Gewone wetgevingsprocedure (COD)

Deze procedure is de wetgevingsprocedure die standaard van toepassing is op alle besluitvorming in de Europese Unie, tenzij in de verdragen specifiek staat dat er een andere, bijzondere wetgevingsprocedure i geldt. De procedure stond vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon i eind 2009 bekend als de medebeslissingsprocedure. Kern van de procedure is dat zowel de Raad van Ministers i als het Europees Parlement i een beslissende stem hebben in het wetgevingsproces, én dat allebei de instellingen de mogelijkheid hebben om een voorstel aan te passen.

In het kort verloopt de gewone wetgevingsprocedure als volgt: de Europese Commissie i doet een voorstel. Het Europees Parlement (EP) en de Raad van Ministers (Raad) kunnen het voorstel goedkeuren of aanpassen. Als ze het niet eens worden over de voorgestelde aanpassingen dan kunnen ze het voorstel nog een keer aanpassen. Als de Raad en het EP het dan nog niet eens zijn over het (inmiddels aangepaste) voorstel dan gaan de twee onderhandelen. Dan kunnen ze het voorstel goed- of afkeuren.

1.

Schema

gewone wetgevingsprocedure

2.

Gewone wetgevingsprocedure in detail

Stap 1: initiatief

De Europese Commissie doet een voorstel aan de Raad van Ministers en het Europees Parlement.

Stap 2: goedkeuren of aanpassen; eerste lezing

Het Europees Parlement stemt over het voorstel. Er kunnen nu twee dingen gebeuren:

  • 1. 
    het EP keurt het voorstel goed
  • 2. 
    het EP past het voorstel aan

Vervolgens gaat het - al dan niet aangepaste - voorstel naar de Raad van Ministers. Daar kunnen twee dingen gebeuren:

  • 1. 
    de Raad keurt het voorstel goed; het voorstel wordt aangenomen
  • 2. 
    de Raad past het voorstel aan. Als het Europees Parlement ook wijzigingen had voorgesteld, kan de Raad ervoor kiezen voort te bouwen op die aanpassingen, of mogelijk de aanpassingen van het EP weer te wijzigen

Stap 3: aangepast voorstel; tweede lezing

Het voorstel met de aanpassingen van de Raad van Ministers gaat naar het Europees Parlement. Dat kan vier dingen doen:

  • 1. 
    als het EP zich binnen drie (mogelijk verlengt tot vier) maanden niet uitspreekt over het voorstel van de Raad, dan is het aangenomen
  • 2. 
    het EP keurt het voorstel met alle aanpassingen goed; het voorstel is aangenomen
  • 3. 
    het EP keurt het voorstel op basis van een meerderheid van de leden i af; het voorstel is verworpen
  • 4. 
    het EP past het voorstel op basis van een meerderheid van de leden aan. Het EP kan voortbouwen op de aanpassingen van de Raad, of de aanpassingen van de Raad wijzigen

Als het Europees Parlement besluit het voorstel aan te passen, gaat het voorstel weer naar de Europese Commissie. De Commissie brengt dan advies uit over het - aangepaste - voorstel.

Na een beoordeling door de Commissie gaat het voorstel voor de tweede keer naar de Raad van Ministers. Die kan twee dingen doen:

  • 1. 
    de Raad keurt het voorstel goed; het voorstel is aangenomen. De stemwijze in de Raad hangt af van het advies van de Commissie:
  • 2. 
    de Raad keurt het voorstel af; de bemiddelingsprocedure wordt in gang gezet

Ook de Raad heeft in de tweede lezing drie (mogelijk verlengt tot vier) maanden om een besluit te nemen.

Stap 4: bemiddeling

De Raad van Ministers bleek het in een tweede lezing niet eens te zijn met sommige, of zelfs alle aanpassingen van het Europees Parlement. De Raad en het EP roepen dan een bemiddelingscomité i in het leven. De Raad, het EP en de Europese Commissie zijn in het comité vertegenwoordigd. Op basis van de voorstellen van het EP en van de Raad in de tweede lezing wordt onderhandeld over een opnieuw aangepast voorstel.

Dit voorstel moet binnen zes weken opgesteld worden. Lukt dat niet, dan is het voorstel verworpen.

Stap 5: goedkeuring; derde lezing

Het Europees Parlement én de Raad van Ministers beslissen elk apart over het voorstel van het bemiddelingscomité. Ze kunnen het voorstel alleen goed- of afkeuren, verder aanpassen is niet mogelijk.

