidstaten en het EP.
De Commissie heeft dit principe vervolgens verder uitgewerkt in de thans voorliggende mededeling. De Commissie stelt dat het waarborgen van een duurzaam Europees toerisme op economisch, sociaal en milieugebied essentieel is voor een duurzame ontwikkeling in Europa en in de wereld, maar ook voor de levensvatbaarheid, de gestage groei, het concurrentievermogen en het commerciële succes van deze economisch zeer belangrijke sector.
De Commissie zal de aanzet geven tot een Groep duurzaam toerisme (Tourism Sustainability Group ) die uit vertegenwoordigers van de verschillende groepen belanghebbenden zal bestaan. Deze groep zal belast worden met het sturen en controleren van de coherente tenuitvoerlegging van specifieke door hen te ondernemen activiteiten.
Vanaf 2004is de Commissie voornemens te beginnen met de geleidelijke uitvoering van maatregelen, zoals de inzet van effectrapportage om duurzaamheidsaspecten te integreren in EU-regelingen, een samenwerkingsovereenkomst met de Wereldorganisatie voor Toerisme, bevorderen van duurzame toeristische consumptie- en productiepatronen en bijdragen aan het implementatieplan van de Wereldtop over duurzame ontwikkeling.
In 2005 is een verslag aan de Raad voorzien ter voorbereiding van een Agenda 21 voor Europees Toerisme die in 2007 dient te worden vastgesteld.
Welke maatregelen exact beoogd worden en hoe deze dan moeten worden doorgevoerd is nog niet vastgesteld, mede omdat de Commissie geen volledig beeld heeft van wat er op dit gebied in de lidstaten op nationaal niveau al gebeurt. Daarom wordt in de mededeling voorgesteld om een Werkgroep duurzaam toerisme in te stellen, die belast zal worden met het ontwerp van een uitgebreid actiekader. Dergelijke werkgroepen zijn gebruikelijk, en rapporteren regelmatig aan het Adviescomité Toerisme (TAC, Tourism Advisory Committee), waardoor de lidstaten de gelegenheid behouden om het proces zo nodig bij te sturen.
Rechtsbasis van het voorstel:n.v.t., betreft een mededeling.
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:n.v.t., betreft een mededeling.
Instelling nieuw Comitologie-comité:neen, wel instellen van de genoemde Werkgroep Duurzaam Toerisme.
Subsidiariteit en proportionaliteit:n.v.t.
Consequenties voor de EU-begroting:geen
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:geen
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie enhandhaving en/of sanctionering):geen
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:n.v.t.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Ten tijde van het voorstel voor de ontwikkeling van een Agenda 21 voor toerisme (tijdens het Belgische voorzitterschap in 2001), is het principe van duurzame ontwikkeling en dus ook van duurzaam toerisme door alle lidstaten aanvaard. De wijze waarop een en ander in de komende jaren gestalte krijgt, zal in het Adviescomité Toerisme worden besproken. Nederland zal hier uiteraard een actieve bijdrage aan leveren.
Fiche 11: Richtlijn betreffende grensoverschrijdende fusies van
kapitaalvennootschappen
Titel:
Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende grensoverschrijdende fusies van kapitaalvennootschappen
DatumRaadsdocument: 26november 2003
NrRaadsdocument: 15305/03
Nr. Commissiedocument: COM(2003) 703 definitief i, 2003/0277
(COD) Eerstverantwoordelijk ministerie: JUST i.o.m. EZ. SZW en FIN
Behandelingstraject in Brussel:Raadswerkgroep vennootschapsrecht (company law), Raad Justitie en Binnenlandse Zaken
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Het voorstel is onderdeel van het Actieplan (Com(2003)284def) van de Commissie voor de modernisering van het vennootschapsrecht. De richtlijn maakt de juridische fusie van kapitaalvennootschappen uit verschillende lidstaten mogelijk. De richtlijn regelt de procedure (fusievoorstel, openbaarmaking, deskundigenverslag, rechtmatigheidstoets) voor en de rechtsgevolgen van zo’n internationale fusie. Ook wordt een regeling opgenomen in verband met de medezeggenschap van werknemers van bij de fusie betrokken vennootschappen.
