Begrotingsprocedure (BUD)

Deze procedure is één van de bijzondere wetgevingsprocedures i die in de Europese Unie gebruikt worden. De begrotingsprocedure wordt gebruikt voor het vaststellen van de jaarlijkse begroting van de Europese Unie. Voor het vaststellen van het meerjarig financieel kader wordt de instemmingsprocedure i gebruikt. En ook voor het verlenen van kwijting over de begroting geldt een andere procedure i.

In het kort verloopt de procedure als volgt: de Europese Commissie i stelt een ontwerp-begroting op. De Raad van Ministers i (Raad) en het Europees Parlement i (EP) keuren de begroting goed of passen deze aan. Zijn de Raad en het EP het niet eens, dan gaan de twee onderhandelen. Komen zij er dan nog niet uit, dan wordt de begroting verworpen en moet de Commissie een nieuwe begroting opstellen. Daarmee begint de procedure opnieuw. Komen de onderhandelaars er wel uit maar stemt de Raad alsnog tegen, dan is het EP bepalend in het wel of niet goedkeuren van de begroting.

1.

Schema

begrotingsprocedure

2.

Begrotingsprocedure in detail

Stap 1: opstellen begroting

Alle Europese instellingen i, op de Europese Centrale Bank i na, maken een inschatting van de uitgaven die zij in het komende jaar willen doen. De Europese Commissie stelt aan de hand van al deze ramingen een ontwerp-begroting op. Daar worden ook de inkomsten in meegenomen.

Stap 2: goedkeuring of aanpassing; eerste lezing

De Raad van Ministers neemt een standpunt in over de begroting, en stuurt dat naar het Europees Parlement.

In het Europees Parlement kunnen drie dingen gebeuren:

Als het Europees Parlement besluit de begroting aan te passen, wordt het bemiddelingscomité i bijeengeroepen, tenzij de Raad van Ministers alle aanpassingen die het Europees Parlement voorstelde binnen tien dagen goedkeurt.

Stap 3: bemiddeling

In het bemiddelingscomité zitten vertegenwoordigers van de Raad, het EP en de Commissie. Op basis van de standpunten van de Raad en het EP moeten deze twee het eens worden over een opnieuw aangepaste begroting.

Deze ontwerp-begroting moet in drie weken opgesteld worden. Lukt dat niet, dan moet de Europese Commissie een geheel nieuwe begroting opstellen

Stap 4: aanneming begroting

Het Europees Parlement en de Raad beslissen elk apart over de begroting. Er kunnen vier dingen gebeuren:

  • 1. 
    het EP en de Raad nemen geen besluit; de begroting is dan aangenomen
  • 2. 
    het EP en de Raad keuren de begroting allebei goed (het EP met een meerderheid van uitgebrachte stemmen); de begroting is dan aangenomen
  • 3. 
    het EP, met een meerderheid van uitgebrachte stemmen, keurt de begroting goed, maar de Raad wijst deze af. De begroting is dan nog niet verworpen. Het EP stemt, met twee derde meerderheid van de uitgebrachte stemmen én een meerderheid van de leden i, opnieuw over iedere aanpassing die het in de eerste lezing heeft ingebracht. Het EP kan die eerdere aanpassingen opnieuw aannemen of akkoord gaan met de tekst die in het bemiddelingscomité is uitonderhandeld. Het Europees Parlement stelt zo in feite een nieuwe ontwerp-begroting op. Die ontwerp-begroting is meteen ook de aangenomen begroting.
  • 4. 
    als het EP de begroting met een meerderheid van de leden afkeurt, moet de Commissie een geheel nieuwe begroting opstellen. Het maakt in dit geval niet uit of de Raad de begroting wel of niet goedkeurt.

Stemwijze

In alle stappen van het besluitvormingsproces neemt de Raad van Ministers besluiten met gekwalificeerde meerderheid van stemmen i. De stemwijze in het Europees Parlement verschilt per stap, zoals hierboven staat beschreven.

Tijdspad procedure

Voor de hele procedure gelden strenge deadlines. De eerste ontwerp-begroting moet vóór 1 juli zijn opgesteld, en alle daaropvolgende stappen moeten binnen een bepaald aantal dagen worden genomen. Tenzij er een nieuwe begroting moet worden opgesteld, wordt de begroting uiterlijk in januari definitief vastgesteld.

3.

Toepassing begrotingsprocedure

Deze procedure is uniek voor het vaststellen van de jaarlijkse begroting. De begroting is ook het enige terrein waar het Europees Parlement een sterkere positie in de besluitvorming heeft dan de Raad van Ministers.

De bewegingsruimte bij het opstellen van de jaarlijkse begroting is beperkt. Allereerst is er het meerjarig financieel kader i waar voor een periode van zeven jaar is vastgelegd hoeveel de EU maximaal mag uitgeven, en hoe dat geld in grote lijnen wordt verdeeld onder de verschillende begrotingsposten. Daarmee samenhangend is er een 'eigen middelen-besluit' waarin is vastgelegd hoe de Europese Unie aan het geld komt.

4.

Procedure vóór inwerkingtreding Lissabon-verdrag

Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon i is er het nodige in de begrotingsprocedure aangepast. Zo kende de procedure voorheen geen onderhandelingen tussen Raad en EP. In plaats daarvan kende de procedure een extra lezing van zowel de Raad als het EP. Ook was het recht van amendement van het EP verbonden aan een aantal voorwaarden. De belangrijkste daarvan was dat het EP de totale begroting niet mocht laten stijgen. Die voorwaarden zijn geschrapt.

Een ander belangrijk verschil is de reikwijdte van de begrotingsprocedure. Vóór Lissabon werd er onderscheid gemaakt tussen de verplichte en de niet-verplichte uitgaven. Over de verplichte uitgaven (daaronder vielen onder andere de landbouwuitgaven en uitgaven die verband hielden met internationale overeenkomsten) had het Europees Parlement geen beslissingsbevoegdheid. Sinds 'Lissabon' heeft het EP medebeslissingsbevoegdheid over de gehele begroting.

5.

Juridisch kader

De begrotingsprocedure vindt zijn basis in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie i.

  • Vaststellen jaarlijkse begroting: zesde deel VwEU titel II hoofdstuk 3 art. 314 i

6.

Meer informatie