Stemwijze

Het Europees Parlement besluit, tenzij anders staat aangegeven, met een meerderheid van de uitgebrachte stemmen i. De Raad van Ministers neemt, tenzij anders staat aangeven, besluiten met gekwalificeerde meerderheid van stemmen i.

Verplicht advies

Op een aantal voor hen relevante beleidsterreinen moeten het Comité van de Regio's i, het Economisch en Sociaal Comité i, de Europese Centrale Bank i en de Europese Rekenkamer i om advies worden gevraagd. Dit moet gebeuren vóór Raad en EP een eerste besluit nemen over een voorstel.

Noodremprocedure

Met de noodremprocedure i kan een lidstaat verzoeken het wetgevingsproces op te schorten. Het voorstel wordt dan besproken in de Europese Raad i. Deze noodrem kan alleen worden ingezet bij belangrijke voorstellen op een paar onderwerpen (sociale zekerheid, gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en strafrecht).

Uitzonderingen

Wanneer de Europese Commissie niet alleen, maar samen met de lidstaten i, het Europees Hof van Justitie i of de Europese Centrale Bank, een voorstel indient, wordt de procedure op een paar punten gewijzigd. De Raad van Ministers en het Europees Parlement moeten hun standpunt in elke stap in het proces doorgeven aan de Europese Commissie. Ook kunnen Raad en EP de Commissie bij alle stappen om advies vragen. Ten slotte mag de Commissie op elk moment in het proces een advies uitbrengen.

Het verloop van stemmingen, het aanbrengen van aanpassingen en het goed- of afkeuren van voorstellen blijft ongewijzigd.

Deze uitzondering geldt voor de volgende onderwerpen:

  • nauwere samenwerking op het gebied van strafzaken
  • administratieve samenwerking op het gebied van binnenlandse veiligheid
  • maatregelen omtrent het gebruik van de euro
  • het vaststellen van de statuten van de Europese Centrale Bank
  • het vaststellen van de statuten van het Europese Hof van Justitie en het instellen van gespecialiseerde rechtbanken

3.

Toepassing gewone wetgevingsprocedure

De gewone wetgevingsprocedure is de standaard-procedure voor besluitvorming in de Europese Unie. De procedure wordt dan ook in de meeste gevallen gebruikt. Op veel beleidsterreinen worden weliswaar ook bijzondere wetgevingsprocedures i gebruikt, maar dat betreft bijna altijd een specifieke uitzondering op de regel dat de gewone wetgevingsprocedure geldt. Algemene uitzondering op deze regel vormt het buitenlands en veiligheidsbeleid, waar de gewone wetgevingsprocedure niet gebruikt wordt.

Andere belangrijke terreinen waar deze procedure niet gebruikt wordt zijn institutionele hervormingen (bijvoorbeeld wijzigingen van de verdragen), het fiscaal beleid, een deel van het sociaal beleid en enkele onderwerpen binnen de politiële en justitiële samenwerking. Ook voor het sluiten van internationale overeenkomsten wordt een andere procedure gebruikt.

In de praktijk blijkt dat de meeste voorstellen in de eerste lezing worden goedgekeurd. Dat komt doordat er vaak al overleg gevoerd wordt tussen de Europese instellingen vóór de Europese Commissie een voorstel formeel indient.

4.

Procedure vóór inwerkingtreding Lissabon-verdrag

Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon i veranderde er weinig aan de medebeslissingsprocedure of codecisie-procedure zelf. Het verloop van de procedure is hetzelfde gebleven. Bij enkele stappen in de besluitvorming zijn de stemwijzen aangepast.

Achter de naamsverandering naar gewone wetgevingsprocedure schuilt een echter een belangrijk principe: tenzij anders vermeld staat in de verdragen besluit de EU volgens deze procedure. De verankering van de gewone wetgevingsprocedure als de standaard-procedure is nieuw.

De gewone wetgevingsprocedure geldt sinds 'Lissabon' op meer terreinen dan voorheen.

5.

Juridisch kader

De gewone wetgevingsprocedure vindt zijn basis in het Verdrag betreffende de Europese Unie i (VEU) en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie i (VwEu):

  • reikwijdte: zesde deel VwEU titel I hoofdstuk 2 eerste afdeling art. 289 i
  • procedure: zesde deel VwEU titel I hoofdstuk 2 tweede afdeling art. 294 i

6.

Meer informatie