Vooralsnog zijn er juridische belemmeringen voor de fusie van vennootschappen die in verschillende lidstaten zijn opgericht. De richtlijn regelt de grensoverschrijdende aspecten van internationale fusies. Als de internationale fusie mogelijk wordt, kunnen de kosten in verband met de samenwerking van bedrijven uit verschillende lidstaten dalen.
Rechtsbasis van het voorstel:Art. 44 lid 1 EG-Verdrag
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:Co-decisie (art. 251 EG-Verdrag)
Instelling nieuw Comitologie-comité:n.v.t.
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief, omdat de juridische fusie van vennootschappen uit verschillende lidstaten niet voldoende kan worden verwezenlijkt door de lidstaten alleen.
Proportionaliteit: positief, aangezien de gewenste rechtszekerheid niet kan worden bereikt via een lichter middel (bijv. een aanbeveling van de Commissie). De richtlijn maakt voorts een voor het bedrijfsleven belangrijke rechtsfiguur toegankelijk zodat regulering op dit punt gerechtvaardigd is. De regeling is handhaafbaar en is niet fraudegevoelig.
Consequenties voor de EU-begroting:geen
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:geen (de richtlijn maakt internationale fusies mogelijk)
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen/zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):
Er worden geen nationale agentschappen /zbo’s ingeschakeld. De richtlijn moet worden omgezet in het nationale recht. Dit leidt tot een
nieuwe regeling, aangezien internationale fusies vooralsnog onmogelijk zijn in Nederland.
Het voorstel bevat geen handhavings- of sanctioneringsbepalingen die tot problemen aanleiding zullen geven.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:
Voorgestelde termijn: 18 maanden. Het zal zeer moeilijk zijn om wetgeving op een termijn van 18 maanden te realiseren.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland steunt het initiatief voor de totstandkoming van een richtlijn voor grensoverschrijdende fusies. Het bedrijfsleven heeft daaraan een grote behoefte. De richtlijn zal de rechtszekerheid omtrent grensoverschrijdende fusies bevorderen
Fiche 12: Mededeling betreffende de tenuitvoerlegging van het Actieplan
voor Risicokapitaal
Titel:
Mededeling van de Commissie van de Raad van het Europees Parlement betreffende de tenuitvoerlegging van het Actieplan voor Risicokapitaal (APRK)
DatumRaadsdocument: 5november 2003
NrRaadsdocument: 14357/03
Nr. Commissiedocument: COM(2003)654def i
Eerstverantwoordelijk ministerie: EZ i.o.m. FIN en BZ
Behandelingstraject in Brussel:Ecofin Raad
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Deze mededeling van de Commissie betreft de vijfde voortgangsrapportage sinds het ActiePlan Risicokapitaal (APRK) in 1998 is goedgekeurd. Het is tevens het laatste rapport aangezien de diverse Europese Raden het jaar 2003 hebben vastgesteld en bevestigd als de uiterste termijn voor voltooiing van het Actieplan. In de EcoFin Raad van november 2003 is besloten dat de Mededeling van de Cie door het Financial Services Committee nader zal worden bezien en dat het FSC hierover in september 2004zal rapporteren aan de EcoFin Raad.
Het actieplan beoogt een Europese risicokapitaalmarkt te bewerkstelligen waarin vraag naar en aanbod van risicokapitaal beter op elkaar aansluiten. Een goed functionerende Europese Risicokapitaalmarkt die gemakkelijk toegankelijk en transparant is, draagt bij aan de oprichting en ontwikkeling van innovatieve, snelgroeiende kleine en middelgrote ondernemingen omdat vooral deze ondernemingen moeite hebben om aan het benodigde kapitaal te komen. Een Europese markt zou dit gemakkelijker moeten maken. Op termijn zal dit de economische groei bevorderen en werkgelegenheid scheppen.
Wanneer de tenuitvoerleggingsperiode van het APRK als geheel wordt beschouwd, kan worden vastgesteld dat aanzienlijke vorderingen zijn gemaakt: alle politieke en verscheidene technische doelstellingen zijn gehaald. De Europese risicokapitaalsector is thans veel groter, rijper en professioneler dan in 1998. In Europa zijn ondernemingen en overheden thans ten volle doordrongen van het strategische belang van deze sector en van de mogelijkheden die dit soort financiering te bieden heeft. Het APRK heeft een politieke rol vervuld doordat het een steun in de rug betekende voor degenen die beleidsmatig direct of indirect bij risicokapitaal-
activiteiten betrokken zijn. De filosofie achter het APRK begint reeds door te sijpelen in andere regionale, nationale en communautaire beleidsterreinen en programma’s. Het APRK heeft ook de krachtige steun gekregen van het Europees Parlement, wat op zichzelf als een belangrijk succes mag worden beschouwd.
Om de dynamiek in stand te houden, zal de Commissie de ontwikkelingen op de Europese risicokapitaalmarkten van zeer nabij blijven volgen. Voorts zal zij nagaan op welke terreinen er inefficiënties blijven bestaan om indien nodig aanbevelingen en voorstellen te doen, rekening houdend met de in Lissabon vastgestelde uiterste termijn van 2010.
Hoofdlijnen van deze vijfde voortgangsrapportage APRK Het rapport concludeert dat hoewel veel voortgang is geboekt, verschillende aandachtsgebieden blijven bestaan. Onderzocht zou moeten worden waarom de VS een beter functionerende venture capital markt heeft dan de EU.
De Europese Venture Capital (VC) markt is steeds meer een volwassen markt aan het worden, maar de laatste jaren wordt het binnen halen van nieuw geld (fundraising) steeds moeilijker. Gemiddeld verstrekken banken in Europa ongeveer 25% van de funding van VC’s. In Nederland is dat overigens hoger. Gemiddeld is het voor Nederland 30% en in 2002 kwam zelfs een hoger percentage van de funding van VC’s van banken. Met het risicogeoriënteerde kapitaalakkoord Bazel 2 worden risico’s realistisch geprijsd, wat betekent dat banken voor risicovolle leningen meer kapitaal moeten aanhouden. Dit zal ertoe kunnen leiden dat banken minder gelden beschikbaar stellen voor venture capital activiteiten /een hogere rentevergoeding vragen.
Met name voor Nederland kan dit een risico vormen voor de Venture Capital markt.
Gezien de hogere drempels voor beursgang zijn er steeds minder mogelijkheden voor VC om hun investeringen te vermarkten, met tot gevolg terughoudendheid in het aangaan van investeringen. Vooral startende en innovatieve bedrijven zijn daar de dupe van, als gevolg van hun hogere risico’s en langere terugverdientijden.
Op regelgevend gebied vraagt het rapport aandacht voor fiscale verschillen.
Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t., betreft een mededeling
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:n.v.t., betreft een mededeling
Instelling nieuw Comitologie-comité:n.v.t.
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: Positief, om een Europese risicokapitaalmarkt te creëren
moet op Europees niveau actie worden ondernomen.
Proportionaliteit: Positief, over het algemeen is er een goede balans
tussen hetgeen op Europees niveau afgesproken wordt en de nationale
beleidsvrijheid.
Consequenties voor de EU-begroting:geen
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:geen
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen/zelfstandige
bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):geen
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:n.v.t.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: De funding van de venture capital markt in Nederland, kan a.g.v. het Bazel 2-akkoord en de vertaling in de nieuwe Europese kapitaaltoereikendheids-richtlijn (CAD3) teruglopen. Dit kan een bedreiging zijn voor de Nederlandse Venture Capital markt. Nederland ondersteunt dan ook de conclusies van de EcoFin Raad dat de relatie tussen CAD3 en venture capital nader dient te worden bezien.
Overigens zal verdergaande liberalisering van de Europese kapitaalmarkten het ondernemerschap in Europa juist stimuleren en banengroei bewerkstelligen. Gezien het open karakter van de Nederlandse economie zal Nederland hiervan kunnen profiteren, bijvoorbeeld door vergroting van de beschikbaarheid van risicodragend kapitaal voor het MKB.
Fiche 13: Mededeling de arbeidskwaliteit verbeteren : een overzicht van de
recente vorderingen
Titel:
Mededeling: De arbeidskwaliteit verbeteren: een overzicht van de recente vorderingen
DatumRaadsdocument: 27november 2003
NrRaadsdocument: 15430/03
Nr. Commissiedocument: COM(2003) 728 final i
Eerstverantwoordelijk ministerie: SZW i.o.m. EZ, DEF, BZ
Behandelingstraject in Brussel:Employment Committee, Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken (WSBVC)
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Op verzoek van de Voorjaarsraad in 2003 heeft de Commissie dit verslag over de kwaliteit van arbeid opgesteld. Verbetering van de kwaliteit en productiviteit van arbeid is een van de drie prioriteiten van de Werkgelegenheidsrichtsnoeren voor de periode 2003 – 2005. De andere prioriteiten zijn volledige werkgelegenheid en versterking van de sociale samenhang en cohesie.
De Commissie geeft aan de hand van tien indicatoren inzicht in de voortgang in de verbetering van arbeidskwaliteit in de huidige lidstaten. Door problemen bij het vergaren en evalueren van data zijn gegevens over de toetredende lidstaten buiten beschouwing gelaten.
Algemene conclusie van de Commissie is dat alle tien indicatoren onvoldoende voortgang te zien geven. Er zijn echter duidelijke verschillen per deelgebied en per lidstaat. Voor werkelijke verbetering van de kwaliteit van arbeid zijn concrete, breed gedragen acties noodzakelijk. Daarbij is betrokkenheid en steun van de sociale partners een absolute voorwaarde.
Als positief wordt de voortgang op de volgende deelgebieden beoordeeld:
-
•Het afgeronde opleidingsniveau is hoger, de deelname van volwassenen aan training en/of investeringen van bedrijven in training nemen toe;
-
•De arbeidsparticipatiegraad neemt toe en de onderlinge verschillen tussen mannen en vrouwen nemen af;
-
•Het aantal ongelukken tijdens het werk neemt af. Bepaalde sectoren
blijven echter problematisch. Ook doen zich nieuwe vormen van ziekten en aandoeningen voor.
Een negatieve ontwikkeling wordt gezien op de volgende terreinen:
-
•Arbeidsparticipatie van ouderen neemt toe maar is nog ver verwijderd van de afgesproken doelstelling voor 2010 (50%);
-
•Werkloosheid onder jongeren, ook onder niet EU-nationaliteiten, blijft hoog;
-
•Grote verschillen tussen seksen bestaan nog steeds, hoewel ze afnemen;
-
•Productiviteitsgroei blijft achter.
Rechtsbasis van het voorstel:n.v.t.
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:n.v.t.
Instelling nieuw Comitologie-comité:n.v.t.
Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t. (Het betreft hier een overzicht van
recente vorderingen, zonder voorstellen voor nieuw beleid)
Consequenties voor de EU-begroting:geen
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:geen
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie enhandhaving en/of sanctionering):geen
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:n.v.t.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland staat positief tegenover de mededeling. Deze geeft een goed overzicht van de stand van zaken. Nederland ziet een belangrijke relatie tussen kwaliteit van arbeid en de Lissabon-doelstellingen. De Lissabon-doelstellingen richten zich immers op de verhoging van de arbeidsparticipatie in het algemeen en in het bijzonder van vrouwen en ouderen. De mededeling kan tevens dienen als ondersteuning voor de implementatie van een aantal beleidsterreinen uit de werkgelegenheidsstrategie en uit het rapport dat de Employment Taskforce onder leiding van Wim Kok op verzoek van de Europese Commissie heeft opgesteld («Jobs, jobs, jobs», Creating more employment in Europe, november 2003). De kwaliteit van de arbeid heeft reeds een goede plaats binnen de Europese Werkgelegenheidsstrategie (EWS). In lijn met het rapport van Kok, moet de aandacht nu liggen op de daadwerkelijke implementatie van beleid, en niet op nieuwe doelstellingen. Nederland had dan ook graag gezien dat er in de mededeling dieper was ingegaan op de noodzaak tot versterking van de implementatie, monitoring en evaluatie van bestaande beleidsvoornemens. Uitgaande van de conclusies van de Employment Task Force verdient dit meer aandacht .
In het kader van governance doet de mededeling nu slechts een oproep aan de sociale partners. Beter ware het als in het kader van het betreffende onderwerp, waar de rol van sociale partners een evidente is, meer nadruk zou worden gelegd op de verantwoordelijkheid van sociale partners om acties te ondernemen om tot een verbetering van de kwaliteit van de arbeid te komen. Dit zou bijvoorbeeld aan de orde kunnen komen in het kader van de Sociale Dialoog op EU-niveau.
Fiche 14: Verordening driemaandelijkse overheidsschuld Titel:
Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de berekening en indiening van gegevens over de driemaandelijkse overheidsschuld
DatumRaadsdocument: 10december 2003
NrRaadsdocument: 15987/03
Nr. Commissiedocument: COM(2003)761 definitief i
Eerstverantwoordelijk ministerie: FIN i.o.m. EZ (CBS) en BZK
Behandelingstraject in Brussel:Raadswerkgroep Statistiek en Raads-werkgroep Financiën, Ecofin Raad
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De Europese Commissie ziet toe op de ontwikkeling van de begrotingssituatie en de omvang van de overheidsschuld in de lidstaten. Dit toezicht geschiedt op basis van twee criteria: het overheidstekort of -overschot en de overheidsschuld, die beide worden uitgedrukt als percentage van het BBP. In de procedure bij buitensporige tekorten wordt voor de overheidsschuld afgegaan op jaargegevens. Met het oog op de economische analyse en voor een adequaat toezicht op de begrotingssituatie van de lidstaten is het wenselijk om op kwartaalbasis gegevens samen te gaan stellen over de overheidsschuld. Streven is om uiterlijk op 30 juni 2004 voor het eerst gegevens over de driemaandelijkse overheidsschuld in te dienen. Voor de berekening van de overheidsschuld wordt volledig aangesloten op hetgeen in raadsverordening 3605/93 i is bepaald over de definitie van de overheidsschuld. Hiermee wordt gegarandeerd dat de definities van de driemaandelijkse overheidsschuld en de jaarlijkse overheidsschuld in overeenstemming met elkaar zijn. Voorts is geregeld dat eventuele wijzigingen de definitie van de overheidsschuld in raads-verordening 3605/93 i betreffende de procedure bij buitensporige tekorten gelijktijdig in de voorliggende verordening worden aangebracht.
Rechtsbasis van het voorstel:Artikel 104, lid 14, van het EG-verdrag.
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:Het EP heeft een adviserende rol.
Instelling nieuw Comitologie-comité:geen
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: Aan het principe van de subsidiariteit is voldaan. Het voorstel voor een Verordening van de Raad leidt niet tot nieuwe regulerings-maatregelen op nationaal niveau c.q op EU-niveau. Het voorstel laat de in de vigerende wetgevingsbesluiten vastgelegde definities, termijnen en verplichtingen geheel onverlet. Proportionaliteit: positief
Consequenties voor de EU-begroting:Geen
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: De kosten voor het uitvoeren van deze verordening door het CBS zijn begroot op een eenmalig bedrag in het eerste jaar voor ontwikkeling van € 25 425,- en daarna jaarlijks € 8 475,- gedurende de rest van de looptijd voor productie. Het CBS heeft deze bedragen opgenomen in de jaarlijkse opgave van kosten die gepaard gaan met nieuwe EU activiteiten. Over de toewijzing van deze en andere aanvragen voor nieuwe Europese verplichtingen op het gebied van de statistiek wordt besloten in het kader van de Rijksbegroting.
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen/zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:Beoogd is dat uiterlijk op 30 juni 2004 voor het eerst gegevens over de driemaandelijkse overheidsschuld worden ingediend. Dit vormt geen probleem voor Nederland.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland heeft belang bij driemaandelijkse beschikbaarheid van overheidsschuldgegevens met het oog op een adequaat toezicht op de begrotingssituatie in de lidstaten en voor economische analyses.